Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 9 juli 2019 in de zaken tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling van de aangeleverde bijlages:
“Beoordeling van uw bezwaar
in enige mate zakelijkwordt gebruikt. Eiser heeft gesteld dat hij voor de servicewerkzaamheden gebruik maakt van de Prius. Verweerder heeft betwist dat eiser de Prius in enige mate zakelijk heeft gebruikt. Als verweerder op dit punt gelijk krijgt, is er sowieso geen ruimte om de Prius als keuzevermogen aan te merken: dan is de Prius altijd verplicht privévermogen.
Alleen indien de rechtbank aannemelijk acht dat eiser de Prius ten minste in enige mate zakelijk heeft gebruikt, zijn de vervolgvragen b. en c. aan de orde.
rechtsvraagaan de hand van welk criterium moet worden bepaald of een auto behoort tot het verplicht privévermogen of het keuzevermogen. Eiser heeft gesteld dat de Prius tot het keuzevermogen kan worden gerekend indien hiermee meer dan 500 kilometer per jaar zakelijk wordt gereden. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2001 (HR 14 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0510). Verweerder stelt daarentegen dat de Prius pas tot het keuzevermogen kan worden gerekend indien de Prius meer dan 10 % zakelijk wordt gebruikt.
feitelijke vraagin welke mate eiser de Prius zakelijk heeft gebruikt. Eiser stelt primair dat hij per jaar 4.700 kilometer zakelijk met de Prius heeft gereden. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt ter zitting toegelicht dat hij voor het jaar 2018 een rittenadministratie heeft bijgehouden. Hieruit volgt volgens eiser dat hij per jaar 4.700 kilometer zakelijk rijdt met de Prius. Subsidiair stelt eiser dat hij 2.379 kilometer per jaar zakelijk heeft gereden. Eiser heeft ter onderbouwing verwezen naar de in de controlefase overgelegde opleverrapporten, facturen van [A] en e-mailberichten (zie ook 1.4. en 1.5.). Meer subsidiair heeft eiser gesteld dat hij 1.453 kilometer zakelijk met de Prius heeft gereden. .
gebruikvan de Prius kan worden afgemeten aan de hand van het aantal gereden kilometers. In alle voorliggende jaren moet het totaal aantal gereden kilometers volgens partijen worden gesteld op 22.000 kilometer per jaar.
alledoor hem gestelde zakelijke kilometers daadwerkelijk met de Prius heeft gereden. Bij deze voorvraag is echter alleen van belang of eiser aannemelijk kan maken dat hij de Prius ten minste
in enige matezakelijk heeft gebruikt. Hij hoeft dit niet overtuigend aan te tonen. Daarin is eiser naar het oordeel van de rechtbank geslaagd en dat opent de weg naar de vraag of er sprake is van keuzevermogen.
in enige matezakelijk heeft gebruikt, moet de rechtbank beoordelen aan de hand van welk criterium moet worden bepaald of een auto behoort tot het verplicht privévermogen of keuzevermogen vormt.
geenvrije keus meer bestaat als het vermogensbestanddeel
uitsluitend of nagenoeg uitsluitendvoor de onderneming of in privé wordt gebruikt (vergelijk Hoge Raad 23 juni 1954, ECLI:NL:HR:1954:AY2928). Dit betekent in de praktijk dat een vermogensbestanddeel verplicht ondernemingsvermogen is als het voor 90 % of meer zakelijk wordt gebruikt. Het vermogensbestanddeel is verplicht privévermogen als het voor minder dan 10 % zakelijk (en dus voor 90 % of meer privé) wordt gebruikt. Hierna duidt de rechtbank deze regel aan als 'de 90 %-regel'.
-3.2. Uitgaande van zijn vaststelling dat de auto in de jaren 1993, 1994 en 1995 voor meer dan 90 percent zakelijk is gebruikt, heeft het Hof geoordeeld dat de auto als verplicht ondernemingsvermogen is aan te merken.
3.3. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 1954, nr. 11 860, BNB 1954/283, heeft als regel gegolden dat een auto die door een belastingplichtige ten dele voor privé-doeleinden en ten dele voor zijn onderneming wordt gebruikt, tot het ondernemingsvermogen moet worden gerekend indien die auto uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt. Diezelfde bewoordingen, geheel of nagenoeg geheel uitsluitend gebruik ten behoeve van een onderneming, werden tot 1 augustus 1990 in artikel 42, lid 4, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) (…) gebezigd ter omschrijving van het bewijs dat een belastingplichtige moet leveren om het zogenoemde autokostenforfait buiten toepassing te doen blijven. Gelet op deze eenheid in formulering moet worden aangenomen dat de in de rechtspraak betreffende artikel 42, lid 4, ontwikkelde uitlegging van deze bewoordingen evenzeer van belang was ter bepaling van de grens waar de vrijheid een personenauto tot het privé-vermogen te rekenen ophoudt en de verplichting ontstaat die auto tot het ondernemingsvermogen te rekenen. De rechtspraak betreffende artikel 42, lid 4, mondde uiteindelijk erin uitdat een uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zakelijk gebruik werd aangenomen indien op jaarbasis minder dan 2000 kilometer en tevens minder dan 10 percent van het totale aantal kilometers werd gereden voor privé-doeleinden.
Stcrt. 2006, 64) is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“ 1.2. Lesauto’s/taxi’s, keuzevermogen?
(nagenoeg) uitsluitendvan toepassing is. Eerst werd dat criterium ingevuld door de 90 %-grens. Later heeft daarnaast een absolute grens van aanvankelijk (minder dan) 2.000 privé kilometers op jaarbasis gegolden. Deze cumulatieve eisen golden destijds ook voor de bijtelling en daarom werd daar voor de vermogensetikettering van auto's bij aangesloten.
ondernemingsvermogen en keuzevermogen.
ondernemingsvermogen en keuzevermogen. Over de afbakeningsvraag tussen verplicht
privévermogen en keuzevermogen, welke vraag in de zaken van eiser in geschil is, is door de Hoge Raad echter nog niet geoordeeld. De vraag is dan ook of het arrest van de Hoge Raad zo moet worden gelezen dat deze absolute grens van 500 kilometer ook geldt voor het onderscheid tussen verplicht
privévermogen en keuzevermogen (standpunt eiseres), of dat daarvoor toch moet worden uitgegaan van de 90 %-regel (standpunt verweerder). De rechtbank zal het arrest van de Hoge Raad dus moeten duiden.
privévermogen en keuzevermogen de absolute grens van 500 kilometer. De rechtbank zal uitleggen waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
zakelijkwordt gereden. Toch acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de Hoge Raad de uitzondering voor het bedrijfsmiddel auto zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, heeft willen beperken tot de afbakening tussen verplicht
ondernemingsvermogen en keuzevermogen. Dit zou de toepassing van de vermogensetikettering met betrekking tot auto’s immers nodeloos complex maken, aangezien dan voor hetzelfde bedrijfsmiddel twee verschillende toetsen zouden ontstaan. Welke toets in een voorliggend geval zou moeten worden toegepast, zou dan afhangen van de vraag of het gaat om de afbakening tussen verplicht ondernemingsvermogen en keuzevermogen of de afbakening tussen verplicht privévermogen en keuzevermogen. De rechtbank kan zich niet voorstellen dat de Hoge Raad dit heeft beoogd, helemaal niet nu de Hoge Raad de wetsgeschiedenis aanhaalt, waarin steeds termen als 'redenen van eenvoud' en 'vereenvoudiging' zijn gevallen. Naar het oordeel van de rechtbank valt bovendien niet in te zien waarom de absolute grens van 500 kilometer aan de ene kant van het spectrum (onderscheid verplicht
ondernemingsvermogen en keuzevermogen) wél zou voldoen aan de grenzen van de redelijkheid, maar aan de andere kant van het spectrum (onderscheid verplicht
privévermogen en keuzevermogen) niet. De rechtbank wijst er hierbij op dat bij de algemene 90 %-regel de grenzen ook in evenwicht zijn (zie 6.1.). Dat evenwicht zou verloren gaan als de toets niet aan beide kanten van het spectrum hetzelfde zou zijn.
privévermogen en keuzevermogen de door de Hoge Raad geformuleerde absolute grens van 500 kilometer
niettoe te passen. Zo heeft de Hoge Raad bijvoorbeeld niet uitdrukkelijk overwogen dat deze grens
alleenheeft te gelden voor het onderscheid tussen verplicht
ondernemingsvermogen en keuzevermogen of dat deze alleen maar geldt omdat in dat geval ook een bijtelling voor privégebruik van toepassing is.
ondernemingsvermogen, is de rechtbank van oordeel dat de Hoge Raad voor auto’s in het algemeen heeft willen afwijken van de 90 %-regel. Dat is eenvoudig en evenwichtig.
nietals verplicht privévermogen moet worden aangemerkt. De Prius vormt dus keuzevermogen. Uit de aangifte van eiser volgt dat hij de Prius tot zijn ondernemingsvermogen heeft willen rekenen. De Prius behoort tot het ondernemingsvermogen.