Wat vindt de rechter?
De rechter stelt bij de beoordeling van het verzoek van de Raad voorop dat uit de wet volgt dat de rechtbank het gezag kan beëindigen als [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zodanig opgroeien dat zij bij het laten voortduren van het gezag in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en de moeder die het gezag uitoefent, niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te nemen en hierin binnen een voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] aanvaardbare termijn geen verandering valt te verwachten.
De rechter heeft het onderzoeksrapport van de Raad gelezen en geluisterd naar wat iedereen hem heeft verteld op 23 juni 2020. De rechter vindt dat uit het onderzoeksrapport van de Raad blijkt dat er op de zorgboerderij van [minderjarige 1] en in de thuissituatie bij de pleegouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , géén sprake is van een ontwikkelingsbedreiging. De rechter vindt dat uit het onderzoeksrapport echter ook blijkt dat alle kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd als zij worden teruggeplaatst bij de moeder of als opnieuw daarnaar onderzoek wordt gedaan. Hij vindt verder dat geen perspectief bij de moeder kan worden gevonden en dat en verder onderzoek niet nodig, niet mogelijk en niet wenselijk. Voor dat laatste is mede redengevend dat de aanvaardbare termijn om het perspectief bij de moeder te onderzoeken inmiddels ruimschoots is verstreken. De rechter komt tot zijn oordeel op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Alle kinderen zijn tot [datum] bij de moeder opgegroeid. Daarna zijn zij uit huis geplaatst op verschillende plekken. Vanaf [datum] wonen de kinderen op hun huidige, perspectief biedende, woonplekken.
De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn genomen en steeds verlengd. omdat de kinderen bij de moeder opgroeien in een onveilige en onvoorspelbare opvoedingssituatie. De kinderen werden in de thuissituatie bij de moeder geconfronteerd met agressie, in de vorm van huiselijk geweld. Bovendien bleek dat de moeder de veiligheid van de kinderen in gevaar bracht. De moeder heeft zelf een ernstig belast verleden met onder andere seksueel misbruik binnen haar familie. De moeder heeft ondanks dat verleden niet met haar familie gebroken. Zij woont in de buurt van haar familie en zij is ondanks geboden alternatieven, bij haar familie in de buurt blijven wonen. De moeder heeft in de volle wetenschap hoe risicovol dat voor haar eigen kinderen is, de kinderen voor oppas/opvang naar haar familie gebracht. Uit het onderzoeksrapport van de Raad blijken tal van aanknopingspunten dat ook [minderjarige 1] , [minderjarige 2] slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik in de thuissituatie bij de moeder, voorafgaand aan hun uithuisplaatsing.
De nu achtjarige [minderjarige 1] , was zes jaar oud toen hij uit huis werd geplaats. Hij vertoonde zeer zorgelijk en afwijkend gedrag. [minderjarige 1] was extreem boos, wat zich uitte in slaan, bijten, spugen en schelden. Ook vertoonde [minderjarige 1] seksueel grensoverschrijdend gedrag en poepte hij meerdere keren per week in zijn broek. [minderjarige 1] is een beschadigd kind met een forse gedragsproblematiek. Hij kan zijn emoties niet goed reguleren en hij vertoont ondanks ingezette hulpverlening, nog steeds seksueel grensoverschrijdend gedrag.
De nu vier jaar oude [minderjarige 2] , was twee jaar oud toen zij uit huis werd geplaatst. Ook zij vertoonde en vertoont nog steeds zeer zorgelijk gedrag. [minderjarige 2] is zeer gericht op blote billen en vertoont (ook naar andere kinderen) grensoverschrijdend seksueel gedrag dat niet overeenkomst met haar leeftijd en haar ontwikkeling. [minderjarige 2] heeft aan de hulpverlening inmiddels ook verteld wat er met haar in de thuissituatie bij de moeder is gebeurd op seksueel gebied. De problematiek is zo ernstig dat specialistische hulpverlening nodig is om te onderzoeken wat haar precies is overkomen en welke therapie op haar problematiek aansluit. Hiervoor is [minderjarige 2] aangemeld bij [instantie 2] . [instantie 2] kan en wil pas (verdere) diagnostiek en hulpverlening bieden op het moment dat het woonperspectief van [minderjarige 2] duidelijk is en het gezag van de moeder is beëindigd. Alleen dan acht [instantie 2] het verantwoord en zinvol om verdere stappen te zetten.
[minderjarige 3] die nu drie jaar oud is, was één jaar oud toen zij uit huis werd geplaatst. Zij ontwikkelt zich op dit moment conform haar leeftijd en er zijn geen concrete zorgen over haar ontwikkeling tot zover. Wel is duidelijk dat zij bij de moeder thuis in een opvoedingssituatie terecht zou komen, die ook haar ontwikkeling als kind ernstig zal bedreigen.