Bijlage regelgeving
Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 1
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:8, eerste lid
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
2 Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:9
Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.
1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
2 Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
1. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.
3 De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen 2017
Artikel 2:34 Gevaarlijke honden
1. Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1.50 meter.
3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a. vervaardigd is van stevig kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
4. Onverminderd artikel 2:32, eerste lid, aanhef en onder b, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
5. In aanvulling op het in lid 1 bepaalde geldt dat de burgemeester de eigenaar of houder van die hond kan opdragen bij de hond een gedragstest (risico-assessment) te laten afnemen om zicht te krijgen op het karakter en het gedrag van de hond.
Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Emmen 2016
Artikel 1 Begrippen
1. Bijtincident: van een bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon of een ander dier bijt en het bijten lichamelijk letsel bij personen of ernstig letsel bij andere dieren tot gevolg heeft.
2. Hinderlijke hond: het college acht een hond hinderlijk in de zin van artikel 2:28 APV als een hond schade veroorzaakt aan roerende zaken of een persoon of ander dier bijt, maar daarbij geen sprake is van een bijtincident zoals bedoeld in lid 1.
3. Gevaarlijke hond: het college acht een hond gevaarlijk in de zin van artikel 2:28 APV als een hond een persoon of ander dier bijt zoals bedoeld in lid 1.
4. Kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
5. Muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, waarbij de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en er geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Artikel 3 Gevaarlijke hond
1. Het college kan de eigenaar/houder van een gevaarlijke hond een kort aanlijngebod en een muilkorfgebod opleggen. Hierbij geldt tevens dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand.
Artikel 4 Risico-assessment (gedragstest)
In opdracht en voor rekening van de eigenaar/houder van de hond kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Een gedragstest dient te worden afgenomen door een bij een beroepsvereniging erkende gedragstherapeut/-keurmeester.
1. Aan de eigenaar/houder van een hond, die zich niet houdt aan een opgelegde maatregel zoals bedoeld in artikel 2 en 3, kan een boete en/of een last onder dwangsom worden opgelegd.
2. Aan de eigenaar/houder van een hond, die zich niet houdt aan een opgelegde maatregel, zoals bedoeld in artikel 3, en wanneer sprake is van een nieuw bijtincident met ernstig letsel bij personen of zeer ernstig letsel bij dieren, wordt gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond.
3. Het college kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31, lid 2 Awb:
a. als de in lid 2 genoemde situatie zich heeft voorgedaan, de eigenaar/houder van de hond hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond en het college vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is; of
b. bij (ernstige vrees voor het ontstaan van) een ernstig bijtincident.
4. Bij het in lid 3 omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond kan in opdracht van de eigenaar/houder van de hond een gedragstest als bedoeld in artikel 4 worden afgenomen.
5. Wanneer uit de uitgevoerde gedragstest blijkt dat de hond niet kan worden terug geplaatst, niet resocialiseerbaar of elders herplaatsbaar is, dan wel anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door het college besloten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daar toe bevoegde dierenarts.
6. De kosten van vervoer, opvang/verblijf, het testen van de hond en eventueel de kosten van het laten uitvoeren van euthanasie komen volledig voor rekening van de eigenaar/houder van de hond.
Artikel 7 Uitzonderingen
In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk om van deze beleidsregel af te wijken:
a. het college kan overgaan tot het toepassen van (spoed)bestuursdwang op grond van artikel 5:31 lid 2 Awb; of
b. de burgemeester kan besluiten op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond.