ECLI:NL:RBNNE:2020:2780

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
C/18/199749 / KG ZA 20-153
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning in kort geding toegewezen wegens ernstige en structurele overlast van huurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonborg en twee gedaagden, die als huurders in een appartementencomplex ernstige overlast zouden veroorzaken. De eiseres, Woonborg, vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagden, die al geruime tijd klachten van omwonenden over geluidsoverlast en andere hinder had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden in strijd handelden met de huurovereenkomst en de wettelijke verplichtingen door herhaaldelijk overlast te veroorzaken, waaronder geluidsoverlast en nachtelijk aanbellen bij buren. Ondanks de betwisting van de gedaagden dat zij enige overlast veroorzaakten, concludeerde de voorzieningenrechter dat er voldoende bewijs was van ernstige en structurele overlast, die de nachtrust van de omwonenden ernstig verstoorde. De rechtbank wees de vordering van Woonborg toe en bepaalde dat de gedaagden de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis moesten ontruimen. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van het waarborgen van het rustig woongenot van andere huurders en oordeelde dat de situatie onhoudbaar was geworden. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/199749 / KG ZA 20-153
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONBORG,
gevestigd te Vries,
eiseres,
advocaat: mr. W.J. Aardema te Heerenveen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te Haren (Gn),
2.
[gedaagde 2],
wonende te Haren (Gn),
gedaagden,
advocaat: mr. J.G. Brands te Groningen.
Eiseres wordt hierna "Woonborg" genoemd. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk " [gedaagde 1] " en " [gedaagde 2] " en samen " [gedaagden] " worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 10 juli 2020 (met producties 1 t/m 49),
  • de nadere producties 50 t/m 66 van Woonborg,
  • de mondelinge behandeling d.d. 3 augustus 2020, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
  • de pleitnota van Woonborg.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Het vonnis wordt vandaag bij vervroeging uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Woonborg als verhuurder en [gedaagden] als huurders hebben met ingang van
6 september 2012 een schriftelijke huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met betrekking tot het appartement aan de [adres 1] (Gn). Hiervóór huurde [gedaagden] een woning van woningstichting De Woonplaats aan de [adres 2] , waarbij omwonenden klachten over geluidsoverlast van [gedaagden] hebben geuit, in verband waarmee De Woonplaats een procedure tot huurbeëindiging heeft gestart. Uiteindelijk heeft [gedaagden] de huurovereenkomst met De Woonplaats zelf opgezegd. Genoemde geluidsoverlast was Woonborg bij het aangaan van de onderhavige huurovereenkomst bekend door ontvangst van een verhuurdersverklaring van De Woonplaats.
2.2.
Op de huurovereenkomst van partijen zijn van toepassing de Algemene huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van Woonborg d.d. 1 november 2011. In artikel 7.6. van deze algemene huurvoorwaarden is onder meer bepaald:
7.6.
De huurder moet ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door de huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege de huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. (…)
2.3.
Het appartement van [gedaagden] bevindt zich op de eerste verdieping van een appartementencomplex met vier bouwlagen. Boven het appartement van [gedaagden] , op de tweede verdieping, woont de familie [naam 1] (op nr. [-] ) en onder het appartement van [gedaagden] , op de begane grond, woont de familie [naam 2] (op nr. [--] ).
2.4.
[gedaagde 1] (thans 62 jaar oud) en [gedaagde 2] (thans 82 jaar oud) zijn gehuwd.
2.5.
Woonborg heeft in oktober 2014 voor het eerst klachtenmeldingen van [gedaagden] ontvangen over geluidsoverlast van de onderburen, met name over het op hakken lopen van de onderbuurvrouw en het smijten met deuren. Hierna is een stroom van klachten van [gedaagden] op gang gekomen. In de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 heeft [gedaagden] veelvuldig bij Woonborg geklaagd over geluidsoverlast van de bovenburen, de familie [naam 1] , en de onderburen, de familie [naam 2] . Ook in 2018 heeft Woonborg klachten van [gedaagden] ontvangen over geluidsoverlast van de families [naam 1] en [naam 2] . Voormelde klachten werden telkens door gedaagde sub 1, [gedaagde 1] , gemeld.
2.6.
Vanaf 2018 ontvangt Woonborg klachten van de families [naam 1] en [naam 2] over door [gedaagden] veroorzaakte overlast. De familie [naam 2] heeft Woonborg op 22 mei 2018 gemeld dat [gedaagden] hun tuinmeubelen en planten had vernield en dat [gedaagde 1] bij hen op de deuren en ramen had geslagen met een hard voorwerp.
2.7.
Woonborg heeft [gedaagde 2] bij brief van 24 april 2018 geschreven:
"Ons bereikte een klacht van omwonende(n) dat u overlast zou veroorzaken.
De overlast zou bestaan uit:
Geluidsoverlast (voornamelijk) gebonk of gestamp met een onbekend (voorwerp) op ongebruikelijke tijden waardoor omwonende(n) worden gestoord in hun slaap en woongenot.
Hoewel ik de ernst en de frequentie van de overlast niet kan vaststellen, verzoek u vriendelijk een einde te maken aan deze ongewenste situatie. (…)"
2.8.
De (toenmalige) advocaat van Woonborg heeft [gedaagden] bij brief van 19 juni 2018 geschreven:
"(…) U huurt met ingang van 6 september 2012 een woning van cliënte aan de [adres 1] .
Op deze huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene huurvoorwaarden d.d. 1 november 2011, waarvan u schriftelijk verklaard heeft deze ontvangen te hebben. In deze algemene huurvoorwaarden is onder andere opgenomen dat u als huurder geen overlast mag veroorzaken. Deze verplichting vloeit ook voort uit de wet en wel uit art. 7:213 BW.
Cliënte moet echter constateren dat u zich in toenemende mate hier niet aan houdt. Woonborg ontvangt al gedurende enige tijd schriftelijke klachten van meerdere omwonenden met betrekking tot de door u veroorzaakte geluidsoverlast.
De geluidsoverlast bestaat met name uit het zeer regelmatig veroorzaken van zéér harde knallen in de nachtelijke uren.
Op 24 april 2018 heeft de heer [naam 3] , consulent Wijkbeheer & Leefbaarheid van Woonborg, u hierover al een brief gezonden met het verzoek deze geluidsoverlast te staken en gestaakt te houden.
U bent hierover ook al eerder aangeschreven door Woonborg en wel door de directeur.
Op 27 juni 2017 heeft mevrouw [naam 4] u onder andere gemeld dat uw buren ook toen al veel geluidsoverlast van u ondervonden van "harde klappen in de avond, nacht en vroege ochtend".
Helaas hebben beide brieven niet mogen baten en bent u doorgegaan met het veroorzaken van soortgelijke overlast. Cliënte heeft namelijk meerdere klachten van diverse omwonenden ontvangen van ná 24 april jl.
Bij deze verzoek ik u (beiden) dan ook, en zo nodig sommeer ik u (beiden) dan ook, om géén (geluids)overlast meer te veroorzaken. Cliënte is verplicht haar huurders het rustig woongenot te geven en dat kan zij nu door uw toedoen niet doen. Omwonenden worden zeer geregeld 's nachts wakker door de door u veroorzaakte harde knallen; dit dient te stoppen daar deze huurders zowel lichamelijk als geestelijk zeer te lijden hebben van de situatie en zij hun (nacht)rust hard nodig hebben. Mocht cliënte na ontvangst van deze brief nieuwe klachten ontvangen, dan zullen verdergaande maatregelen getroffen worden. (…)"
2.9.
De advocaat van Woonborg heeft [gedaagden] bij brief van 18 september 2018 geschreven:
"Op 19 juni jl. zond ik u een brief met betrekking tot door u veroorzaakte (geluids)overlast. In deze brief heb ik u verzocht deze overlast, die voor een groot deel, doch niet alleen, bestaat uit het veroorzaken van harde knalgeluiden, te stoppen.
(…)
Helaas heeft cliënte na het verzenden van mijn brief, toch weer nieuwe klachten over dergelijke - en andere - overlast ontvangen. Deze klachten maken (wederom) melding van het 's nachts meermalen veroorzaken van harde knallen, van 's nachts meerdere malen langdurig aanbellen, van het 's nachts rondspoken op andermans terras en van het 's nachts schreeuwen naar omwonenden.
(…)
Omwonenden geven aan dat ten gevolge van uw nocturne escapades zij geen veilig en rustig woongenot meer hebben. Zij geven tevens aan bang voor u te zijn.
(…)
Zoals ik u in mijn vorige brief al heb laten weten, willen uw omwonenden rust en in veiligheid kunnen leven. Het betreft in ieder geval een 7-tal huurders die bij cliënte klagen over uw angstaanjagende en onvoorspelbare houding en dito gedrag.
U zegt dat uw omwonenden u weg willen pesten; dat is ten eerste een standaardreactie van elke overlastveroorzaker en ten tweede is daar geen enkele reden noch bewijs voor.
Zoals ik al zei, leven uw omwonenden ten gevolge van voornoemde overlast in angst. Zij zijn bang voor wat hen die nacht weer te wachten staat, kunnen daardoor de slaap niet vatten en als ze dan eindelijk in slaap zijn gevallen, schrikken zij wakker door de door u veroorzaakte harde knallen.
Bij deze verzoek, en voor zover nodig sommeer, ik u derhalve om dergelijke vormen van overlast, alsmede elke andere vorm van overlast, te doen stoppen. Cliënte is verplicht haar huurders het rustig woongenot te geven en dat kan zij nu door uw toedoen niet doen. Mocht u aan deze sommatie geen gehoor geven, dan zullen nadere juridische maatregelen volgen. (…)"
2.10.
De advocaat van Woonborg heeft [gedaagden] bij brief van 18 oktober 2018 geschreven:
"Zoals ik u in mijn brief van 18 september jl. al liet weten, zouden er verdergaande maatregelen getroffen worden als u na die brief opnieuw overlast zou veroorzaken.
Welnu, cliënte heeft na 18 september van maar liefst 7 verschillende omwonenden weer nieuwe meldingen ontvangen. Meldingen waaruit blijkt dat er begin oktober 's nachts weer hard gebonkt is en bij omwonenden in de zéér vroege ochtend aangebeld is. (…)"
2.11.
De advocaat van Woonborg heeft [gedaagden] bij brief van 30 september 2019 geschreven:
"Aangezien cliënte, Stichting Woonborg, van meerdere omwonenden in de maanden augustus en september 2019 weer nieuwe klachten over u heeft ontvangen terzake geluidsoverlast bestaande uit o.a. de bekende harde klap- en of knalgeluiden en het 's nachts aanbellen, zal ik de reeds eerder aangekondigde kort geding procedure tot ontruiming van de woning tegen u aanspannen. Cliënte is nu eenmaal verplicht om aan deze omwonenden het rustig woongenot te verschaffen en die verplichting kan zij door uw toedoen nu niet nakomen.
Dat betekent dat de deurwaarder binnenkort de dagvaarding aan u zal betekenen.
Woonborg geeft u echter eenmalig de kans om deze procedure te voorkomen. Bijgaand treft u een huuropzeggingsformulier aan. Hiermee kunt u de huur van de woning zelf opzeggen. Daarmee kunt u er voor zorgen dat de procedure, die naar uw eigen zeggen veel stress voor u beiden oplevert, niet door hoeft te gaan. Indien u ervoor zorgt dat dit formulier op uiterlijk maandag 7 oktober a.s. door u ingevuld en ondertekend door de heer [naam 3] van Woonborg is ontvangen, zal de kort geding procedure niet in gang worden gezet.
(…)
Mocht de heer [naam 3] mij echter op 8 oktober 2019 laten weten dat hij bovenvermeld huuropzeggingsformulier niet van u ontvangen heeft, dan wenst u kennelijk dat de huurovereenkomst niet in onderling overleg beëindigd gaat worden, wilt u niet in aanmerking komen voor bovenvermelde herhuisvesting en verkiest u dat de procedure gevoerd gaat worden. In dat geval zal ik overgaan tot het opstellen van de dagvaarding en zult u zonder verdere vooraankondiging gedagvaard worden. (…)"
2.12.
[gedaagden] heeft het toegezonden huuropzeggingsformulier niet ondertekend. Woonborg heeft vervolgens (nog) geen kort geding procedure tot ontruiming gestart.
2.13.
[gedaagden] heeft hierna in meerdere brieven aan Woonborg betwist dat hij enige overlast veroorzaakt en aangegeven dat hij juist overlast van de families [naam 2] en [naam 1] ondervindt.
2.14.
In de periode van 26 februari 2020 tot en met 7 april 2020 heeft Woonborg 19 klachtmeldingen van [gedaagden] ontvangen over geluidsoverlast, waarbij [gedaagde 2] telkens aangeeft dat Woonborg als verhuurder in gebreke blijft met het verschaffen van het rustig woongenot. Ook na 7 april 2020 heeft [gedaagden] in de daaropvolgende maanden nog diverse overlastmeldingen bij Woonborg gedaan.
2.15.
Op 8 april 2020 heeft Woonborg een klachtmelding van [gedaagden] ontvangen, die onder meer vermeldt:
"(…) Om 04.40 uur een klap. Nadat [naam 5] met een kop thee tot rust was gekomen, is hij om 05.10 uur naar beneden gegaan en heeft bij het echtpaar [naam 2] aangebeld. Het echtpaar was wakker, maar deed niet open. [naam 5] zal, zoals eerder aangegeven, het echtpaar [naam 2] vanaf nu indien nodig elke nacht op haar gedrag blijven aanspreken, noodgedwongen, aangezien Woonborg dit niet doet. (…)"
2.16.
Op 9 april 2020 heeft Woonborg een klachtmelding van [gedaagden] ontvangen, die onder meer vermeldt:
"(…) Tussen 21.30 uur van 08-04-2020 en 00.45 uur van de volgende dag (vandaag) is er opnieuw op soortgelijke wijze door het echtpaar [naam 2] ernstige geluidsoverlast veroorzaakt. Ook deze geluiden zijn hoogstwaarschijnlijk door andere bewoners gehoord. Om 23.15 uur heeft [naam 5] de politie gebeld. Die kon niets doen. Daarna is [naam 5] zelf naar beneden gegaan en heeft bij het echtpaar aangebeld. Het echtpaar was wakker maar deed niet open. Na een harde klap om 23.52 uur is [naam 5] opnieuw naar beneden gegaan en heeft bij het echtpaar [naam 2] aangebeld. Ook nu was het echtpaar wakker maar deed niet open. [naam 5] zal, zoals eerder aangegeven, mevrouw en meneer [naam 2] blijven aanspreken, noodgedwongen, aangezien Woonborg dit niet doet. (…)"
2.17.
De familie [naam 2] heeft op 8 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat op 2, 3, 6 en 8 april 2020 's nachts althans 's avonds laat door [gedaagden] bij hen is aangebeld.
2.18.
De familie [naam 2] heeft op 14 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat op 12 en 13 april 2020 's nachts door [gedaagden] bij hen is aangebeld.
2.19.
De familie [naam 2] heeft op 14 april 2020 aan Woonborg laten weten dat zij omwille van hun gezondheid Woonborg verzoeken om actie te ondernemen tegen de van [gedaagden] ondervonden overlast.
2.20.
Op 16 april 2020 heeft Woonborg een klachtmelding van [gedaagden] ontvangen, die onder meer vermeldt:
"(…) Op 15-04-20, van 21.30 uur tot 16-04-2020, 02.00 uur klonk er elke 10 tot 15 minuten een vrij hard scherp geluid, afkomstig uit het appartement van het echtpaar [naam 2] , waardoor wij onmogelijk konden inslapen. (…) Deze geluiden kunnen niet anders dan willens en wetens door het echtpaar [naam 2] zijn veroorzaakt, zoals eerder vastgesteld en bij Woonborg gemeld. Om de nachtelijke rust niet nog meer te verstoren ( [naam 6] is 82 en trekt dit niet langer) is [naam 5] om 06.30 uur naar beneden gegaan. Het echtpaar [naam 2] was wakker. Hij heeft bij het echtpaar [naam 2] aangebeld. De bel deed het niet. [naam 5] heeft drie maal op de deur geklopt. Mevrouw [naam 2] kwam naar de deur maar deed niet open. (…) Aangezien Woonborg weigert om mevrouw en meneer [naam 2] op de door hen veroorzaakte zeer ernstige geluidsoverlast aan te spreken, zal [naam 5] vanaf vandaag, 16-04-20, mevrouw en meneer [naam 2] zelf opnieuw direct gaan aanspreken op hun gedrag, indien nodig meerdere keren per nacht. (…)"
2.21.
De (huidige) advocaat van Woonborg heeft de advocaat van [gedaagden] bij brief van 16 april 2020 geschreven:
"(…) Er is sprake van een overlastdossier waarin uw cliënten klagen over overlast veroorzaakt door omwonenden en met name door de familie [naam 2] . Omgekeerd ontvangt cliënte ook klachten over uw cliënten. Met name over het 's nachts aanbellen bij en aankloppen op deuren van één of meer omwonenden. Dit laatste gebeurt omdat uw cliënten van mening zijn dat tijdens nachtelijke uren overlast wordt veroorzaakt door omwonenden.
Met betrekking tot de door u gestelde overlast van omwonenden, al dan niet in de nachtelijke uren, is geen objectief bewijs geleverd. In ieder geval worden de meldingen van uw cliënten niet ondersteund door meldingen van anderen.
Omgekeerd geldt dat wel vast is komen te staan dat uw cliënten, en met name de heer [gedaagde 1] , in de nachtelijke uren aanbelt en aanklopt bij omwonenden.
Omdat cliënte in de ogen van uw cliënten niets doet hebben uw cliënten heden aangekondigd omwonenden verder rechtstreeks aan te zullen spreken op het vermeende gedrag dat zij zouden veroorzaken en waarvan uw cliënten stellen last te hebben.
Namens cliënte worden uw cliënten gesommeerd om omwonenden op geen enkele wijze rechtstreeks aan te spreken over enige overlast, voor zover deze overlast niet door derden is vastgesteld. Indien uw cliënten daartoe wél overgaan en omwonenden in de nachtelijke uren blijven benaderen door bij hen aan te bellen dan wel op de deur te kloppen, dan wordt dit aangemerkt als een zodanig ernstige toerekenbare tekortkoming dat cliënte onverwijld een kort geding entameert, waarbij zij zal vorderen dat uw cliënten veroordeeld worden om de woning te ontruimen. (…)"
2.22.
De familie [naam 2] heeft op 20 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 16 en 20 april 2020 's nachts op de deur heeft geklopt respectievelijk aangebeld. De overlastmelding vermeldt ook klappen op 17 en 20 april 2020. Voorts heeft de familie [naam 1] op 20 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die een harde klap die dag om 06.30 uur afkomstig van [gedaagden] vermeldt.
2.23.
De familie [naam 2] heeft op 30 april 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 25, 26 en 27 april 2020 's nachts heeft aangebeld.
2.24.
De familie [naam 2] heeft op 4 juni 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 4 juni 2020 's nachts drie maal een harde klap op het plafond heeft gegeven en dat hij 's nachts bij hen heeft aangebeld.
2.25.
De familie [naam 1] heeft op of omstreeks 4 juni 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 4 juni 2020 's nachts driemaal een harde klap heeft veroorzaakt.
2.26.
De familie [naam 2] heeft op 9 juni 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 9 juni 2020 's nachts driemaal een klap op het plafond heeft gegeven.
2.27.
De familie [naam 2] heeft op 11 juni 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 11 juni 2020 's nachts heeft aangebeld en een harde klap op het plafond heeft gegeven. Eveneens op 11 juni 2020 heeft de familie [naam 1] een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 11 juni 2020
's nachts een harde klap heeft veroorzaakt.
2.28.
De familie [naam 2] heeft een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat op 14, 15, 16 en 17 juni 2020 's avonds laat althans 's nachts door [gedaagden] klappen op het plafond zijn gegeven.
2.29.
De familie [naam 1] heeft op 17 juni 2020 een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat op 16 en 17 juni 2020 's avonds laat althans 's nachts door [gedaagden] klappen zijn veroorzaakt.
2.30.
De familie [naam 2] heeft een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat op 21 en 22 juni 2020 's nachts door [gedaagden] meerdere klappen op het plafond zijn gegeven.
2.31.
De advocaat van Woonborg heeft [gedaagden] bij brief van 24 juni 2020 geschreven:
"(…) Middels een schrijven aan uw advocaat bent u namens cliënte op 16 april 2020 gesommeerd om op geen enkele wijze nog overlast te veroorzaken en zeker niet in de nachtelijke uren aan te bellen bij omwonenden of hen op andere wijze uit hun slaap te houden. Na de verzonden sommatie leek er even geen overlast meer te zijn.
Echter, inmiddels heeft cliënte niet alleen van u weer de nodige klachtmeldingen ontvangen, maar ook van omwonenden over úw gedrag.
Ter zake uw klachtenmeldingen, waarvoor geen bewijs is geleverd, heeft cliënte een onderzoek ingesteld. Op de momenten waarop u hebt geklaagd en cliënte onderzoek uitvoerde, is niet datgene geconstateerd waarover u hebt geklaagd.
Ter zake de meldingen van omwonenden omtrent uw gedrag staat vast dat u in de nachtelijke uren overlast veroorzaakt door ergens tegenaan te bonken (en waarvoor dus thans bewijs is) en dat u zelfs in de nachtelijke uren weer hebt aangebeld bij omwonenden.
Voor cliënte staat vast dat u, u zodanig schuldig maakt aan een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, dat een ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde zonder meer gerechtvaardigd zijn.
Indien u een gerechtelijke procedure wenst te voorkomen, dan hebt u de mogelijkheid om tot 1 juli a.s. op te zeggen tegen 1 augustus a.s.. Zegt u niet op, dan zal cliënte rechtsmaatregelen treffen. (…)"
2.32.
[gedaagden] is niet tot de door Woonborg voorgestelde opzegging van de huurovereenkomst overgegaan en heeft bij Woonborg diverse nieuwe meldingen over geluidsoverlast van de buren gedaan.
2.33.
De familie [naam 2] heeft een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 23, 24 en 29 juni 2020 en op 3 juli 2020 's nachts een klap op het plafond heeft gegeven en op 5 juni 2020 's nachts heeft aangebeld.
2.34.
Woonborg heeft op of omstreeks 10 juli 2020 bij de kantonrechter van deze rechtbank een bodemprocedure tegen [gedaagden] gestart, waarin Woonborg ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde vordert.
2.35.
De familie [naam 2] heeft nog een overlastmelding bij Woonborg gedaan, die vermeldt dat [gedaagden] op 18 en 21 juli 2020 's nachts klappen heeft veroorzaakt.

3.Het geschil

3.1.
Woonborg vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] veroordeelt om de woning staande en gelegen te Haren (Gn) aan de [adres 1] te ontruimen met al de hunnen en het hunne en al degenen die van hunnentwege voornoemde woning gebruiken, zulks in overeenstemming met hetgeen daaromtrent gesteld in de huurovereenkomst, de algemene huurvoorwaarden en de wet, doch in ieder geval leeg, schoon en onder inlevering van de sleutels en wel binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn;
II. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Woonborg legt - samengevat - aan haar ontruimingsvordering het volgende ten grondslag. [gedaagden] heeft in strijd gehandeld met artikel 7.6. van de algemene huurvoorwaarden en artikel 7:213 BW ("goed huurderschap") door ernstige en structurele overlast voor omwonenden in het appartementencomplex te veroorzaken. Deze overlast bestaat kort gezegd uit geluidsoverlast, het nachtelijk aankloppen of -bellen bij omwonenden, het vernielen van bezittingen van omwonenden en het schaden van de nachtrust van omwonenden op zodanige wijze dat hun gezondheid eronder lijdt. Met het veroorzaken van deze overlast schiet [gedaagden] ernstig tekort in de nakoming van de huurovereenkomst met Woonborg. Woonborg wijst er verder op dat [gedaagden] zich niet als een goed huurder opstelt omdat hij Woonborg veelvuldig bestookt met overlastmeldingen en overige correspondentie, op zodanige wijze dat medewerkers van Woonborg op een onevenredige wijze worden belast. Dat de buren van [gedaagden] overlast voor hem veroorzaken, is niet gebleken. Woonborg heeft een spoedeisend belang bij beëindiging van de door [gedaagden] teweeggebrachte overlast, nu Woonborg verplicht is om haar andere huurders in het appartementencomplex het rustig woongenot te verschaffen en er geen enkel zicht is op beëindiging van de overlast, waardoor de situatie thans onhoudbaar is. [gedaagden] heeft voldoende kansen gehad om zijn gedrag te verbeteren. Een voorstel voor het betrekken van een alternatieve woning is afgewezen. Er bestaat geen enkele aanleiding om de ontruiming van het gehuurde nog langer uit te stellen, vooruitlopend op de in de bodemprocedure gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid althans afwijzing van het gevorderde. [gedaagden] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Hij betwist alle door Woonborg aan hem verweten overlastsituaties. Hier is geen enkel bewijs van. Vernielingen heeft hij niet gepleegd. Het zijn juist de buren van [gedaagden] ( [naam 2] en [naam 1] ) die structureel overlast voor [gedaagden] veroorzaken, maar Woonborg kiest niettemin partij voor deze buren. Woonborg behandelt de klachten van [gedaagden] niet objectief. Er bestaat geen spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming van de woning. In 2019 is [gedaagde 2] reeds een kort-geding-procedure aangezegd, maar Woonborg heeft dit niet doorgezet. Ook begin dit jaar heeft Woonborg over een kort geding gesproken en daaraan geen vervolg gegeven. Woonborg had sindsdien ook al lang een bodemprocedure tegen [gedaagden] kunnen instellen. De afgelopen maanden is er geen overlast geweest. De onderhavige kwestie is qua bewijsvoering ook niet geschikt voor behandeling in kort geding. In een bodemprocedure, die meer waarborgen biedt, kan de gestelde overlast beter worden onderzocht dan in kort geding en kan [gedaagden] allerhande stukken overleggen. Het is voor [gedaagden] onmogelijk om op alle producties van de zijde van Woonborg te reageren. Ontruiming van de woning op korte termijn heeft grote gevolgen voor met name mevrouw [gedaagde 2] , die bejaard is. Het is zeer onwenselijk dat zij op straat zal komen te staan. Het is daarbij ook maar de vraag of [gedaagden] snel alternatieve woonruimte kan vinden. De door Woonborg gevorderde ontruimingstermijn van veertien dagen is in elk geval te kort.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de beoordeling of in kort geding een zeer ingrijpende maatregel als een veroordeling tot ontruiming van een huurwoning dient te worden getroffen, grote terughoudendheid moet worden betracht, nu een bevel tot ontruiming bij wege van voorlopige voorziening een vergaande maatregel betreft die diep ingrijpt in het woonrecht en de huurbescherming van de huurder en in de praktijk een (vrijwel) definitief karakter heeft. Ook kan in kort geding geen uitgebreid onderzoek naar bestreden feiten plaatsvinden. Om deze redenen is een bevel tot onverwijlde ontruiming in kort geding alleen gerechtvaardigd, als met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden wegens toerekenbaar tekortschieten van de huurder, terwijl daarnaast sprake moet zijn van een situatie die zodanig ernstig en acuut is, dat van de verhuurder niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemprocedure afwacht.
4.2.
Het spoedeisend belang bij de ontruimingsvordering van Woonborg is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanwezig, zodat Woonborg in haar vordering kan worden ontvangen. Woonborg dient als verhuurder het rustig woongenot van haar huurders te waarborgen. Zij is om die reden gehouden om maatregelen te treffen jegens een huurder in het geval dat deze huurder overlast voor andere huurders veroorzaakt, om te bewerkstelligen dat de overlast eindigt. Onder omstandigheden kan dit betekenen dat Woonborg de rechter in kort geding vraagt om de ontruiming van een woning te bevelen, om aan de overlast op korte termijn een einde te maken. Aan het spoedeisend belang van Woonborg in dit kort geding doet naar voorlopig oordeel niet af dat Woonborg, zoals [gedaagden] aanvoert, al twee keer eerder een kort geding tot ontruiming aan [gedaagden] in het vooruitzicht heeft gesteld maar daaraan vervolgens niet (meteen) een vervolg heeft gegeven. De enkele omstandigheid dat de eisende partij enige tijd heeft gewacht voordat hij daadwerkelijk in kort geding een voorlopige voorziening vordert, behoeft de kort geding rechter er niet van te weerhouden om aan te nemen dat een spoedeisend belang bij de (later) gevorderde voorziening bestaat (vgl. HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2391). Ook de omstandigheid dat Woonborg al eerder een bodemprocedure tot ontbinding en ontruiming tegen [gedaagden] aanhangig had kunnen maken, doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af aan het spoedeisend belang van Woonborg bij de thans gevraagde voorziening.
4.3.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van [gedaagden] dat het geschil tussen partijen gezien de feitelijke complexiteit in een bodemprocedure en niet in kort geding dient te worden beoordeeld. De voorzieningenrechter kán een voorziening weigeren op de grond dat zij de zaak niet geschikt acht om in kort geding genoegzaam te worden toegelicht. Van die bevoegdheid moet terughoudend gebruik worden gemaakt (vgl. HR 24 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7508). In dit kort geding zijn de relevante feiten naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands voldoende komen vast te staan om een gefundeerd oordeel over de gevorderde ontruiming te kunnen geven.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat een huurder geen overlast mag bezorgen aan omwonenden. Dit volgt reeds uit artikel 7:213 BW waarin staat dat de huurder zich als een goed huurder moet gedragen. Ook op grond van artikel 7.6. van de op de huurovereenkomst van partijen van toepassing zijnde Algemene huurvoorwaarden van Woonborg mag een huurder aan omwonenden geen overlast veroorzaken.
4.5.
Overigens, het recht op rustig woongenot is geen absoluut recht, in die zin dat een omwonende onder
alleomstandigheden gevrijwaard moet blijven van welke vorm van (geluids)hinder/overlast van zijn buren dan ook. Daar komt bij dat aan het samenwonen in een appartementencomplex eigen is dat men als bewoner bepaalde geluiden van andere (naast/onder/boven) gelegen appartementen meekrijgt en dat moet tot op zekere hoogte door bewoners worden aanvaard. Een en ander wordt echter anders als de aard en omvang van de (geluids)overlast de grenzen van het aanvaardbare overschrijdt en daarmee als onrechtmatig moet worden beschouwd.
4.6.
De voorzieningenrechter is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen in aanvulling daarop ter zitting is besproken van oordeel dat genoegzaam vast is komen te staan dat sprake is van ernstige en structurele (geluids)overlast voor omwonenden - en dan vooral voor de families [naam 1] en [naam 2] - van de zijde van [gedaagden] betwist weliswaar uitdrukkelijk dat hij ook maar enige vorm van overlast veroorzaakt, maar daarin kan hij niet worden gevolgd. Woonborg heeft vele overlastmeldingen overgelegd, waaruit volgt dat al geruime tijd - met een escalatie in de laatste maanden - [gedaagden] regelmatig op de late avond of 's nachts klappen op muren of plafonds geeft die door de buren kunnen worden gehoord en dat gedaagde [gedaagde 1] diverse malen midden in de nacht bij zijn buren op de deur heeft geklopt of aangebeld, nadat hij meent geluidsoverlast van de betreffende buren te hebben ondervonden, in sommige gevallen zelfs meerdere keren per nacht. De voorzieningenrechter ziet voorshands geen aanleiding om aan de juistheid van deze overlastmeldingen te twijfelen. Dat deze meldingen slechts zouden zijn gedaan om [gedaagden] dwars te zitten, blijkt uit niets. Dergelijke aanhoudende vormen van overlast zijn voor omwonenden buitengewoon onplezierig en dat geldt te meer wanneer deze overlast midden in de nacht plaatsvindt, wanneer de gemiddelde burger van zijn nachtrust geniet en er recht op heeft daarbij niet te worden gestoord door anderen. Het aanbellen/aankloppen bij buren midden in de nacht na mogelijke overlast acht de voorzieningenrechter ook een disproportionele reactie van [gedaagde 1] . Anders dan hij zelf kennelijk meent, valt niet in te zien waarom een melding bij de buren van overlast - zo daar al sprake van was - niet overdag kan gebeuren. Het vorenstaande klemt te meer, nu (ook) de buren van [gedaagden] mensen op leeftijd zijn. Goed voorstelbaar is dat de door [gedaagden] veroorzaakte ernstige en structurele overlast de nodige (geestelijke) impact op hen heeft. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat Woonborg [gedaagden] de afgelopen jaren diverse malen heeft verzocht om de overlast te staken, waarbij ook met het treffen van rechtsmaatregelen is gedreigd, maar dit heeft duidelijk geen effect gesorteerd. [gedaagden] heeft dan ook voldoende kansen gehad om zijn gedrag te verbeteren.
4.7.
De voorzieningenrechter constateert dat [gedaagden] op zijn beurt een stroom aan klachten over geluidsoverlast van zijn buren [naam 1] en [naam 2] bij Woonborg heeft ingediend. Anders dan [gedaagden] betoogt, kan voorshands niet worden geoordeeld dat Woonborg bewust partij voor zijn buren kiest bij het afhandelen van de klachten over en weer en dat zij de klachten van de zijde van [gedaagden] niet objectief behandelt. De voorzieningenrechter overweegt in dat verband dat vooralsnog onvoldoende vast staat dat bij de door [gedaagden] geuite overlastklachten, zo deze al een feitelijke grondslag hebben, de grenzen van het aanvaardbare door zijn buren zijn overschreden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat door Woonborg onbetwist naar voren is gebracht dat zij een aantal bouwkundige voorzieningen heeft aangebracht in de woning van [naam 2] , zoals het aanbrengen van een zogenaamde 'dictator' die het dichtslaan van de buitendeur tegengaat en dopjes op de keukenkastjes die ervoor zorgen dat deze geruisloos sluiten. Daarnaast is onbetwist aangedragen door Woonborg dat mevrouw [naam 2] binnenshuis op pantoffels loopt om (mogelijk) getik van hakken tegen te gaan.
4.8.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een ernstige tekortkoming van [gedaagden] in de nakoming van zijn contractuele en wettelijke verplichtingen als huurder. Deze tekortkoming is in beginsel ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Er is alleen aanleiding om anders te beslissen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden aan de zijde van de huurder (vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Die omstandigheden doen zich hier niet voor. Het moet dan ook zeer waarschijnlijk worden geacht dat de bodemrechter, indien diens oordeel wordt gevraagd, zal beslissen tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning zal bevelen.
4.9.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter van Woonborg, ter verzekering van het rustig woongenot van omwonenden, niet worden gevergd dat zij [gedaagden] nog langer in de woning laat verblijven, te meer nu er geen aanwijzingen zijn dat [gedaagden] - die hierop in het verleden al meermaals door Woonborg is aangesproken - het veroorzaken van overlast in de toekomst achterwege zal laten. Voldoende aannemelijk is geworden dat gedaagde [gedaagde 1] op geen enkele wijze aanspreekbaar is op door hem veroorzaakte overlast voor omwonenden, die hij blijft ontkennen. Hij meent ook, geheel ten onrechte, gerechtigd te zijn om midden in de nacht zijn buren te wekken indien hij geluidsoverlast van hen stelt te ondervinden. Al met al is naar het oordeel van de voorzieningenrechter door toedoen van [gedaagden] sprake van een onhoudbare situatie in het appartementencomplex, die op de kortst mogelijke termijn moet worden beëindigd, zodat de (direct) omwonenden weer rustig kunnen wonen, waarbij de afloop van de recent door Woonborg gestarte bodemprocedure niet kan worden afgewacht, gelet op de aard en ernst van de overlast. De voorzieningenrechter onderkent het grote belang van [gedaagden] bij het behoud van zijn woning - en dan met name dat van gedaagde [gedaagde 2] , die bejaard is en recht heeft op een rustige oude dag - maar het belang van Woonborg en de omwonenden om zo spoedig als mogelijk is gevrijwaard te blijven van verdere overlast van [gedaagden] weegt, alles afwegend, in dit geval zwaarder.
4.10.
De ontruimingsvordering van Woonborg zal dan ook worden toegewezen.
4.11.
De ontruimingstermijn zal worden bepaald op vier weken na betekening van dit vonnis, om [gedaagden] een redelijke termijn te geven om alternatieve woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat Woonborg, zoals zij ter zitting ook heeft laten doorschemeren, daarbij hulp zou kunnen bieden en geeft [gedaagden] ernstig in overweging om een dergelijke uitgestoken hand aan te pakken. Vooral voor gedaagde [gedaagde 2] is het van belang dat zij zo snel mogelijk zekerheid heeft over vervangende huisvesting.
4.12.
De voorzieningenrechter zal dit vonnis, zoals door Woonborg is gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het belang van Woonborg om aan de ernstige en structurele overlast van de zijde van [gedaagden] op korte termijn een einde te kunnen maken met tenuitvoerlegging van een bij voorraad uitvoerbaar verklaard ontruimingsvonnis weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde 2] bij handhaving van de thans bestaande toestand.
4.13.
[gedaagden] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van Woonborg vastgesteld als volgt:
- dagvaardingskosten € 86,80
- vastrecht € 656,00
- salaris advocaat € 980,00
-------------
€ 1.722,80
4.14.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna in het dictum te melden.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt [gedaagden] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] (Gn), met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Woonborg, te ontruimen en te verlaten en ontruimd en verlaten te houden en leeg en bezemschoon ter vrije beschikking van Woonborg te stellen, met afgifte van de sleutels ten kantore van Woonborg;
2. veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Woonborg vastgesteld op € 1.722,80, alsmede in de nakosten ten bedrage van
€ 157,00 zonder betekening van dit vonnis, te vermeerderen met een bedrag van
€ 82,00 in geval van betekening;
3. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2020.
614 / mp