ECLI:NL:RBNNE:2019:1001

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
C/18/176827 / HA ZA 17-136
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op het recht op eerbiediging van het gezinsleven en omgangsregeling tussen moeder en meerderjarige zoon

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, staat de vraag centraal of de vader en de stiefvader, die als curatoren optreden, inbreuk maken op het recht van de moeder op eerbiediging van het gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De moeder verzoekt om contactherstel met haar meerderjarige zoon, die lijdt aan een ernstige stofwisselingsziekte, en stelt dat de curatoren haar niet toestaan om omgang te hebben met hem. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis geoordeeld dat de moeder mogelijk een onjuiste opvatting heeft over haar rechten en de rol van de curatoren. De rechtbank benoemt een deskundige om de situatie van de zoon te beoordelen en om te bepalen of contact met de moeder verantwoord is. De deskundige concludeert dat contact mogelijk is, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, zoals het contact in een vertrouwde omgeving van de zoon en onder begeleiding van vertrouwde personen. De moeder kan zich echter niet vinden in deze voorwaarden en stelt dat ze niet in staat is om aan deze voorwaarden te voldoen. De vader en de stiefvader zijn van mening dat contact met de moeder schadelijk kan zijn voor de zoon. Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van de moeder af, omdat zij zich niet neerlegt bij de voorwaarden die door de deskundige zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat de curatoren niet onrechtmatig handelen en dat de moeder geen juridische grondslag heeft voor haar vorderingen. De kosten van het deskundigenbericht worden tussen partijen verdeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/176827 / HA ZA 17-136
Vonnis van 13 maart 2019
in de zaak van
[eiseres],
die woont in Groningen,
eiseres,
advocaat: mr. C. Heijs, die kantoor houdt in Groningen,
en

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
die beiden wonen in Groningen,
gedaagden,
advocaat: mr. F.B. Flooren, die kantoor houdt in Groningen.
Partijen hierna de moeder, de vader en de stiefvader genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 januari 2018;
  • het deskundigenrapport van 28 september 2018;
  • de conclusie na deskundigenonderzoek van de moeder van 17 december 2018;
  • de akte van uitlating na deskundigenonderzoek van de vader en de stiefvader van 17 december 2018;
  • de brief van de vader en de stiefvader van 4 februari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven, om de vraag of de vader en de stiefvader - al dan niet in hoedanigheid van curator - gehouden zijn mee te werken aan contactherstel en omgang tussen de moeder en [meerderjarige zoon] , de meerderjarige zoon van de moeder en de vader. Ook is tussen partijen in geschil of de vader en de stiefvader gehouden zijn informatie over hem te verstrekken en de vader en de stiefvader als curatoren de moeder bij bepaalde beslissingen over [meerderjarige zoon] moeten consulteren.
2.2.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 22 november 2017 voorshands geoordeeld dat de stellingen van moeder lijken te zijn gegrond op een onjuiste opvatting over de inhoud van het in art. 8 EVRM geborgde recht op eerbiediging van het gezinsleven en voorts op een onjuiste rechtsopvatting over de taak van een curator. De rechtbank heeft echter niet in lijn met dat oordeel de zaak afgedaan door de vorderingen van de moeder direct af te wijzen. Daarvoor was redengevend dat tijdens de comparitie van partijen aan de orde is gekomen dat wat verder ook zij van de vraag of in juridische zin de moeder de door haar ingeroepen rechten heeft en de vraag of die rechten door de vader en de partner worden verkort, het passend en geboden is om tegen de achtergrond van de beperkte levensverwachting van [meerderjarige zoon] te onderzoeken of de moeder in de gelegenheid kan worden gesteld om - al is dat mogelijk maar eenmalig - met [meerderjarige zoon] contact te hebben.
2.3.
Dat dit contact(herstel) niet vanzelfsprekend is, hangt samen met de persoonlijke en medische omstandigheden van [meerderjarige zoon] en de psychiatrische en/of persoonlijkheidsproblematiek van de moeder.
2.4.
[meerderjarige zoon] heeft een ernstige aangeboren stofwisselingziekte die een progressieve achteruitgang laat zien met uiteenlopende, sterk invaliderende lichamelijke gevolgen, mentale retardatie en gedragsverandering. De gevolgen van de ziekte kunnen op zichzelf genomen een contra-indicatie vormen voor contact(herstel) met de moeder, waarmee [meerderjarige zoon] al sinds 2013 geen enkel contact meer heeft gehad.
2.5.
De rechtbank overwoog in dit verband in haar tussenvonnis van 22 november 2017, samengevat weergegeven, dat contact met de moeder voor [meerderjarige zoon] ingrijpend is, omdat dit als gevolg van zijn ziekte kan leiden tot een toename van stress, spanning en gedragsproblemen. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat de moeder [meerderjarige zoon] al jaren niet heeft gezien. De rechtbank overwoog in dit verband ook dat de moeder, hoewel zij beschikt over de informatie over de ziekte en de gevolgen daarvan bij [meerderjarige zoon] , geen reële verwachtingen koestert ten aanzien van contactherstel, een mogelijke invulling van een moederrol en dat wat de moeder verwacht van contactherstel niet goed verenigbaar lijkt te zijn met de toestand waarin [meerderjarige zoon] feitelijk verkeert. De rechtbank heeft betekenis toegekend een de beschikbaar gekomen medische informatie over de moeder. Daaruit kan worden afgeleid dat zij kwetsbaar is voor psychoses en depressies en dat zij met perioden in meer of mindere mate wordt gehinderd in het functioneren en dat door adequaat ingrijpen en het nemen van maatregelen een decompensatie beperkt kan blijven in duur en ernst, maar niet kan worden voorkomen. Het was de rechtbank - gelet op de psychiatrische voorgeschiedenis van de moeder - niet duidelijk wat zij aankan, of met haar afspraken kunnen worden gemaakt en zij naar die afspraken kan handelen.
2.6.
Tegen deze achtergrond is tijdens de comparitie besproken en in het vonnis van 22 november 2017 aan de orde gesteld of contactherstel voor [meerderjarige zoon] een te ingrijpende gebeurtenis is, die vanwege de mogelijke gevolgen daarvan moet worden vermeden. De rechtbank heeft, om hierover duidelijkheid te krijgen, in samenspraak met partijen, dr. [algemeen kinderarts] , algemeen kinderarts in het UMCG en KinderThuisZorg, als deskundige benoemd. De deskundige heeft onderzoek verricht en naar aanleiding daarvan gerapporteerd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich over het deskundigenrapport uit te laten en hebben dat ook gedaan.
2.7.
Aan de deskundige zijn de navolgende vragen gesteld:
1. kunt u aan de hand van een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van [meerderjarige zoon] en zo nodig eigen onderzoek, een inschatting geven van de belastbaarheid en weerbaarheid van [meerderjarige zoon] en de impact die contact met de moeder voor [meerderjarige zoon] met zich brengt?
2. is het vanuit uw vakgebied bezien verantwoord om contact met de moeder - zo mogelijk maar eenmalig - te laten plaatsvinden, mede gelet op de in deze procedure beschikbaar gekomen informatie over de kwetsbaarheid van de moeder voor psychoses en wat daarover in het vonnis van 22 november 2017 in rov. 4.12 is overwogen?
3. welke bevindingen acht u overigens voor de beoordeling door de rechtbank van belang?
2.8.
De deskundige heeft, samengevat weergegeven en voor zover hier van belang, de navolgende bevindingen in zijn rapport neergelegd. [meerderjarige zoon] is nu 21 jaar oud. De progressie van zijn ziekte zet zich langzaam door, ondanks de wekelijkse intraveneuze enzymtherapie via een Port-a-Cath. De lichamelijke en geestelijke toestand van [meerderjarige zoon] wisselt van dag tot dag, maar over de jaren heen is een duidelijke achteruitgang te zien. Zijn levensverwachting is moeilijk in te schatten. Op dit moment zijn er geen tekenen die wijzen op het mogelijke overlijden binnen een afzienbare termijn, maar een ernstige luchtweginfectie zou bijvoorbeeld zomaar kunnen leiden tot overlijden op een kortere termijn. Volgens de deskundige is [meerderjarige zoon] erg gebaat bij rust, regelmaat en voorspelbaarheid. Hij wordt angstig van voor hem onvoorspelbare zaken zoals lawaai, onverwachte bewegingen en plotse aandacht. Hij trekt zich dan terug bij de vader of de stiefvader of wordt bozig en opstandig, wat zich uit in stompen, dingen stuk maken, meer claimen en slechter in- en doorslapen. De deskundige stelt dat hij na bestudering van de door de rechtbank aangeleverde stukken, een beknopte literatuurstudie naar de ziekte van [meerderjarige zoon] , een gesprek met de vader en de stiefvader en onderzoek en observatie van [meerderjarige zoon] , de vragen van de rechtbank als volgt kan beantwoorden.
2.9.
Wat betreft de onder 1. gestelde vraag, stelt de deskundige dat [meerderjarige zoon] zijn moeder al jaren niet meer gezien. Het is volgens de deskundige zeer waarschijnlijk dat [meerderjarige zoon] ook daadwerkelijk geen herinneringen meer aan haar zal hebben, gezien zijn verstandelijke vermogens. Het contact met de moeder zal voor hem dus niet anders zijn dan met een andere, voor hem onbekend persoon. Op basis van [meerderjarige zoon] zijn reactie op het thuisbezoek, komt de deskundige tot het oordeel dat [meerderjarige zoon] , op dit ogenblik, voldoende belastbaar en weerbaar is tot contact met een voor hem onbekend persoon, dus ook met zijn moeder, zij het onder de navolgende voorwaarden:
het contact moet plaatsvinden in de eigen, vertrouwde omgeving van [meerderjarige zoon] , dat wil zeggen in zijn kamer aan de [straatnaam] , en op een moment van de dag dat past in zijn vaste dagschema,
het contact moet plaatsvinden in het bijzijn van tenminste één voor [meerderjarige zoon] vertrouwd persoon, dat wil zeggen de vader of de stiefvader,
het aantal in de kamer aanwezige personen moet gemaximaliseerd worden tot vijf, inclusief [meerderjarige zoon] zelf, waarbij de communicatie met [meerderjarige zoon] voornamelijk bij twee personen ligt, waarvan één de moeder is,
tijdens het contact moet er sprake zijn van een losse, spelenderwijze, rustige en intermitterende manier van communicatie met [meerderjarige zoon] , waarbij de intentie tot - en wijze van communicatie steeds bij [meerderjarige zoon] moet liggen en hij zich makkelijk uit het moment moet kunnen terugtrekken, en
de contactduur moet worden beperkt tot 60 minuten.
2.10.
De deskundige merkt in dit verband op dat het ziektebeloop van [meerderjarige zoon] progressief is, wat met zich brengt dat een nieuwe beoordeling van zijn belastbaarheid en weerbaarheid bij een grote verandering in het ziektebeloop nodig zijn.
2.11.
Met betrekking tot de onder 2. gestelde vraag, stelt de deskundige dat contact tussen de moeder en [meerderjarige zoon] verantwoord is, mits de moeder zich houdt aan de hiervoor beschreven voorwaarden. De "regie" moet volgens de deskundige tijdens het contact in handen van [meerderjarige zoon] blijven. De deskundige weet niet of de moeder hiertoe in staat is en merkt op dat het niet aan hem is om dit te beoordelen. Gezien haar voorgeschiedenis acht de deskundige een beoordeling door een gedragswetenschapper van de actuele psychische toestand van de moeder noodzakelijk. Afhankelijk van het beloop tijdens een eerste contact, de reacties van [meerderjarige zoon] tijdens dit contact en de uren en dag(en) daarna, kan volgens de deskundige besloten worden tot herhaling van het contact.
2.12.
De moeder kan zich met het deskundigenrapport niet verenigen en werpt daartegen, samengevat weergegeven, de volgende bezwaren op. De moeder stelt dat zij niet aan de onder a. en b. genoemde voorwaarden kan voldoen. Zij voert aan dat zij met de vader in het verleden een vechtrelatie heeft gehad en dat zij in die relatie is mishandeld. De moeder stelt dat zij daardoor kampt met een huwelijkstrauma en PTSS. Contact tussen moeder en [meerderjarige zoon] in de woning van de vader en in aanwezigheid van de vader of de stiefvader vraagt te veel van haar. De moeder stelt daarom voor contact te leggen met [meerderjarige zoon] via Skype, zonder dat de vader of de stiefvader daarbij aanwezig zijn. De moeder meent dat een andere mogelijkheid is dat [meerderjarige zoon] naar een andere veilige omgeving wordt overgebracht in aanwezigheid van een voor hem veilige derde persoon, maar niet de vader of de stiefvader. De moeder voert verder aan dat zij maar een eenmalig telefonisch contact heeft gehad met de deskundige en dat dit geen inhoudelijk contact is geweest. De moeder stelt dat zij daarom niet heeft kunnen reageren op wat de vader en de stiefvader aan de deskundige hebben verteld. Volgens de moeder is daarom het beginsel van hoor en wederhoor onvoldoende in acht genomen. De moeder stelt dat als de voorwaarden genoemd onder a. en b. op de door de moeder verzochte wijze kunnen worden aangepast, de rechtbank de heer drs. [deskundige] als deskundige moet benoemen ter beantwoording van de in rov. 4.18. van het tussenvonnis van 22 november 2017 gestelde vragen.
2.13.
De vader en de stiefvader brengen naar aanleiding van de deskundigenrapportage het volgende, samengevat weergegeven, naar voren. Volgens de vader en de stiefvader laten psychologische testen die zijn afgenomen in het ziekenhuis, duidelijk zien dat ieder contact voor [meerderjarige zoon] met onbekende mensen kan leiden tot een toename van stress en spanning. De vader en de stiefvader voeren verder aan dat zij zich niet kunnen vinden in het door de deskundige, onder voorwaarden voorgestelde contact tussen [meerderjarige zoon] en de moeder. Het is volgens de vader en de stiefvader de wereld op zijn kop dat de moeder [meerderjarige zoon] eenmalig zou kunnen bezoeken voordat zij door een psychiater wordt onderzocht. De vader en de stiefvader zijn dan ook van mening dat de moeder door een onafhankelijk persoon moet worden onderzocht en niet voor een dergelijk onderzoek, ook al zou dat contact maar eenmalig zijn, contact kan hebben met [meerderjarige zoon] . In het verleden is meermalen getracht contactmomenten op te zetten maar dit heeft nimmer goed uitgepakt.
2.14.
Te beoordelen staat welke betekenis toekomt aan het deskundigenrapport in het licht van de bezwaren die daartegen zijn ingebracht.
2.15.
Bij de beoordeling van die bezwaren stelt de rechtbank voorop dat de rechter bij beantwoording van de vraag of hij de conclusies waartoe een deskundige in zijn rapport is gekomen in zijn beslissing zal volgen, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking dient te nemen en dat hij op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang dient te toetsen of er aanleiding is van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken (HR 19 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5172, rov. 3.6.).
2.16.
Als in een procedure een deskundige wordt benoemd, dient de rechtbank in beginsel uit te gaan van de deskundigheid waarover die door de rechtbank in samenspraak met partijen benoemde deskundige geacht wordt te beschikken. In beginsel, omdat de conclusies zoals die in een deskundigenrapport zijn opgenomen door partijen in twijfel kunnen worden getrokken, met name wanneer partijen als bezwaar inbrengen dat het deskundigenrapport voor wat betreft de wijze waarop het tot stand is gekomen dan wel inhoudelijk, zodanig ondeugdelijk is dat de rechtbank in redelijkheid daarvan niet bij de beoordeling van het geschil mag uitgaan.
2.17.
Daarbij is een gezichtspunt dat een zodanig geval zich in het algemeen eerst zal voordoen als door een andere deskundige ter zake dienende bezwaren tegen het onderzoek of de inhoud van het deskundigenrapport worden geuit.
2.18.
In het voorgaande ligt besloten dat bezwaren van partijen voor zover die niet anders zijn onderbouwd dan met hun eigen stellingen en die neerkomen op een weergave van de eigen visie en opvattingen, zich in het algemeen niet snel zullen kunnen vertalen in relevante argumenten om geen of geen volledige waarde aan het deskundigenrapport toe te kennen en bijvoorbeeld opnieuw een deskundige te benoemen of om bepaalde conclusies van de deskundige niet over te nemen. De rechtbank neemt dit tot uitgangspunt bij de beoordeling van bezwaren die tegen de wijze waarop het deskundigenrapport of de inhoud ervan zijn opgeworpen.
2.19.
Uit het rapport van de deskundige blijkt dat hij de vragen van de rechtbank heeft beantwoord op basis van bestudering van de door de rechtbank aangeleverde stukken, een beknopte literatuurstudie, een gesprek met de vader en de stiefvader en eigen onderzoek/observatie van [meerderjarige zoon] . Dat de deskundige gesproken heeft met de vader en de stiefvader en niet inhoudelijk met de moeder, ligt in het licht van de concrete feiten en omstandigheden zoals de deskundige die in zijn rapport benoemt, voor de hand. Uit de niet weersproken bevindingen van de deskundige blijkt dat [meerderjarige zoon] 24 uur per dag, zeven dagen per week, voor zijn complete, dagelijkse (ver)zorg(ing) afhankelijk van anderen en dat de vader of de stiefvader altijd in zijn nabijheid zijn. De deskundige vermeldt dat [meerderjarige zoon] nooit zonder vader of de stiefvader is, juist ook omdat [meerderjarige zoon] niet meer talig is en de vader en de stiefvader hem kunnen "lezen" en zijn non-verbale communicatie kunnen interpreteren. Ook rapporteert de deskundige dat [meerderjarige zoon] communiceert door middel van geluiden en primitieve gebaren en dat hij waarschijnlijk een aantal personen, in ieder geval zijn vader en de stiefvader herkent, bij wie hij veiligheid zoekt. Dat de deskundige ter beantwoording van de vragen die de rechtbank heeft gesteld, heeft gesproken met de vader en de stiefvader, maar niet met de moeder die al sinds 2013 en dus al jarenlang geen contact met [meerderjarige zoon] heeft gehad, levert geen tekortkoming op. De moeder is bovendien in de gelegenheid gesteld om in deze procedure op het deskundigenrapport te reageren.
2.20.
De moeder heeft verder bezwaren getuit tegen de voorwaarden die volgens de deskundige moeten worden nageleefd bij een contact(herstel). De moeder heeft haar bezwaren niet anders onderbouwd dan met haar eigen visies en opvattingen. Dat klemt, omdat de door de deskundige gestelde voorwaarden worden gedragen door zijn bevindingen als deskundige. De deskundige overweegt dat [meerderjarige zoon] erg gebaat is bij rust-regelmaat-voorspelbaarheid, dat hij angstig wordt, bijvoorbeeld bij lawaai onverwachte bewegingen en aandacht, dat hij zich dan terugtrekt bij de vader of de stiefvader, of (meestal later) bozig en opstandig wordt, wat zich uit in stompen, dingen stuk maken, meer claimen en slechter in- en doorslapen. De deskundige kan zich hierbij baseren op wat de vader en de stiefvader hem hebben verteld, en op zijn eigen onderzoek, waarvan hij uitvoerig verslag doet en waarin deze aspecten terugkeren. De rechtbank constateert dat de bevindingen van de deskundige ook aansluiten bij de algemene informatie die de deskundige geeft over de symptomen van de ziekte van [meerderjarige zoon] en de psychiatrische toestandsbeelden die als gevolg van de ziekte een breed spectrum aan stoornissen met zich kan brengen. De deskundige noemt een autismespectrumstoornis, een stemmingsstoornis, een angststoornis, een psychotische stoornis, of een combinatie van deze stoornissen.
2.21.
Uit het voorgaande volgt dat de moeder geen bezwaren heeft gemaakt die ertoe kunnen leiden dat de rechtbank de conclusies van de deskundige en de door hem genoemde voorwaarden voor contact(herstel) niet kan volgen.
2.22.
De bezwaren van de vader en de stiefvader berusten naar het oordeel van de rechtbank op een onjuiste lezing van het deskundigenrapport en op die onjuiste lezing gebaseerde aannames. De deskundige heeft in zijn rapport neergelegd:
" [meerderjarige zoon] heeft zijn moeder al jaren niet meer gezien. Zijn verstandelijke vermogens maken dat hij zeer waarschijnlijk ook geen daadwerkelijke herinneringen aan haar zal hebben. De gebruikelijke cognities en gedragingen in een moeder-kind relatie snapt hij niet (meer). Het contact met de moeder zal voor hem dus niet anders zijn dan met ieder ander voor hem onbekend persoon".
2.23.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet worden afgeleid dat de deskundige miskent dat contact met onbekende personen voor [meerderjarige zoon] belastend is. Het is juist vanwege die belasting dat de deskundige voorwaarden stelt aan dat contact.
2.24.
De vader en stiefvader voeren verder aan, samengevat weergeven, dat de moeder door een deskundige moet worden onderzocht voordat contact plaatsvindt, ook al zou dat contact maar eenmalig zijn. De deskundige heeft hierover in zijn rapport neergelegd:
Indien moeder zich in de in antwoord 1 beschreven voorwaarden kan vinden en hiernaar kan handelen, is een contact met de moeder verantwoord. Belangrijk is dat de moeder in het contact in staat is de "regie" bij [meerderjarige zoon] te houden (voorwaarde d.) en het contact in alle rust weet te laten verlopen. Of zij hiertoe in staat is, is niet aan mij te beoordelen. Gezien haar voorgeschiedenis lijkt mij een beoordeling door een gedragswetenschapper van haar actuele psychische toestand noodzakelijk om hierover een inschatting te verkrijgen.
2.25.
Daarmee komt de deskundige tot geen ander inzicht dan de vader, de stiefvader en de rechtbank die in rov. 4.18. van het vonnis van 22 november 2017 heeft overwogen, samengevat weergegeven, dat als de belangen van [meerderjarige zoon] zich niet verzetten tegen een - mogelijk eenmalig contact - als tweede deskundige een psychiater moet worden benoemd, zodat de in die rechtsoverweging bedoelde risico's kunnen worden beoordeeld.
2.26.
Gelet op het voorgaande vertaalt wat de vader en de stiefvader ten aanzien van het deskundigenrapport stellen zich evenmin in een relevant argumenten om de conclusies van de deskundige en de voorwaarden die hij voor een contact(herstel) noodzakelijk acht, niet te volgen.
2.27.
De rechtbank neemt daarom de conclusies en voorwaarden van de deskundige over en maakt die tot de hare.
2.28.
Dit betekent dat een contact(herstel) pas in beeld kan komen als de moeder zich neerlegt bij de door de deskundige geformuleerde voorwaarden, waaronder de voorwaarden dat contact moet plaatsvinden in de voor [meerderjarige zoon] eigen vertrouwde omgeving, dat wil zeggen in zijn kamer aan de [straatnaam] en op een moment van de dag dat past in zijn vaste dagschema en in bijzijn van tenminste een van voor [meerderjarige zoon] vertrouwd persoon, dat wil zeggen de vader of de stiefvader.
2.29.
De moeder legt zich echter niet neer bij die voorwaarden. Dit brengt met zich dat een onderzoek door een psychiater dat erop gericht zou zijn om vast te stellen of de moeder naar de voorwaarden kan handelen, niet meer van belang is.
2.30.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij de zaak heeft beoordeeld op een deskundigenrapport waarin is opgenomen:
Het ziektebeloop van [meerderjarige zoon] is progressief. Dit maakt dat op termijn, dat wil zeggen over maximaal 2 jaar, en eerder bij grote verandering in het ziektebeloop, een hernieuwde beoordeling van zijn belastbaarheid en weerbaarheid nodig kan zijn.
2.31.
De rechtbank slaat in dit verband acht op de brief van de vader en de stiefvader van 4 februari 2019, hoewel die brief niet op de wijze als strikt genomen is vereist in het geding is gebracht. De rechtbank heeft echter kennis genomen van de brief en wil de inhoud van die brief hier bespreken.
2.32.
In die brief wordt informatie gegeven over een grote verandering in het ziektebeloop van [meerderjarige zoon] . [meerderjarige zoon] is in het ziekenhuis in Rotterdam opgenomen vanwege een ernstig probleem met slikken en bij hem is met spoed een zogeheten PEG-sonde aangebracht, wat met zich brengt dat [meerderjarige zoon] niet meer normaal zal kunnen eten en drinken en om de twee uur moet worden gevoed. Het is daarom de vraag in hoeverre een hernieuwde beoordeling door de deskundige nodig is. De rechtbank acht die hernieuwde beoordeling niet nodig. Daarvoor is redengevend dat de moeder zich niet neerlegt bij de voorwaarden die de deskundige nodig acht uitgaande van een gunstiger toestandsbeeld van [meerderjarige zoon] dan thans aan de orde is.
2.33.
Een en ander brengt de rechtbank tot het volgende.
2.34.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 22 november 2017 uitvoerig overwogen waarom zij tot het voorshandse oordeel komt dat de vader en de stiefvader (al dan niet in hun hoedanigheid van curator van [meerderjarige zoon] ) niet jegens de moeder onrechtmatig handelen. In de loop van de procedure heeft de moeder niet alsnog stellingen ingenomen die de rechtbank tot andere inzichten zouden kunnen brengen. Naar het oordeel van de rechtbank rusten de vorderingen van de moeder daarom nog steeds op een juridische grondslag die de vorderingen niet kunnen dragen. Op grond van wat in het tussenvonnis van 22 november 2017 daarover is overwogen, wijst de rechtbank de vorderingen van de moeder thans alsnog af.
2.35.
Voor zover in weerwil van wat de rechtbank in voormeld tussenvonnis heeft overwogen over het ontbreken van een juridische grondslag anders kan worden geoordeeld, dan zou dat de moeder niet kunnen baten. Dat geen contact(herstel) plaatsvindt komt niet voort uit (onredelijke) onwil van de vader en de stiefvader. De vader en de stiefvader wijzen contactherstel niet af en zij geven ook periodiek informatie aan de moeder over [meerderjarige zoon] , maar zij komen in overeenstemming met hun wettelijke taak als curator in redelijkheid op voor de belangen van [meerderjarige zoon] . Dat geen contact(herstel) plaatsvindt, komt louter voort uit de omstandigheid dat de moeder zich niet neerlegt bij de door een deskundige voor contact(herstel) noodzakelijk geachte voorwaarden en voor dat contactherstel eigen voorwaarden formuleert die zich niet verhouden met datgene wat de deskundige in het belang van [meerderjarige zoon] noodzakelijk acht. Zou al een dragende juridische grondslag aan de vorderingen zijn gegeven, dan brengt het voorgaande met zich dat de vorderingen van de moeder ook hadden moeten worden afgewezen.
2.36.
De rechtbank zal de vorderingen afwijzen en de kosten van de deskundige tussen partijen verdelen, in die zin dat de vader en de stiefvader de helft van de kosten voor hun rekening nemen en de moeder de andere helft. De kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige in zijn brief van 28 september 2018 aan de rechtbank verzonden brief begrote bedrag ter grootte van € 700,--. De vader en de stiefvader hebben aan de rechtbank een voorschot ter grootte van € 1120,-- betaald. Dit betekent dat aan door de griffier een bedrag van € 420,00 moet worden gerestitueerd. De rechtbank zal de moeder veroordelen om haar helft aan de vader en de stiefvader € 350,-- te betalen, omdat de vader en de stiefvader de volledige kosten bij voorschot hebben voldaan. Voor het overige ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat ieder van partijen zijn of haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
1. wijst de vorderingen af,
2. bepaalt dat ieder van partijen de helft van de kosten van het deskundigenbericht moeten betalen,
3. veroordeelt de moeder om € 350,00 aan de vader en de stiefvader te betalen en compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt,
4. verklaart dit vonnis ten aanzien beslissing over de kosten van de deskundige uitvoerbaar bij voorraad,
5. wijst af wat ten aanzien van de (proces)kosten meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.