ECLI:NL:RBNNE:2020:1289

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4108
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met exploitatie van prostitutiepanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 maart 2020 uitspraak gedaan over de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2010 tot en met 2012. Eiser, eigenaar van verschillende panden die worden verhuurd voor prostitutie, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de Belastingdienst zijn opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur van de Belastingdienst de navorderingsaanslagen heeft opgelegd op basis van de veronderstelling dat eiser als ondernemer opereert, waarbij de inkomsten uit de verhuur van de panden als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Eiser heeft gesteld dat zijn activiteiten niet verder gaan dan normaal vermogensbeheer, en dat hij geen actieve rol speelt in de exploitatie van de seksinrichtingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser werkzaamheden heeft verricht die normaal vermogensbeheer te boven gaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inkomsten uit de exploitatie van de panden behoren tot het box 3-inkomen van eiser, en niet tot de winst uit onderneming.

De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen, de bijbehorende rentebeschikkingen en de boetebeschikking vernietigd. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen normaal vermogensbeheer en ondernemerschap in belastingzaken, vooral in situaties waarin onroerend goed wordt verhuurd voor specifieke doeleinden zoals prostitutie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 17/4108, LEE 17/4119 en LEE 17/4120
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 16 maart 2020 in de zaken tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Klaassen RB),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2010 aan eiser een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 209.552 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.535. Deze navorderingsaanslag is gedagtekend 23 april 2016.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 13.103 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 191.939 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.535. De heffingsrente heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 11.530.
Verweerder heeft aan eiser een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 180.760 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 921. Deze navorderingsaanslag is gedagtekend 23 april 2016. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 9.744 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 165.120 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 921. De heffingsrente heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 8.566.
Verweerder heeft aan eiser een navorderingsaanslag IB/PVV 2012 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 154.211, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 20.351 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 30.074. Deze navorderingsaanslag is gedagtekend 23 april 2016. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 6.201 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 1.271.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 142.111 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 30.074. De belastingrente heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 4.967. De boetebeschikking heeft verweerder vernietigd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen elk van de uitspraken op bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, [naam] en [naam] . Namens verweerder zijn [naam] en [naam] verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1
Eiser is eigenaar van onder andere de volgende panden:
- [pand 1] ;
- [panden 2]
- [panden 2]
, aangekocht samen met [X] .
1.2
Eiser verhuurt het [pand 1] aan [huurder 1] . In deze huurovereenkomst, gedateerd januari 2008, staat onder meer:

1.3 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt t.b.v. exploitatie van een prostitutiebedrijf conform het reeds bestaande gemeentelijke bestemmingsplan.
(…)
4.1
De aanvangshuurprijs van het gehuurde bedraagt op jaarbasis € 31.200
(…).
4.5
De huurprijs is inclusief alle bijkomende leveringen overeenkomstig 16 algemene bepalingen
(…)
7.1
Totdat verhuurder anders meedeelt, treedt verhuurder als beheerder op.
1.3
Tussen het moment van aankoop van de [panden 2] en 1 december 2009 huurde [huurder 2] deze panden van eiser zonder schriftelijke huurovereenkomst. Met ingang van 1 december 2009 hebben eiser en de heer [dga huurder 2] namens [huurder 2] hun mondelinge afspraken alsnog schriftelijk vastgelegd. In deze ongedateerde huurovereenkomst staat onder meer:

1.1 Deze huurovereenkomst heeft betrekking op de bedrijfsruimte
(…)
1.2
Het gehuurde mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van exploitatie van prostitutiebedrijven.
(…)
3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 1 jaar, ingaande datum wanneer vergunning wordt verleend
(…)
4.2
De huurprijs bedraagt per week: 400,00 per week/ per verhuurd raam
(…)
6. Kosten gas water en licht zijn voor rekening van de verhuurder.
(…)
7. Totdat verhuurder anders meedeelt, treedt als beheerder op:
Namens [huurder 2] de heer [dga huurder 2]
1.4
Ten tijde van de aankoop door eiser van de [panden 2] was daarvoor een exploitatievergunning voor raamprostitutie verleend aan de verkoper. Op 19 maart 2012 heeft de gemeente Groningen eenzelfde vergunning verleend aan [huurder 2] . [huurder 2] heeft de leges voldaan die daarvoor in rekening werden gebracht. In de vergunning worden [dga huurder 2] en [Y] als beheerders aangewezen. In de vergunning wordt verwezen naar artikel 3:7 van de voorwaarden waaraan seksinrichtingen moeten voldoen.
1.5
[dga huurder 2] maakt gebruik van een bedrijfsplan. Daarin wordt in het kader van de exploitatie van de seksinrichting onder andere ingegaan op arbeids- en huurvoorwaarden, huisregels, toezicht, veiligheid, overlast, hygiëne en gezondheid.
1.6
Met ingang van 1 december 2012 hebben eiser en [huurder 2] ter zake van de [panden 2] een nieuwe huurovereenkomst gesloten. In deze ongedateerde overeenkomst staat onder meer:

1.2 Het gehuurde mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van exploitatie van Prostitutiebedrijven.
(…)
4.2
De huurprijs bedraagt per week: 450,00 per week/ per verhuurd raam
(…)
6. Kosten gas water en licht zijn voor rekening van de verhuurder.
(…)
7. Totdat verhuurder anders meedeelt, treedt als beheerder op: Namens [huurder 2] [dga huurder 2] .
1.7
Samen met [X] heeft eiser het [pand 3] gekocht. Dat pand was op dat moment verhuurd aan [huurder 3] . Deze verhuur werd gecontinueerd. In de betreffende huurovereenkomst staat onder meer:

1.1 Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de woonruimte, hierna “het gehuurde” genoemd, plaatselijk bekend:
[pand 3]
1.2
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte.
(…)
4.4
Per betaalperiode (…) bedraagt:
- de huurprijs € 450,- per week (incl. b.t.w.)
(…)
6.1
De door of vanwege verhuurder voor huurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten zijn de volgende:
[geen tekst]
(…)
9.1
Totdat verhuurder anders meedeelt, treedt als beheerder op:
[geen tekst]

Bijzondere bepalingen

Goodwill en inventaris is aan huurder toegewezen, totaal € 100.000,-
1.8
Op 7 oktober 2014 is verweerder een boekenonderzoek gestart bij eiser inzake de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2010 tot en met 2012. Van dit boekenonderzoek heeft verweerder op 25 februari 2016 een rapport opgemaakt. In dit controlerapport staat onder meer het volgende:

3 Inkomstenbelasting
3.1
Onroerend goed
[eiser] heeft in het jaar 2010 de volgende panden als bezitting box 3
aangegeven:
1
[panden 2]
[panden 2]
[panden 2]
[panden 2]
[panden 2]
[panden 2]
[panden 2]
[panden 2]
100%
Prostitutiepanden
Verhuur zonder OB
3
[pand 1]
[pand 1]
100%
Prostitutiepand
Verhuur zonder OB
(…)
In de jaren 2010 tot en met 2012 zijn de volgende panden aangekocht en eveneens
aangegeven in box 3.
(…)
14
[pand 3]
[pand 3]
50%
Prostitutiepand
Verhuur zonder OB
(…)
Er zijn in deze periode geen panden verkocht. Waar een aandeel is van 50%, is de andere
helft in eigendom van [X] (eigenaar prostitutiepanden Leeuwarden, Sneek en
Heerenveen).
(…)
3.4.1
Prostitutiepanden
[panden 2]
[panden 2] worden verhuurd per raam. Er is een huurovereenkomst opgesteld met [huurder 2] (huurovereenkomst ontvangen). Volgens de huurovereenkomst mogen [panden 2] uitsluitend gebruikt worden voor prostitutie. De huurder wordt op grond van de overeenkomst tevens de beheerder.
De panden worden verhuurd voor een prijs van € 450 per week, per verhuurd raam. De huurder, [huurder 2] , verhuurt de ramen aan de prostituees voor € 610 per week (inclusief OB). Na aftrek van de omzetbelasting blijft er voor [huurder 2]
€ 504 over, waarvan € 450 wordt doorbetaald aan de eigenaar [eiser] .
[huurder 2] is de vergunninghouder voor de raamprostitutie. Uit hoofde van de vergunningen zijn allerlei verplichtingen opgelegd. Deze omvatten onder meer de volgende werkzaamheden:
- het openen en sluiten van de panden;
- het houden van, al dan niet passief, toezicht;
- identificatie van de prostituees;
- het schoonmaken van delen van de panden;
- het dagelijks innen en afdragen van de gelden;
- zorgdragen voor de overige vereisten van de vergunning
[dga huurder 2] verklaarde niet op deze locatie aanwezig te zijn en alleen te verschijnen
als er een calamiteit is. Hij komt wekelijks op de locaties om de huur te innen (contant) en verstrekt bonnen aan de prostituees. [dga huurder 2] heeft een koeriersbedrijf en zegt het
innen van de huren op te nemen in een route van dit koeriersbedrijf. Op basis van een politieverordening zou de beheerder ( [dga huurder 2] ) in geval van calamiteit binnen een half uur op de locatie aanwezig moeten zijn. Omdat hij met zijn eigen koeriersbedrijf veelal
vanuit zijn huisadres werkt kan hij niet (altijd) binnen een half uur aanwezig zijn.
Volgens verklaring van [dga huurder 2] (de aangewezen beheerder) beperkt zijn activiteit zich tot het innen van gelden. De overige hiervoor genoemde werkzaamheden worden niet door hem uitgevoerd. De in de vergunning genoemde mede beheerder, [Y] , komt volgens [dga huurder 2] alleen in geval van een calamiteit.
[Y] zou voor de enkele keren dat hij in actie moet komen zijn bemoeienis aan [huurder 2] factureren. De overige in de vergunningen genoemde werkzaamheden worden volgens [dga huurder 2] niet of sporadisch verricht.
De prostituees zijn in grote mate zelfredzaam aldus [dga huurder 2] . Het feit dat het merendeel van de hiervoor genoemde verplichtingen uit de vergunning niet gehandhaafd worden doet niets af aan het feit dat er sprake is van een inrichting bestemd voor de prostitutie.
Bij een volledige bezetting van de ramen zou voor de [panden 2] een huur van € 187.200 per jaar ontvangen worden (8 ramen x € 450 x 52 weken). De geboekte opbrengst bij [eiser] over de jaren 2010, 2011 en 2012 bedraagt respectievelijk € 151.400, € 164.950, € 140.900 (gemiddeld € 152.416 komt overeen met een bezetting 81 %). [panden 2] (8 ramen) zijn aangekocht voor € 950.000.
De eigenaar/verhuurder [eiser] ontvangt een sterk bovenmatige huuropbrengst die rechtstreeks gekoppeld is aan de raamverhuur en de bezetting. Hoewel de exploitatie op papier aan [huurder 2] toekomt, wordt vrijwel de gehele raamopbrengst aan [eiser] doorbetaald. Er is geen enkele controle(afspraak) over de door [huurder 2] geboekte en doorbetaalde huur. [eiser] verklaarde geen controle (en geen behoefte aan controle) te hebben op de omvang van de huuropbrengsten. Hij verklaart de [dga huurder 2] volledig te vertrouwen. [huurder 2] verstrekt bonnen aan de raamprostituees in verband met de te verrekenen omzetbelasting. Van eventuele afzonderlijke verhuur van woondelen is niet gebleken.
[eiser] verklaarde niet te weten van een afzonderlijke verhuur. De panden zijn alleen bereikbaar via de “ramen”(glazen deuren).
[pand 1]
[pand 1] (2 ramen) wordt verhuurd per raam (ongeacht doorverhuur) aan [huurder 1] (huurovereenkomst ontvangen). Eigenaar/verhuurder [eiser] verhuurt deze ramen (2 st.) aan de [huurder 1] voor € 300 per raam/per week. Volgens de verstrekte huurovereenkomst is ook hier de bepaling opgenomen dat het pand uitsluitend als prostitutiepand mag worden gebruikt. Verder is in deze overeenkomst bepaald dat de verhuurder ( [eiser] ) als beheerder zal optreden. Dat is bijzonder omdat bij de [panden 2] juist de huurder als beheerder is aangewezen. Vanwege het grote belang van de positie van de beheerder (werkzaamheden) is een vergissing in het contract niet waarschijnlijk (zie punt 7.1 .van de huurovereenkomst).
[eiser] verklaarde dat de raamhuur op deze locatie niet gekoppeld is aan de bezetting. Voor het verschil met de [panden 2] (huuropbrengst afhankelijk van bezetting) geeft [eiser] met [huurder 1] geen vertrouwensrelatie te hebben en daarom andere voorwaarden te hanteren. Er is een vaste opbrengst per jaar van € 31.200 (52 weken x 2 ramen x 300). Volgens verklaring van [eiser] is hier geen afzonderlijke verhuur van woondelen.
[pand 3]
[pand 3] wordt in zijn geheel verhuurd aan [huurder 3] (huurovereenkomst ontvangen). Bij de aankoop (okt 2012) is het bestaande huurcontract tussen de [vorge verhuurder] en [huurder 3] ) overgenomen. Vreemd genoeg zijn in de overlegde overeenkomst de namen van huurder en verhuurder verwisseld! Er wordt een huurbedrag van € 450 per week genoemd. Er is een vaste opbrengst per jaar € 23.400 (52 weken x € 450).

Conclusie ten aanzien van de [panden 1, 2 en 3] ;

Verhuur van prostitutieramen is meer dan alleen de kale verhuur van een ruimte.
De exploitant zorgt er immers voor dat hij alle faciliteiten ter beschikking stelt aan de
huurders om hun beroep te kunnen uitoefenen. Er wordt arbeid verricht om een meer dan normaal rendement te behalen. De werkzaamheden in het kader van deze seksinrichting gaan normaal vermogensbeheer te boven. De dienstverlening is niet in hoofdzaak beperkt tot het enkel verlenen van het recht een kamer te gebruiken maar is in hoofdzaak gericht
op het voor de prostituees scheppen van accommodaties die het mogelijk maken het vak van prostituee uit te oefenen.(vgl. Hof Den Haag 11 januari 2013, nr. 11/00369, ECLI:NL:GHDHA:2013:4096).
De activiteiten van het aanvragen, onderhouden en naleven van de voorwaarden van de
exploitatievergunning, zijn weliswaar door belastingplichtige uitbesteed aan [huurder 2] c.q. [huurder 1] c.q [huurder 3] , maar onder dusdanige voorwaarden dat de opbrengst rechtstreeks is gekoppeld aan de raamprostitutie en grotendeels toekomt aan [eiser] .
De Belastingdienst is gelet op het voorgaande van oordeel dat terzake van de [panden 1, 2 en 3] geen sprake is van normaal vermogensbeheer.
De locaties kunnen en mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van de prostitutie met de daaraan gekoppelde werkzaamheden en hoge opbrengst. Het resultaat moet worden aangemerkt als Resultaat uit Overige Werkzaamheden.
(…)
3.5
Resultaat Overige Werkzaamheden
Het resultaat van de opbrengst [panden 1, 2 en 3] is door de
accountant berekend op:
Jaar
2012
2011
2010
Opbrengst [panden 1, 2 en 3]
174.05
196.15
196.35
Rentekosten en accountantskosten
-37.842
-25.287
-18.277
Inkoopkosten [panden 1, 2 en 3]
-35.38
-40.527
-31.298
Correctie ROW
100.828
130.336
146.775
(…)
6.1.1
Correcties Box 1
jaar
2012
2011
2010
Aangegeven inkomen uit werk en woning (box 1)
53.383
50.424
62.777
Correctie ROW zie 3.5
100.828
130.336
146.775
Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit werk en woning in €
154.211
180.76
209.552
Geschil en beoordeling
1. In geschil is het antwoord op de vraag of:
a. verweerder alle stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan de rechtbank heeft gezonden;
b. sprake is van een nieuw feit op grond waarvan verweerder mocht overgaan tot naheffing;
c. verweerder de inkomsten van eiser uit de exploitatie van [panden 2] , [pand 1] en [pand 3] terecht als winst uit onderneming heeft aangemerkt.
a. Op de zaak betrekking hebbende stukken
2. Tussen partijen is in geschil of verweerder alle op de zaken betrekking hebbende
stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb heeft overgelegd aan de rechtbank.
Volgens eiser is dit niet het geval. Hij stelt dat er, naast de door verweerder genoemde
e-mailberichten met daarin statusinformatie, nog andere e-mailberichten zijn die betrekking hebben op de voorliggende zaken. Die berichten heeft verweerder niet overgelegd. De navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2012 moeten alleen daarom al worden vernietigd, aldus eiser. Verweerder op zijn beurt voert aan dat hij alle op de zaken betrekking hebbende stukken aan de rechtbank heeft gezonden.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser weliswaar heeft gesteld dat verweerder niet alle
op de zaken betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, maar in gebreke is gebleven om dat standpunt te concretiseren. De enkele, tijdens de zitting geponeerde, stelling
dat er “
meer e-mailberichten moeten zijn die betrekking hebben op de zaken” is daartoe
onvoldoende, mede gelet op de betwisting daarvan door verweerder. Van eiser had in elk
geval mogen worden verwacht dat hij zou hebben toegelicht waarop hij baseert dat
e-mailberichten ontbreken en waar deze betrekking op hebben. Gelet op het voorgaande is
naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verweerder niet heeft
voldaan aan de op hem rustende verplichting uit artikel 8:42, eerste lid, van de Awb. Deze
beroepsgrond slaagt niet.
b. Nieuw feit
4. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat een nieuw feit ontbreekt, op grond waarvan de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2012 opgelegd kunnen worden. Volgens eiser had het feit dat hij meerdere onroerende zaken heeft opgevoerd in box 3 verweerder aanleiding moeten geven tot het doen van nader onderzoek. De belastingdienst stelt volgens eiser namelijk vaak dat bij onroerende zaken in de praktijk sprake zou kunnen zijn van belast inkomen in box 1. Ook had eiser al eerder overleg gevoerd met verweerder over - kort gezegd - beleggingspanden, niet zijnde de prostitutiepanden, die hij in eigendom heeft. Daarom had verweerder eisers aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2012 inhoudelijk moeten bekijken. Omdat hij dat niet heeft gedaan, ontbreekt nu een nieuw feit om tot navordering over te gaan, aldus eiser. Tijdens de zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat de koppeling tussen de huurinkomsten en het aantal verhuurde ramen geen onderwerp van het gesprek tussen partijen is geweest.
5. Verweerder heeft aangevoerd dat hij met de normale zorgvuldigheid kennis heeft genomen van eisers aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2012. Volgens verweerder zagen deze er verzorgd uit en hoefde hij in redelijkheid niet te twijfelen aan de daarin opgenomen gegevens.
Verweerder betwist dat het enkele feit dat eiser verschillende onroerende zaken in eigendom heeft, aanleiding geeft tot nader onderzoek. Daarbij bleek uit de aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2012 niet dat eisers huurinkomsten voor de [panden 2] afhankelijk waren van het aantal verhuurde ramen. Dit werd pas duidelijk tijdens het boekenonderzoek. Daarmee is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt, aldus verweerder.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De inspecteur mag bij het vaststellen van een aanslag in beginsel uitgaan van de juistheid van de gegevens die belastingplichtige bij zijn aangifte heeft verstrekt. De inspecteur is wel tot een nader onderzoek gehouden indien hij, na met normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen. Voor twijfel is geen aanleiding indien de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist zijn (vgl. HR 12 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL7165, HR 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9082 en HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR: 2013:BX7184).
7. De rechtbank is van oordeel dat eisers aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2012 verweerder geen aanleiding hoefden te geven om een nader onderzoek in te stellen. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat de aangiften verzorgd oogden. Daarom hoefde hij deze niet op voorhand aan een nader onderzoek te onderwerpen. Het enkel aangeven van meerdere onroerende zaken in box 3 is in elk geval niet een omstandigheid die op voorhand noopt tot nader onderzoek. De omstandigheid dat partijen in eerdere jaren overleg met elkaar hebben gevoerd over beleggingspanden die eiser in eigendom heeft, maakt dat niet anders. Het door verweerder aangevoerde nieuwe feit - dat op zichzelf niet door eiser is betwist - is toen namelijk niet tussen partijen besproken, maar pas opgekomen nadat verweerder de primitieve aanslagen had opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Deze beroepsgrond faalt eveneens.
c. Inkomsten uit de exploitatie van panden
8. Eiser stelt primair dat sprake is van normaal vermogensbeheer. Hij is slechts verhuurder van de [panden 2] , [pand 1] en [pand 3] . Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat hij afspraken (over verhuur) maakt in goed overleg en dat de schriftelijke vastlegging daarvan voor hem van ondergeschikt belang is. Daarom weet hij ook niet precies wat in de huurovereenkomsten is vastgelegd. Hij heeft op basis van goed vertrouwen afspraken gemaakt met [huurder 2] . Op diens verzoek is een variabele huurprijs afgesproken, terwijl eiser liever een vaste huurprijs zou zijn overeengekomen. Omdat eiser al eigenaar was van prostitutiepanden kon hij echter goed inschatten welke prijs per verhuurd raam nodig was om te komen tot een totaalbedrag dat (ten minste) gelijk was aan de vaste huurprijs die hij bij de panden met een vaste huur ontving, aldus eiser. In de praktijk heeft dit ook goed uitgepakt; de [panden 2] renderen goed. Bemoeienis met de exploitatie van de daarin gevestigde seksinrichting heeft hij echter nooit gehad én wil hij ook niet, aldus eiser. Die exploitatie is altijd alleen in handen geweest van [dga huurder 2] en zijn echtgenote. Voor zover eiser bekend voerden zij veel werkzaamheden ook feitelijk zelf uit. Hetzelfde geldt voor [pand 1] en [pand 3] . Ook daar is de exploitatie van de seksinrichtingen volledig in handen van de huurders.
Dat hij geen bemoeienis wil met een seksinrichting, blijkt ook uit het feit dat een aantal van
zijn panden leegstaat omdat de gemeente Groningen de aanvraag van een exploitatievergunning voor prostitutie heeft afgewezen en verlangt dat hij zelf een dergelijke vergunning aanvraagt, waartoe hij niet zal overgaan.
9. Subsidiair stelt eiser dat, mocht de rechtbank beslissen dat voor de [panden 2] sprake is van winst uit onderneming, [pand 1] en [pand 3] in ieder geval tot zijn box 3-vermogen behoren, omdat de huur daarvan niet variabel is.
10. Meer subsidiair stelt eiser dat de waarde van de panden uit de grondslag van zijn box 3-vermogen moet worden gehaald als de rechtbank van oordeel is dat hij winst uit onderneming geniet.
11. Volgens verweerder gaan de werkzaamheden van eiser met betrekking tot de
[panden 2] , [pand 1] en [pand 3] normaal vermogensbeheer te boven. Verweerder is
van mening dat eiser als zelfstandig ondernemer seksinrichtingen drijft. De inkomsten daarvan moeten daarom worden aangemerkt als winst uit onderneming. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder aangevoerd dat de huurinkomsten van eiser uit de [panden 2] afhankelijk zijn van het aantal ramen dat is verhuurd. Verder zijn volgens verweerder de activiteiten die volgen uit artikel 3:7
van de voorwaarden waaraan seksinrichtingen moeten voldoen, onder regie van eiser uitgevoerd. In de jaarstukken van [huurder 2] zijn namelijk geen kosten terug te vinden die daarmee verband houden. Het gaat daarbij om onder andere beheers-, schoonmaak- en controlewerkzaamheden. Het ligt ook voor de hand dat eiser deze werkzaamheden (doet) verricht(en), aldus verweerder. Wanneer [huurder 2] die ook zou moeten (laten) uitvoeren, zou hij - gelet op zijn opbrengsten - namelijk verlies lijden. Mogelijk drijft [dga huurder 2] mede de onderneming van eiser, in welk geval eiser en [dga huurder 2] gezamenlijk de onderneming exploiteren. Verweerder heeft verder gewezen op de huurovereenkomst van het [pand 1] waarin eiser als beheerder staat vermeld. Tijdens de zitting heeft verweerder nog aangevoerd dat de opbrengst van het [pand 3] op grond van de zogenaamde ‘absorptietheorie’ als winst uit onderneming kwalificeert. De exploitatie van dat pand ligt namelijk zodanig in dezelfde lijn van eisers onderneming, dat deze daarin wordt meegetrokken.
12. De rechtbank overweegt het volgende. Inkomsten uit de exploitatie van panden vormen inkomsten uit belegging in onroerende zaken (box 3) indien sprake is van normaal vermogensbeheer. Volgens vaste jurisprudentie is van normaal vermogensbeheer geen sprake indien het beheer gepaard gaat met werkzaamheden die naar hun aard en omvang onmiskenbaar zijn gericht op het behalen van - redelijkerwijs te verwachten - voordelen die het bij normaal vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan, de zogenoemde ‘plus-arbeid’-toets en de ‘plus-rendements’-toets (zie HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR: 2010:BM9252). Uitsluitend als de exploitatie het normale vermogensbeheer te boven gaat, kan deze naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als het drijven van een onderneming dan wel werkzaamheden in de zin van artikel 3.90, lid 1, Wet inkomstenbelasting 2001.
13. De rechtbank zal hierna achtereenvolgens ingaan op (a) de [panden 2] en (b) [pand 1] en [pand 3] . Met inachtneming van de onder 12. geschetste uitgangspunten, overweegt de rechtbank het volgende.
- [panden 2]
14. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de huurinkomsten van de [panden 2] afhankelijk zijn van het aantal verhuurde ramen (zie 1.3 en 1.6), op zichzelf niet de conclusie kan rechtvaardigen dat geen sprake is van normaal vermogensbeheer. Weliswaar resulteren de relatief hoge risico’s in een relatief hoge huuropbrengst, maar verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze risico’s dusdanig van aard zijn dat daarmee normaal vermogensbeheer te boven wordt gegaan. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat eiser tijdens de zitting onweersproken heeft verklaard dat hij op basis van zijn ervaring een goede inschatting kon maken van de prijs per raam en de bezettingsgraad. De rechtbank houdt het ervoor dat eiser daarbij heeft meegewogen dat de kosten van gas, water en elektra op grond van de afspraken met [huurder 2] voor zijn rekening zouden komen. Verder betrekt de rechtbank hierbij dat de huurovereenkomst aanvankelijk voor de duur van een jaar was aangegaan om - zoals tijdens de zitting namens eiser is verklaard - te “
kijken hoe het liep
.De rechtbank leidt daaruit af dat eiser op die manier zijn (financiële) risico’s heeft willen beperken.
15. Daarnaast heeft verweerder, op wie de bewijslast rust, geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat eiser werkzaamheden heeft verricht in het kader
van de exploitatie van de seksinrichtingen en derhalve evenmin dat sprake is van door eiser verrichte werkzaamheden die normaal vermogensbeheer te boven gaan. Zowel het procesdossier als de verklaringen van partijen leveren de rechtbank geen aanwijzingen
op dat eiser zelf beheers-, schoonmaak- en controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd of laten uitvoeren. Dat [huurder 2] hiervoor geen kosten heeft opgevoerd in zijn boekhouding, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser (als eigenaar van deze panden)
de betreffende kosten heeft gemaakt en gedragen, althans daartoe gehouden was. Dat
geldt te meer nu eiser tijdens de zitting heeft verklaard dat [dga huurder 2] en zijn echtgenote veel van deze werkzaamheden zelf feitelijk uitvoerden. Daarbij komt dat de betreffende werkzaamheden volgen uit de exploitatievergunning die aan [huurder 2] is verleend (zie 1.4)
en [dga huurder 2] een bedrijfsplan heeft opgesteld dat juist voorziet in de uitvoering daarvan (zie 1.5). De rechtbank heeft verder in haar overwegingen betrokken dat op het moment dat eiser de [panden 2] kocht al een exploitatie-vergunning voor raamprostitutie was verleend, op grond waarvan de verkoper als beheerder was aangemerkt en [huurder 2] de exploitatie aanvankelijk onder die vergunning heeft voortgezet (zie 1.4).
16. Dat de inkomsten van eiser relatief hoog zijn wanneer deze worden afgezet tegen de inkomsten van [huurder 2] , betekent naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat daaruit kan worden afgeleid dat sprake is van door eiser verrichte werkzaamheden die normaal vermogensbeheer te boven gaan. Het is immers aan [huurder 2] om de huurprijs per raam te bepalen. Uit de processtukken blijkt ook dat [huurder 2] de prijs per raam op enig moment heeft verhoogd.
17. Wat de rechtbank onder 14. tot en met 16. heeft overwogen en beslist, leidt haar
tot het oordeel dat door verweerder niet aannemelijk is gemaakte dat door eiser zelf, dan
wel samen met [huurder 2] met betrekking tot de [panden 2] werkzaamheden zijn verricht die naar aard en omvang normaal vermogensbeheer te boven gaan, zodat de inkomsten behoren tot eisers box 3-inkomen. De beroepen zijn in zoverre gegrond en de overige stellingen van partijen ten aanzien van de [panden 2] behoeven geen verdere bespreking.
- [pand 1] en [pand 3]
18. Uit wat de rechtbank hiervoor onder 17. heeft geoordeeld volgt dat de inkomsten uit de [panden 2] tot het box 3-inkomen van eiser behoren. De inkomsten uit het [pand 3] kunnen daarom niet op grond van de (door verweerder aangehaalde) absorptietheorie tot het box 1-inkomen van eiser behoren. Ook overigens zijn door verweerder geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit dit voor dat pand volgt en evenmin voor het [pand 1] .
19. In dat kader heeft de rechtbank allereerst in ogenschouw genomen dat verweerder tijdens de zitting heeft verklaard dat als eiser alleen het [pand 3] zou verhuren, dat pand tot zijn box 3-vermogen zou behoren. Argumenten waaruit volgt dat dit anders is omdat eiser meer (prostitutie)panden verhuurt, anders dan de verwijzing naar de absorptietheorie (zie 18.), heeft verweerder nagenoeg niet aangedragen.
20. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser zowel het [pand 1] als het [pand 3] verhuurt voor een vast bedrag respectievelijk per jaar en per week (zie 1.2 en 1.7). In vergelijking tot een variabele huur, is die gang van zaken financieel minder risicovol.
21. De rechtbank betrekt daarnaast bij haar beslissing dat eiser het [pand 3] heeft gekocht terwijl de zittende huurder daarin een seksinrichting exploiteerde (zie 1.7) én deze verhuur vervolgens is gecontinueerd. De rechtbank ziet hierin een belangrijke aanwijzing dat eiser niet betrokken is bij de exploitatie van die seksinrichting.
22. Verder geldt ten aanzien van [pand 1] en [pand 3] dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zelf (beheers-, schoonmaak- en/of controle)werkzaamheden heeft uitgevoerd of laten uitvoeren in het kader van de seksinrichtingen die daarin worden gedreven. Dat eiser in de huurovereenkomst van het [pand 1] (zie 1.2) als beheerder staat vermeld, maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank moet bij de beoordeling of sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer worden gekeken naar wie deze beheerswerkzaamheden feitelijk uitvoert (vgl. overweging 15.). Verweerder heeft geen andere feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit kan worden afgeleid dat eiser als beheerder optrad.
23. Op grond van wat de rechtbank onder 18. tot en met 22. heeft overwogen en beslist, is zij van oordeel dat verweerder ook voor zover het betreft de panden aan de [pand 1] en [pand 3] niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van - kort gezegd - meer dan normaal vermogensbeheer. De inkomsten uit die panden behoren daarom tot het box 3-inkomen van eiser. De beroepen zijn ook in zoverre gegrond en de overige stellingen van partijen kunnen onbesproken blijven.
24. Omdat de beroepen gegrond zijn (zie 17. en 23.), vernietigt de rechtbank de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2012, de bijbehorende rentebeschikkingen en de boetebeschikking. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem in elk van de zaken betaalde griffierecht dient te vergoeden, oftewel in totaal (3 x € 46 =) € 138.
25. Tot slot veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Zoals tijdens de zitting met partijen afgesproken, stelt de rechtbank deze kosten vast op € 1.050.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010, 2011 en 2012, de bijbehorende rentebeschikkingen en de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het in totaal betaalde griffierecht van € 138 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, voorzitter, en mr. A.M.A.M. Kager en mr. M. Pelinck, leden, in aanwezigheid van mr. J. Zomer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.