ECLI:NL:RBNNE:2019:1986

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
19/133
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een bestuursrechtelijke uitspraak met betrekking tot het UWV

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 8 september 2017, met kenmerk 16/4955. Het verzoek is ingediend door een verzoeker, wonende te [woonplaats], tegen de Raad van bestuur van het UWV. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 8:119, eerste lid, van de Awb een onherroepelijk geworden uitspraak herzien kan worden op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De rechtbank constateert dat de eiser tegen de uitspraak van 8 september 2017 hoger beroep heeft ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB), wat betekent dat er geen sprake is van een onherroepelijke uitspraak. Hierdoor kan de rechtbank de uitspraak van 8 september 2017 op dit moment niet herzien.

De rechtbank verklaart zich kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om herziening en zal het verzoek doorzenden naar de CRvB, zoals bepaald in artikel 6:15 van de Awb. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: 19/133
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2019 op het verzoek om herziening van de uitspraak van de rechtbank van 8 september 2017, met kenmerk 16/4955, in de zaak tussen

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , verzoeker,

en

de Raad van bestuur van het Uwv.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 september 2017, met kenmerk 16/4955, hoger beroep heeft ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB). Navraag van de griffier bij de griffie van de CRvB leerde dat het hoger beroep (kenmerk 17/6217) daar nog aanhangig is. Dit betekent dat er geen sprake is van een onherroepelijk geworden uitspraak als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb en dat de rechtbank de uitspraak van 8 september 2017 op dit moment niet kan herzien.
4. Het voorgaande betekent dat de rechtbank kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoek om herziening, zodat een zitting achterwege blijft. De rechtbank zal het verzoek om herziening, met toepassing van artikel 6:15 van de Awb, doorzenden naar de CRvB.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek om herziening;
  • bepaalt dat het verzoek om herziening met toepassing van artikel 6:15 van de Awb wordt doorgezonden naar de CRvB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.H. Pot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.