Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser], te [woonplaats], eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Unfallfahrzeuggaat. De datum van eerste toelating is 22 juli 2015.
€ 200
- Portier LV, geen schade, foto 23,24
- Achterzijpaneel boven R, geen schade, foto 33
- Achterlicht buiten CPL L, geen schade, foto 9,10,11,12
- Zijpaneel links boven, reeds gestart met herstelwerkzaamheden, foto 13,14
- Zijpaneel links onder, reeds vervangen, foto 15”
€ 1.850
nieuwmotorvoertuig (auto) als heffingsgrondslag geldt de catalogusprijs bij aanvang van de dag waarop aan de auto het kenteken wordt toegekend. In het vierde lid is bepaald dat onder catalogusprijs wordt verstaan de in Nederland door de fabrikant of importeur aan wederverkopers kenbaar gemaakte prijs (geadviseerde verkoopprijs exclusief BPM).
gebruikteauto’s de op grond van artikel 9 van de Wet BPM berekende belasting wordt verminderd met de afschrijving. De Hoge Raad heeft in een aantal arresten geoordeeld wat tegen deze achtergrond moet worden verstaan onder een nieuwe auto. De Hoge Raad heeft onder meer in het arrest van 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:78, geoordeeld dat onder een nieuwe personenauto moet worden verstaan een auto die na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest.
nieuweauto of een
gebruikteauto, moet dus bekeken worden of de auto niet of nauwelijks in gebruik is geweest. Daarbij kan worden gekeken naar kilometerstand, maar ook naar gebruikssporen. Dit moet getoetst worden naar het tijdstip waarop het belastbaar feit zich voordoet en dat is normaliter het tijdstip van registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister (vgl. HR 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1695).
nieuweof een
gebruikteauto is. De rechtbank is van oordeel dat de Hoge Raad
uitsluitendvoor wat betreft dit onderscheid (nieuw of gebruikt) heeft geoordeeld dat het tijdstip van registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister beslissend is. De Hoge Raad overweegt namelijk in r.o. 2.3.3. van dit arrest:
Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat voor het antwoord op de vraag of de in artikel 10, lid 1, van de Wet bedoelde vermindering kan worden toegepast,
beslissend is in welke staat (nieuw of gebruikt) een personenauto, motorrijwiel of bestelauto verkeert op het tijdstip waarop het belastbare feit voor de bpm plaatsvindt.
Dat is het tijdstip van de registratie van dat motorrijtuig in het kentekenregister. Indien dat motorrijtuig niet is geregistreerd in het kentekenregister en daarmee in Nederland gebruik is gemaakt van de weg door een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam aan wie dat motorrijtuig feitelijk ter beschikking staat, is het tijdstip van het belastbare feit de aanvang van dat gebruik.”
bij het doen van de aangifteen dat het aangegeven bedrag (vrijwel) gelijktijdig daarmee moet worden betaald.
Uit de hiervoor in 4.3 en 4.4 beschreven systematiek – in het bijzonder het voorschrift dat de aangifte gepaard moet gaan met het betalen van het verschuldigde bedrag aan BPM - vloeit voort dat de BPM voor de registratie van een voertuig wordt verschuldigd bij het doen van de aangifte en het gelijktijdig daarmee betalen van het aangegeven bedrag. Daardoor is sprake van ‘belasting die op aangifte behoort te worden voldaan’ in de zin van artikel 20, lid 1, AWR. Daaraan doet niet af dat het belastbare feit (de registratie) waarop de aangifte ziet, zich eerst nadien voordoet. (…)".
op het moment van het doen van de aangiftebeslissend is voor de bepaling van de omvang van de afschrijving. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat dit past in de bij 10. beschreven systematiek van de heffing van BPM.
verminderingdie ontstaat tussen de eerste fase (de aangifte), en de tweede fase (voltooiing van de registratie), het moment van de tenaamstelling. Het doel daarvan is te voorkomen dat er auto's op de binnenlandse markt rondrijden met een lagere BPM-druk dan de geïmporteerde auto.
4.3. Ingevolge artikel 1, lid 2, van de Wet BPM wordt BPM geheven ter zake van de registratie van personenauto's en motorrijwielen in het krachtens de WVW aangehouden register van kentekens. De wettelijke regeling van het Nederlandse kentekenregister waaronder de procedure en de voorwaarden om een auto in dat register te kunnen registreren en een kentekenbewijs te verkrijgen, is neergelegd in de WVW. In artikel 49, lid 1, aanhef en letter b, van de WVW is bepaald dat de afgifte van een kentekenbewijs wordt geweigerd, indien blijkt dat de ter zake van het voertuig verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 66 minus de extra leeftijdskorting over de periode tussen het doen van aangifte en het moment van registratie;
- vernietigt de beschikking belastingrente;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.278.