ECLI:NL:RBNNE:2020:1702
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hondenbelasting en de rechtsgeldigheid van de aanslag in Groningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 april 2020 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van een aanslag hondenbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor. De aanslag, die betrekking had op het jaar 2016, was opgelegd op basis van de 'Verordening hondenbelasting 2016' van de gemeente Groningen. Eiser, die in 2016 houder was van een hond, betwistte de aanslag en voerde aan dat de heffing in strijd was met de Grondwet, met name het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag hondenbelasting rechtsgeldig was opgelegd. Eiser stelde dat de heffing in strijd was met de Grondwet en het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente Groningen de bevoegdheid had om hondenbelasting te heffen op basis van de Gemeentewet. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het onderscheid tussen houders van honden en andere personen gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de heffing van hondenbelasting niet in strijd was met de Grondwet en dat er geen sprake was van een verboden ongelijke behandeling tussen inwoners van verschillende gemeenten.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de aanslag hondenbelasting. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding, en de uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.