Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juli 2019 in de zaak tussen
Procesverloop
mr. L.N. Hoekstra , HRM expert juridisch (hierna: Hoekstra ), mevrouw N. [naam directeur] , directeur van de [naam schouwburg] (hierna: [naam directeur] ) en de heer
J.P. [naam teamleider] , teamleider publieke zaken van de [naam locatie]
Overwegingen
16 januari 2018 gevoerde gesprek en de uit het kassasysteem gehaalde overzichten gevoegd.
12 maart 2018 is besproken, is op 12 maart 2018 proces-verbaal opgemaakt, door eiser voorzien van handgeschreven opmerkingen en ondertekend.
16 januari 2018 juist is. Daarmee heeft eiser met zoveel woorden voor de tweede keer verklaard dat hij zich ten onrechte fooien heeft toegeëigend. Nu na de verklaring op
16 januari 2018 en de bevestiging daarvan op 2 februari 2018 eiser die verklaring eerst op 12 maart 2018 heeft ingetrokken, kan alleen al vanwege het tijdsverloop van 2 februari 2018 tot 12 maart 2018 aan de intrekking van de verklaring geen doorslaggevende waarde worden toegekend. Dat betekent dat de verklaring van 16 januari 2018, in samenhang met de bevestiging daarvan op 2 februari 2018, onverminderd geldt.
Beslissing
mr. R. Herregodts, leden, in aanwezigheid van H.M. Eleveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2019.