4.2.Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder ah, van de Elektriciteitswet 1998 wordt onder productie-installatie verstaan: een installatie, bestaande uit één of meer productie-eenheden, voor de opwekking van elektriciteit.
Op grond van artikel 9b, eerste lid onder b van de Elektriciteitswet 1998 is de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), van toepassing op de aanleg en uitbreiding van een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een net, met een capaciteit van ten minste 50 MW, indien het betreft een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit anders dan met behulp van windenergie.
Ingevolge artikel 9b, vierde lid, kan Onze Minister, indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een installatie als bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van die installatie benodigde besluiten, redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van de procedure, bedoeld in het eerste of tweede lid, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, bepalen dat:
a. geen van de procedures, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid,
b. uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel a,
c. uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of
d. de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel a, gevolgd door de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening, van toepassing zijn of is op de aanleg of de uitbreiding van die installatie. Onze Minister hoort de producent en de betrokken bestuursorganen over een voornemen toepassing te geven aan de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin.
Op grond van artikel 9c, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 is Onze Minister de aangewezen minister, bedoeld in artikel 3.35, tweede en derde lid, van de Wro.