Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Smallingerland, verweerder
Procesverloop
.Tegelijkertijd met deze beschikking heeft verweerder eiseres op grond van voornoemde WOZ-waarde voor het belastingjaar 2017 een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) eigenaar opgelegd van € 73.230 (LEE 18/199), alsmede een aanslag OZB gebruiker van € 20.423 (LEE 18/198).
Bij brief van 1 oktober 2019 heeft verweerder zijn reactie gegeven, waar de gemachtigde van eiseres bij brief van 6 november 2019 op heeft gereageerd. De rechtbank heeft partijen vervolgens bij brief van 31 januari 2020 geïnformeerd dat, zoals met partijen afgestemd ter zitting, met (stilzwijgende) toestemming zonder nadere zitting het onderzoek in deze zaken is gesloten.
Overwegingen
Aanleiding
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat het geschil enkel nog ziet op de beoordeling in het kader van artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet en niet langer (subsidiair) op de omvang van de woondelenvrijstelling zoals bedoeld in artikel 220e van de Gemeentewet. Dat betekent dat de rechtbank in deze zaken alleen zal oordelen over de vraag of het object als geheel in hoofdzaak tot woning dient (dit is de u bekende 70%-toets).
Primair verzoek
De rechtbank heeft partijen ter zitting in overweging gegeven om het geschil in deze zaak over 2017 te beperken tot alleen de beantwoording van de rechtsvraag en geen strijd meer te voeren over de feitelijkheden. Daartoe zou elk van beide partijen dan het volgende kunnen verklaren:
Secundair verzoek
Voor het geval verweerder de hiervoor bedoelde praktische afspraak over de uitwerking van de 70 %-toets in dit concrete geval liever niet maakt, geldt het volgende.
1. Een standpunt over de nadere waardering van eiseres, zoals vermeld in de taxatiekaart, op de volgende punten:
- de omvang van de opstallen die woondelen zijn, zowel qua m² (in oppervlakte) als qua € (in waarde);
- de omvang van de als woondeel in aanmerking te nemen gronden, voor elk van de drie categorieën die eiseres in haar brief van 17 juli 2019 onderkent, per categorie zowel qua m² als qua €.
2. Een standpunt over:
- de omvang van de opstallen die geen woondelen zijn, zowel qua m² als qua €;
- de omvang van de gronden die geen woondelen zijn, ook weer zowel qua m² als qua €;
Dat betekent dat de rechtbank in deze zaken alleen zal oordelen over de vraag of de onroerende zaak
als geheelin hoofdzaak tot woning dient zoals bedoeld in artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet (hierna: de 70%-toets).
te hoogheeft bepaald)
de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak'. Verder wijst de rechtbank erop dat het blijkens het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2013 (ECLI:NL:HR:2013:1125) voor wat betreft de volledig-woondelen in de zin van artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet alleen gaat om delen van de onroerende zaak die
volledig(dus voor de volle 100 %) dienen tot woning of
volledig(dus voor de volle 100 %) dienstbaar zijn aan woondoeleinden (zie 3.3). Alle delen die slechts
gedeeltelijkwoondoeleinden dienen of daaraan dienstbaar zijn, blijven - anders dan voor de toets van artikel 220e van de Gemeentewet - voor de 70%-toets van artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet dus buiten beschouwing. De rechtbank merkt op dat partijen blijkens hun na de zitting ingediende stukken uitgaan van een andere - volgens de rechtbank dus onjuiste - rechtsopvatting op dit punt (zie met name de discussie over de kwalificatie, toerekening en waardering van de gronden en het gebruik van de term 'woondelenvrijstelling').
nadatde conclusie op grond van 220a, tweede lid van de Gemeentewet is dat de onroerende zaak
nietin hoofdzaak dient tot woning.
binnende vastgestelde WOZ-waarde. De conclusie is dat het voor de 70%-toets van artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet altijd gaat om het aan volledig-woondelen toerekenbare deel van de vastgestelde WOZ-waarde. Het maakt dus niet uit dat de waarde in werkelijkheid wellicht afwijkt van die vastgestelde WOZ-waarde.
niet- ook niet in zijn nadere stuk van
totalewaarde hoger is dan de onherroepelijk vastgestelde WOZ-waarde.
Overzicht
hogermoeten worden gewaardeerd, namelijk op € 14.638.415. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een taxatiekaart van [taxateur eiseres] overgelegd (bij haar brief van 6 november 2019).
Het verschil met de in de eerste taxatie toegekende oppervlakte aan ondergrond komt doordat er verschillende opstallen zijn met 2 bouwlagen waarbij het totale metrage in eerste instantie was meegenomen als ondergrond."
Toch stel ik mij op het standpunt dat het naar beneden bijstellen van het bebouwde oppervlak - doordat sommige woongebouwen uit meerdere verdiepingen bestaat - direct gevolgen heeft voor de aan de woongebouwen dienstbare grond. Immers een gebouw met meerdere verdiepingen heeft in basis een grotere basiskavel nodig om op gebouwd te worden. Dus wat er bij het dienstbare oppervlakte wordt afgehaald dient er bij het dienstbare oppervlakte op te worden geteld."De rechtbank begrijpt dat eiseres met deze stelling de oppervlakte waarvan verweerder is uitgegaan (namelijk 13.367 m²) als zodanig niet betwist, (en dat er dus inderdaad woongebouwen met meerdere verdiepingen aanwezig zijn), maar dat eiseres hiermee alleen heeft willen aangeven dat sprake is van communicerende vaten ten aanzien van de dienstbare grond (zie hierna onder c)).
rechtsoordeel en geen oordeel over een door beide partijen gedeeld
feitelijkstandpunt. Beide partijen gaan volgens de rechtbank uit van een onjuiste rechtsopvatting. Door daarvan af te wijken, treedt de rechtbank dan ook niet buiten de rechtsstrijd (de rechtbank past ambtshalve het recht toe).
€ 0