ECLI:NL:RBNNE:2019:2027
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand na ontvangst erfenis en beoordeling van vermogensgrens
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen over de terugvordering van bijstandsuitkering. Eiseres ontving sinds 15 april 2013 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na het overlijden van haar vader op 6 oktober 2016 ontving zij op 29 november 2017 een erfdeel van € 21.134,82. Verweerder vorderde een bedrag van € 10.159,29 terug over de periode van 6 oktober 2016 tot en met 30 november 2017, omdat eiseres volgens verweerder over middelen beschikte die haar recht op bijstand beïnvloedden.
De rechtbank oordeelde dat de terugvordering terecht was gestart op 6 oktober 2016, maar dat verweerder ten onrechte de terugvordering had laten doorlopen tot 29 november 2017 zonder rekening te houden met de bestaande schuld van eiseres. De rechtbank stelde vast dat er vanaf 6 november 2016 een nieuwe vermogensvaststelling had moeten plaatsvinden, waarbij rekening gehouden moest worden met de schuld van eiseres. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor wat betreft de hoogte van de terugvordering en stelde het terugvorderingsbedrag vast op € 3.815,34. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.526,-.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de vermogenssituatie van bijstandsgerechtigden en de noodzaak om bij terugvordering rekening te houden met bestaande schulden.