Met verzoeker is de voorzieningenrechter voorts van oordeel dat de mededeling en het proces-verbaal in samenhang en als geheel bezien onvoldoende concrete en onderbouwde feiten en omstandigheden bevatten ter staving van het gestelde vermoeden van ongeschiktheid.
Ten eerste zijn de vermeldingen in die twee stukken over ervaringen van de brandweer met verzoekers gedrag vaag en onvoldoende concreet. Zo is niet gespecificeerd wanneer de brandweer ervaringen met verzoeker heeft opgedaan, welke ervaringen dat waren en welke rol verzoekers inzicht of (rij)gedrag daarbij heeft gespeeld. De toelichting gedateerd
17 januari 2019 in het proces-verbaal bevat daarover geen nadere informatie.
Ten tweede bevatten de mededeling en het proces-verbaal onvoldoende concrete informatie over de voorvallen die met verzoeker zijn besproken tijdens het gesprek van 29 januari 2019. Onduidelijk is welke voorvallen de politie bedoelt en welk concreet gedrag tot de vermelding heeft geleid dat verzoeker opdringerig gedrag heeft vertoond. Daar komt bij dat onduidelijk is hoe dat gestelde gedrag zich verhoudt tot verzoekers werk waarvoor hij sinds 15 januari 2019 is aangesteld. Voldoende aannemelijk is dat verzoeker als beroepsverkeersregelaar in enige mate inzicht en/of (rij)gedrag mag vertonen dat afwijkt van dat van andere weggebruikers.
Ten derde bevatten de mededeling en het proces-verbaal onvoldoende concrete gegevens over verzoekers inzicht en (rij)gedrag op 15 juli 2019. De enkele vermelding in het proces-verbaal over verzoekers gedrag op de snelweg is daartoe onvoldoende. Onduidelijk is waar dat gedrag precies heeft plaatsgevonden en hoe dat gedrag zich verhield tot verzoekers werk.
Ten vierde bevatten de stukken onvoldoende concrete informatie over verzoekers inzicht en (rij)gedrag op 15 september 2019. Zo volgt uit het proces-verbaal dat de verbalisant in kwestie die dag geen eigen waarnemingen over verzoekers inzicht en/of (rij)gedrag heeft gedaan. Die verbalisant heeft slechts van een niet nader benoemde weggebruiker een verklaring ontvangen over verzoekers inzicht en/of (rij)gedrag. Uit het proces-verbaal volgt niet dat die verbalisant die verklaring nader heeft onderzocht, dan wel dat die verklaring wordt ondersteund door bewijs.
Ten vijfde zijn de gebeurtenissen op 7 oktober 2019 onvoldoende om het gestelde vermoeden van ongeschiktheid te staven. Los van het feit dat verweerder en de politie aanvoeren dat die gebeurtenissen als incident niet doorslaggevend zijn geweest voor het ontstaan van het gestelde vermoeden, heeft verzoeker een onbestreden en niet onaannemelijke verklaring gegeven voor zijn gedrag op 7 oktober 2019. Hoewel verzoeker die avond verkeersregels heeft overtreden, afwijkend rijgedrag heeft vertoond en niet handelde zoals het een verkeersregelaar betaamt, heeft verweerder noch de politie bestreden dat verzoeker die avond inzicht en (rij)gedrag heeft vertoond op grond van achtervolgingsangst en overlevingsdrang. Onbestreden is dat verzoeker zich die avond bedreigd en achtervolgd voelde door een andere persoon, die eigenaar is van een auto die er net zo uit ziet als de auto waarin de hem achtervolgende verbalisant reed. Die verbalisant noch verweerder heeft die verklaring van verzoeker nader onderzocht, hoewel daartoe mogelijkheid bestond op grond van verzoekers eerdere aangiftes tegen zijn bedreiger.
Ten zesde overweegt de voorzieningenrechter dat voor zover de opsteller van het proces-verbaal eigen waarnemingen van verzoekers inzicht en/of (rij)gedrag heeft gehad, die waarnemingen onvoldoende zijn geconcretiseerd in de stukken.
Gelet op de voorgaande zes punten worden de algemene opsommingen en kwalificaties van de verbalisant in de mededeling onvoldoende door concrete feiten en omstandigheden uit het proces-verbaal gestaafd. Voor zover het gestelde vermoeden van ongeschiktheid is gestoeld op andere politiestukken, zijn die stukken niet aan de voorzieningenrechter overgelegd en evenmin kenbaar door de politie en verweerder bij hun beoordelingen betrokken.