ECLI:NL:RBNNE:2019:2386

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
C/17/158596 / HA ZA 17-308 en C/17/161227 / HA ZA 18-139
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake financieringsvoorbehoud en ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, heeft eiser [A] een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Koersvast B.V. inzake een geschil over een financieringsvoorbehoud in een koopovereenkomst. De rechtbank heeft op 29 mei 2019 vonnis gewezen in de hoofdzaak met zaaknummer C/17/158596 / HA ZA 17-308 en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/17/161227 / HA ZA 18-139. De rechtbank heeft vastgesteld dat Koersvast tijdig en correct een beroep heeft gedaan op het financieringsvoorbehoud, ondanks de beweringen van [A] dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mededelingen van Koersvast in een e-mail van 28 september 2017 redelijkerwijs door [A] als een onverwijld beroep op het financieringsvoorbehoud konden worden opgevat. De rechtbank heeft de vorderingen van [A] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Koersvast zijn vastgesteld op € 5.152,00. In de vrijwaringszaak zijn de vorderingen van Koersvast afgewezen, en ook hier is Koersvast veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [B], vastgesteld op € 3.028,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Vonnis van 29 mei 2019
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/17/158596 / HA ZA 17-308 van
[A],
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.M. Veldhuis te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap
KOERSVAST B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.E. Hamming te Drachten,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/17/161227 / HA ZA 18-139 van
de besloten vennootschap
KOERSVAST B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres,
advocaat mr. J.M.E. Hamming te Drachten,
tegen

1.[B] ,

2.
[C],
beiden wonend te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.W. Huitema te Groningen.
Partijen worden hierna [A] , Koersvast en (gezamenlijk) [B] genoemd.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 januari 2019
  • de akte van [A] van 6 februari 2019
  • de akte van Koersvast van 20 maart 2019
  • de akte van [A] van 3 april 2019
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 9 januari 2019.
2.2.
Vonnis is bepaald op heden.

3.De verdere beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
Bij het tussenvonnis van 9 januari 2019 heeft de rechtbank aangenomen dat Koersvast met haar e-mail van 28 september 2017 aan notaris Janssens tijdig en correct een beroep op het financieringsvoorbehoud heeft gedaan. [A] is in de gelegenheid gesteld om zich erover uit te laten of het beroep op het financieringsvoorbehoud heeft voldaan aan de eisen van artikel 16.3 van de koopovereenkomst (waaronder de documentatieplicht).
3.2.
[A] heeft vervolgens opnieuw bestreden dat Koersvast tijdig een beroep op het financieringsvoorbehoud heeft gedaan. De rechtbank heeft daarover echter een eindbeslissing gegeven. [A] is het niet eens met die beslissing, want hij heeft een andere waardering van de feiten. Hetgeen hij tegen de beslissing aanvoert, rechtvaardigt echter niet de conclusie dat de eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De rechtbank zal om die reden niet terugkomen van de gegeven eindbeslissing.
3.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [A] de mededelingen in de e-mail van Koersvast van 28 september 2017, gelet op de bewoordingen ('Ik moet me nu dus op een ontbindende voorwaarde beroepen') als de context (zie hierna onder 3.7), redelijkerwijs niet anders heeft kunnen opvatten dan als een onverwijld beroep op het financieringsvoorbehoud, nadat was gebleken dat de termijn voor dat beroep volgens de tekst van de koopovereenkomst de dag ervoor was verstreken.
3.4.
[A] heeft daarbij nog aangevoerd dat Koersvast na 28 september 2017 zich heeft gedragen als ware de overeenkomst nog niet ontbonden. De feiten en omstandigheden waarop [A] in dit verband wijst, laten zich echter evenzeer verklaren door een streven van Koersvast om haar voorgenomen project alsnog 'te redden'. Dat Koersvast zich nog gebonden voelde aan de koopovereenkomst, valt daaruit niet op te maken. Bijkomende omstandigheden die dit anders maken, zijn niet of niet voldoende naar voren gebracht of gebleken.
3.5.
Aan het vormvoorschrift van artikel 16.3 van de koopovereenkomst, dat de mededeling van het inroepen van ontbinding moet plaatsvinden bij aangetekende brief, kan geen zelfstandige betekenis worden toegekend. Aangetekend verzenden beoogt de verzending aan te tekenen, dus vast te leggen. Dat het bericht waarmee Koersvast het beroep op het financieringsvoorbehoud heeft gedaan, is verzonden, staat in dit geval niet ter discussie. [A] heeft dus geen belang bij een beroep op dit vormvoorschrift.
3.6.
Wat betreft de documentatieplicht geldt het volgende. Partijen zijn het blijkens hun stellingen erover eens dat de documentatieplicht ertoe diende om [A] in staat te stellen te kunnen beoordelen of terecht en niet lichtvaardig een beroep op het financieringsvoorbehoud werd gedaan en dus of Koersvast aan haar inspanningsverplichting tot het verkrijgen van financiering had voldaan.
3.7.
Het was partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst duidelijk dat Koersvast financiering nodig had voor de betaling van de koopprijs. Om die reden is het financieringsvoorbehoud opgenomen. Credion, de tussenpersoon van Koersvast, heeft aan [D] , directeur van Koersvast, in de vroege ochtend van 28 september 2017 per e-mail meegedeeld:
Wij hebben voor Koersvast bij diverse partijen een financieringsaanvraag ingediend voor de aankoop van de groepsaccommodatie Nijhuizum 9 te Nijhuizum, waaronder:
  • een 2-tal banken: ABN-Amro en Rabobank
  • private investeerder
  • financieringsmaatschappij
Om hun moverende redenen hebben partijen de aanvraag niet gehonoreerd.
Vervolgens heeft [D] dezelfde dag met [A] gesproken. Daarbij is ook het financieringsvoorbehoud en dus de financiering ter sprake gekomen. Dat ligt voor de hand, gelet op de e-mail die [D] van Credion had ontvangen. Het moet [A] in dat gesprek duidelijk zijn geweest dat de financiering nog steeds een probleem was. Hij verkeerde immers evenals [D] in de veronderstelling dat de termijn van het financieringsvoorbehoud afliep op 29 september 2017 en hij heeft [D] meegedeeld dat hij geen uitstel wilde verlenen. Het spreken over uitstel was alleen relevant als de financiering nog niet rond was. Na het gesprek werd het partijen duidelijk dat volgens de tekst van de koopovereenkomst het financieringsvoorbehoud uiterlijk op 27 september 2017 had moeten worden ingeroepen. Koersvast heeft toen nog onverwijld, op dezelfde dag een beroep op het financieringsvoorbehoud gedaan.
3.8.
Uit het voorgaande blijkt dat Koersvast haar probleem met de financiering aan [A] heeft gepresenteerd en dat dit probleem op de een of andere wijze in het overleg tussen partijen is betrokken. Uit niets blijkt dat [A] op dat moment aan Koersvast kenbaar heeft gemaakt dat hij eraan twijfelde of Koersvast daadwerkelijk de financiering niet kon krijgen. Toen Koersvast kort na het gesprek het beroep op het financieringsvoorbehoud deed, heeft [A] evenmin twijfel daarover geuit en ook geen bewijsstukken gevraagd. Onder deze omstandigheden heeft Koersvast redelijkerwijs mogen aannemen dat [A] op dat moment geen belang had bij of hechtte aan (verdere) documentatie. [A] kan dan niet achteraf met succes de rechtsgeldigheid van het beroep op het financieringsvoorbehoud betwisten op grond van het enkele feit dat
op dat moment(verdere) documentatie ontbrak.
3.9.
Ook daarna heeft [A] niet van twijfel laten blijken aan het door Koersvast gepresenteerde gegeven dat hij geen toereikende financiering kon krijgen. In de brief van
25 oktober 2017 (zie het tussenvonnis van 9 januari 2019 onder 3.10) heeft [A] , kort gezegd, alleen aangevoerd dat Koersvast te laat een beroep op het financieringsvoorbehoud had gedaan en dat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 16.3 van de koopovereenkomst. De onder 3.7 geciteerde e-mail van Credion was [A] op dat moment bekend. De juistheid van de daarin opgenomen informatie heeft [A] niet ter discussie gesteld, maar alleen meegedeeld dat die er niets aan veranderde dat het beroep op het financieringsvoorbehoud te laat was gedaan. Onder deze omstandigheden heeft Koersvast redelijkerwijs mogen aannemen dat [A] er niet aan twijfelde dat Koersvast niet tijdig toereikende financiering heeft kunnen verkrijgen en daarvan geen nadere bewijs verlangde. [A] kan daarvan in deze procedure niet meer terugkomen.
3.10.
De conclusie is dat het beroep van Koersvast op het financieringsvoorbehoud naar het oordeel van de rechtbank effect heeft gehad. Daarmee is de koopovereenkomst ontbonden. De rechtbank zal de vorderingen van [A] om die reden afwijzen.
3.11.
De proceskosten, waaronder die van het incident, komen ten laste van [A] , omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kosten tot heden aan de zijde van Koersvast stelt de rechtbank vast op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat € 2.685,00 (2,5 punten, tarief IV)
- salaris advocaat incident
€ 543,00(1 punt, tarief II)
totaal € 5.152,00
3.12.
Tot de proceskosten behoren ook de nakosten. De rechtbank zal die nakosten vaststellen op de bedragen die Koersvast heeft gevorderd, nu die lager zijn dan het thans geldende liquidatietarief.

4.De verdere beoordeling in de vrijwaringszaak

4.1.
De vorderingen in de hoofdzaak worden afgewezen. Dit brengt mee dat ook de vorderingen in de vrijwaringszaak moeten worden afgewezen.
4.2.
De proceskosten komen ten laste van Koersvast, omdat zij in het ongelijk is gesteld. De kosten tot heden aan de zijde van [B] stelt de rechtbank vast op:
- griffierecht € 880,00
- salaris advocaat
€ 2.148,00(2 punten, tarief IV)
totaal € 3.028,00
4.3.
Tot de proceskosten behoren ook de nakosten. De rechtbank zal die nakosten vaststellen op de bedragen die [B] heeft gevorderd, nu die lager zijn dan het thans geldende liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank:
in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Koersvast tot op heden begroot op € 5.152,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW daarover met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van betaling;
5.3.
veroordeelt [A] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de onder 5.2 en 5.3 uitgesproken veroordelingen;
in de vrijwaringszaak
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt Koersvast in de proceskosten, aan de zijde van [B] tot op heden begroot op € 3.028,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW daarover met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van betaling;
5.7.
veroordeelt Koersvast in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de onder 5.6 en 5.7 uitgesproken veroordelingen;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op
29 mei 2019, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: 780