ECLI:NL:RBNNE:2019:4381
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- C.H. de Groot
- J. Boerlage-van den Bosch
- R. Herregodts
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belanghebbendenschap in een WW-uitkeringszaak met betrekking tot contractuele relaties
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vraag of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt in een besluit omtrent de WW-uitkering van een derde partij. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin werd gesteld dat de WW-uitkering van de derde partij behouden blijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen eigen, zelfstandig belang heeft bij het besluit, omdat haar belang uitsluitend voortvloeit uit de contractuele relatie met de derde partij. Dit contractuele belang wordt als een afgeleid belang beschouwd, dat niet rechtstreeks bij het besluit is betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van eiseres niet kan worden aangemerkt als een aanvraag om een besluit te nemen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Tevens is de rechtbank ingegaan op de proceskosten en heeft zij bepaald dat het Uwv in de kosten van eiseres moet worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een belanghebbende om een rechtstreeks, objectief en actueel belang aan te tonen in bestuursrechtelijke procedures.