ECLI:NL:RBNNE:2019:534

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
C/18/184980 / JE RK 18-411
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gesloten uithuisplaatsing van minderjarige na gebrekkige informatie van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 februari 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, ingediend door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna 'de GI'). De kinderrechter had eerder op 21 december 2018 een tussenbeschikking gegeven waarin werd vastgesteld dat er twijfels bestonden over de juistheid van de informatie die door de GI was verstrekt. De kinderrechter had de GI opgedragen om relevante personen ter zitting te brengen om duidelijkheid te geven over de informatie die was verstrekt. De kinderrechter verleende een voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing om de termijn veilig te stellen tot de behandeling van de zaak.

Op 7 februari 2019 ontving de kinderrechter een plan van aanpak van de GI. Tijdens de zitting op 13 februari 2019, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de vertegenwoordigers van de GI, de advocaat van de minderjarige en de pleegouder gehoord. De kinderrechter sprak voorafgaand aan de zitting met de minderjarige en haar advocaat. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de GI zich niet had gehouden aan de eerdere tussenbeschikking en niet de juiste personen had voorgebracht om de kinderrechter te informeren over de eerdere informatie.

De kinderrechter concludeerde dat het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing niet kon worden toegewezen, omdat de GI niet had voldaan aan de vereisten zoals gesteld in de Jeugdwet. Er ontbrak een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper, wat essentieel was voor de beoordeling van de noodzaak van de gesloten uithuisplaatsing. De kinderrechter wees het verzoek van de GI af en maakte direct mondeling uitspraak, waarmee de voorlopige machtiging niet meer geldig was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/184980 / JE RK 18-411
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak, zoals bedoeld in art. 30p Rv, gedaan op 13 februari 2019
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
die gevestigd is in Groningen,
en die hierna "de GI" wordt genoemd,
die betrekking heeft op
[minderjarige],
die geboren is op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
en die hierna "[minderjarige]" wordt genoemd,
advocaat mr. G.I.T. Spaan, die kantoor houdt in Groningen.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Familie [naam 1], die hierna "de pleegouders" of "de grootouders" worden genoemd,
die wonen in [woonplaats].

1.De procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 21 december 2018 een tussenbeschikking gegeven (ECLI:NL:RBNNE:2018:5350). Daarin is onder meer overwogen, voor zover hier van belang, dat een kinderrechter blind moet kunnen vertrouwen op de informatie die een GI vertrekt en dat er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door de GI gegeven informatie en dat het daarom de vraag is of de GI de informatie heeft gegeven die nodig is om een verantwoord oordeel te kunnen geven over de door de GI verzochte verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten instelling. De kinderrechter heeft daarom de zaak aangehouden en bepaald dat de in die beschikking genoemde aan de GI verbonden personen ter zitting moeten verschijnen om duidelijkheid te geven over de informatie die tot dat moment aan de kinderrechter was verstrekt. De kinderrechter heeft om de termijn veilig te stellen tot het moment dat de zaak opnieuw ter zitting zou worden behandeld, de machtiging voorlopig verleend.
1.2.
De kinderrechter heeft van de GI een plan van aanpak ontvangen op 7 februari 2019.
1.3.
Op 13 februari 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting achter gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn mevrouw [naam 2] en [naam 3] die de GI vertegenwoordigen, de advocaat van [minderjarige], en de pleegouder. Voorafgaand aan de zitting heeft de kinderrechter met [minderjarige] en haar advocaat gesproken.
1.4.
Van wat ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt aan de hand waarvan over het verhandelde ter zitting een afzonderlijk proces-verbaal kan worden opgemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
De kinderrechter heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Hij heeft daartoe aan betrokkenen mededeling gedaan van de navolgende gronden, zakelijk weergegeven:
  • dat te beoordelen staat of voor de resterende duur van de verzochte periode de machtiging tot uithuisplaatsing in de zin van art. 1:265b lid 4 BW moet worden gegeven;
  • dat de GI zich niet heeft gehouden aan de tussenbeschikking en niet de personen heeft voorgebracht die de kinderrechter wilde spreken over de wijze waarop een eerdere brief van de GI tot stand is gekomen, de ondertekening van de brief en de juistheid van de daarin aan de kinderrechter gegeven informatie;
  • dat dit klemt omdat het plan van aanpak zoals dat op 7 februari 2019 is ontvangen, goeddeels overeenstemt met de eerdere brief waarvan vaststaat dat die brief niet is opgesteld en is ondertekend door de personen die onder die brief staan vermeld en de brief hebben ondertekend;
  • dat het plan van aanpak bovendien gebrekkig is en onvoldoende zicht geeft op de termijn waarbinnen [minderjarige] geplaatst kan worden in een voor haar passende voorziening;
  • dat de GI ter zitting met zoveel woorden zelf ter zitting heeft gesteld dat [minderjarige] niet thuishoort in een gesloten instelling;
  • dat boven alles het verzoek tot verlenging afstuit op het ontbreken van de toetsing door een gedragswetenschapper of de geslotenheid inderdaad noodzakelijk is, zoals art. art. 6.1.2 lid 6 van de Jeugdwet dwingend voorschrijft;
  • dat voor zover alle andere, ernstige, verzuimen van de GI zich al niet tegen toewijzing van het verzoek tot verlenging verzetten, dat verzoek hoe dan ook afstuit op het ontbreken van vorenbedoelde instemmende verklaring van een gedragswetenschapper;
  • dat gelet op de ingrijpendheid van de verzochte maatregel er aanleiding bestaat om direct mondeling uitspraak te doen en dat die uitspraak met zich brengt dat de voorlopige verlening, gegeven in de tussenbeschikking van 21 december 2018, niet meer geldt en daarvoor in de plaats treedt deze definitieve uitspraak waarin het verzoek van de GI wordt afgewezen.
2.2.
De kinderrechter heeft vervolgens meegedeeld dat zijn beslissing is dat hij het verzoek van de GI afwijst.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, is vastgesteld en ondertekend op 14 februari 2019.