ECLI:NL:RBNNE:2019:1958

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
18/930182-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en beschadiging in asielzoekerscentrum

Op 9 mei 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 8 november 2018 brand heeft gesticht in zijn kamer op de Extra Beveiligde Toezichtlocatie (EBTL) van het asielzoekerscentrum in Hoogeveen. De verdachte, die eerder was overgeplaatst vanuit een asielzoekerscentrum in Delfzijl, had na aankomst op de EBTL verzocht om het medicijn Lyrica, dat ook als genotsmiddel wordt gebruikt. Toen dit verzoek werd afgewezen, reageerde de verdachte boos en stichtte hij brand door gordijnen en lakens op een stapel te leggen en deze in brand te steken. De deur van zijn kamer werd gebarricadeerd, waardoor het personeel moeite had om de brand te blussen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners met zich meebracht. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan zowel brandstichting als het opzettelijk beschadigen van goederen die toebehoren aan de EBTL. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte blijk gaf van spijt en zijn middelenmisbruik had gestaakt.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig hebben gewogen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, afgewezen en een lagere straf opgelegd, maar benadrukte de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930182-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ([geboorteplaats]),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2019 en 25 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van 't Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 november 2018 te Hoogeveen opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van de EBTL/het AZC aan/nabij de Kinholtsweg, door in die kamer vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met een hoeveelheid textiel, althans door op enige wijze vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met enig in die kamer aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan dat textiel/brandbaar materiaal geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer belendende/andere kamers/ruimten in die EBTL/dat AZC en/of voor de daarin aanwezige
inboedel/goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk voor een of meer in die belendende/andere kamer(s)/ruimte(n) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 08 november 2018 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk gordijnen en/of beddengoed, althans textiel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de EBTL/het AZC te Hoogeveen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de beoordeling van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde zoals hierna weergegeven wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 8 november 2018 was ik in het AZC en het was toen mijn bedoeling om een laken in brand te steken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018295445 d.d. 11 november 2018, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Ik ben werkzaam bij het EBTL, onderdeel van het AZC in Hoogeveen. [verdachte] verblijft sinds 8 november 2018 in het EBTL. Hij verblijft op kamer 141, op de eerste etage. Op 8 november 2018 omstreeks 23.15 uur hadden wij een gesprek door middel van een tolk met [verdachte]. Dit gesprek ging over medicatie die [verdachte] wilde hebben, maar niet kreeg. [verdachte] was het volgens mij niet eens met de boodschap die hij kreeg. Hij liep weg en hij zei toen nog iets. De tolk heeft dit vertaald als: ik ga iets doen. Ik zag dat [verdachte] naar zijn kamer liep.
Toen ik daarna buiten stond te roken hoorde ik glasgerinkel uit de kamer van [verdachte]. Hierop ben ik samen met mijn collega’s naar de kamer van [verdachte] gegaan. Toen wij de deur wilden openen voelde ik dat de deur niet open kon. Hierop is de deur geforceerd. Bij binnenkomst in de kamer zag ik dat [verdachte] de deur gebarricadeerd had met meubels uit zijn kamer. Tevens zag ik dan het grote raam in zijn kamer kapot was. Ik zag dat er rookontwikkeling was in de kamer op het bed. Ik zag dat [verdachte] op zijn bed een hoop had gemaakt met gordijnen en beddengoed. De gordijnen heeft hij van de muur afgehaald en op zijn bed gelegd, samen met kleding, handdoeken en beddengoed, om dit vervolgens daar aan te steken. Ik zag dat er een roze aansteker op een paar meter van de brand op een bureau lag. Ik heb samen met mijn collega’s [verdachte] uit de kamer gehaald in verband met de rookontwikkeling.
De goederen die in de brand zijn gestoken, zijn een jas van hemzelf, maar ook een laken, gordijnen, dekens, een handdoek en een kussensloop die eigendom van het EBTL zijn. Door het aansteken van de brand hebben goederen en personen in het EBTL gevaar gelopen. Het betreft een AZC met allemaal kleine ruimtes met veel bewoners. In alle kamers zitten brandbare materialen zoals beddengoed en gordijnen, als de volledige kamer vlam gevat zou hebben kon dit gemakkelijk overslaan naar andere kamers waar bewoners aanwezig zijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 november 2018, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Op 8 november 2018 was ik op de EBTL van het asielzoekerscentrum aan de Kinholtsweg te Hoogeveen. Ik werk daar, en mijn dienst begon om 23.00 uur. Ik ben samen met collega's naar de kamer van [verdachte] gegaan. Ik zag dat collega’s de deur naar de kamer van [verdachte] niet open konden krijgen omdat deze gebarricadeerd was. Ik zag dat de deur vervolgens geforceerd werd door deze open te beuken met de schouders. We gingen vervolgens de kamer binnen. Ik zag dat er een brand woedde op het bed van [verdachte]. Ik zag dat er op het bed een stapel was gemaakt van gordijnen, dekens en kleding. Ik zag dat tegen deze stapel twee kussens waren geplaatst die nog niet brandden. Ik zag dat de vlammen vanaf het bed tot heuphoogte kwamen en dat er rook in de kamer stond. Ik zag dat collega [naam 1] iets over de stapel heen gooide om het vuur te doven, en ik zag dat collega [naam 2] aankwam met een brandslang waarna ook hiermee geblust werd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 9 november 2018, bekeek ik, hoofdagent in dienst van politie Noord Nederland, beelden welke gemaakt zijn op de EBTL van het asielzoekerscentrum aan de Kinholtsweg te Hoogeveen. Ik zag dat deze beelden gemaakt zijn op 8 november 2018, omstreeks 23.28 uur.
Ik zag om 23.28.41 uur een persoon het beeld in komen lopen naar wie later verdachte [verdachte] bleek te zijn. Ik zag dat [verdachte] de deur opendeed om naar binnen te gaan. Ik zag op het tijdstip 23.32.35 uur een persoon wiens identiteit mij onbekend is in beeld komen. Ik zag dat deze man de kamer binnenging die [verdachte] even daarvoor was binnengegaan. Ik zag op het tijdstip 23.34.38 uur de eerdergenoemde man wiens identiteit mij onbekend is de kamer weer uitlopen.
Ik zag op het tijdstip 23.34.25 uur personeel van het EBTL in beeld verschijnen. Ik zag dat het personeel samen met de man wiens identiteit mij onbekend is en die ik eerder omschreven heb, in de richting van de kamer lopen waar [verdachte] zich bevond. Ik zag dat het personeel de kamer opende en vervolgens de kamer binnenging. Ik zag dat één personeelslid in de deuropening bleef staan en dat een ander personeelslid hem de brandslang aangaf.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 november 2018 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn kamer op de Extra Beveiligde Toezichtlocatie (EBTL) van het AZC in Hoogeveen. Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op zijn bed een stapel heeft gemaakt van onder meer gordijnen en lakens, en dat hij deze stapel in brand heeft gestoken. Verdachte heeft bovendien de deur van zijn kamer gebarricadeerd, waardoor de toegang tot zijn kamer en daarmee het ontdekken en het blussen van de brand belemmerd werd. Door de brand zijn de levens van degenen die aanwezig waren in de nabijgelegen ruimten, in gevaar gebracht, en is ook gemeen gevaar voor goederen ontstaan. Gelet op de inrichting van de kamers op de EBTL en het nachtelijke uur waarop de brand gesticht werd, was dit levensgevaar en dit gemeen gevaar voor goederen ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Met zijn handelwijze heeft verdachte verder opzettelijk en wederrechtelijk gordijnen en beddengoed van de EBTL beschadigd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 november 2018 te Hoogeveen opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van de EBTL van het AZC aan de Kinholtsweg, door in die kamer vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid textiel ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer belendende ruimten in die EBTL van het AZC en voor de daarin aanwezige goederen, en levensgevaar voor in die belendende ruimten aanwezige personen, te duchten was;
2.
hij op 8 november 2018 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk gordijnen en beddengoed, toebehorende aan de EBTL van het AZC te Hoogeveen, heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
1. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 8 november 2018 vanuit het asielzoekerscentrum in Delfzijl overgeplaatst naar de Extra Beveiligde Toezichtlocatie (EBTL) van het asielzoekerscentrum in Hoogeveen. Na aankomst op de EBTL heeft verdachte verzocht om verstrekking van Lyrica, een medicijn dat ook gebruikt wordt als genotsmiddel. Een medewerker van de EBTL kreeg van verslavingszorg het bericht dat dit middel op dat moment niet afgegeven kon worden, en de medewerker heeft dat ook aan verdachte meegedeeld. Daarop is verdachte boos geworden en heeft hij in zijn kamer brand gesticht door onder meer gordijnen en lakens op een stapel te leggen en in brand te steken. Verdachte heeft daarbij de deur van zijn kamer gebarricadeerd, waardoor het ontdekken en het blussen van de brand belemmerd werd. Door op deze wijze kort voor middernacht brand te stichten in een gebouw waarin ook anderen wonen en werken, heeft verdachte een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Het is aan het snelle ingrijpen van de medewerkers van de EBTL te danken dat de brand in een relatief vroeg stadium ontdekt is en dat de brand snel geblust kon worden.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte er blijk van heeft gegeven spijt te hebben van zijn handelwijze, en dat hij zijn middelenmisbruik inmiddels kennelijk gestaakt heeft. Om die reden komt de rechtbank tot de oplegging van een straf die wat lager is dan de straf die de officier van justitie gevorderd heeft.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van geruime duur. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 55, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. A.A.J. Smelt, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2019.