ECLI:NL:RBNNE:2020:3216

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
C/19/132723 / KG RK 20-182
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot TBS en gevangenisstraf

Op 21 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verdachte in een strafzaak met parketnummer 18/950003-20. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters van de meervoudige strafkamer, die eerder hadden besloten om een verzoek tot aanhouding van de zaak af te wijzen. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.P. Plasman, stelde dat deze beslissing de schijn van vooringenomenheid wekte, omdat de rechtbank niet had gewacht op een maatregelenrapport van de reclassering voordat zij verder ging met de behandeling van de zaak. De wrakingskamer oordeelde echter dat de beslissing van de rechtbank een (tussen)beslissing was die geen grond kon vormen voor wraking, volgens het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trokken. De rechters hadden voldoende informatie om de zaak voort te zetten en de motivering van hun beslissing gaf geen blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie Assen
zaaknummer / rekestnummer: C/19/132723 / KG RK 20-182
beslissing van de meervoudige kamer van 21 september 2020
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[naam],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
thans verblijvende te PPC Zwolle,
hierna: verzoeker,
raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam
tegen
mr. M. van den Steenhoven,
mr. M.A.A. van Capelle,
mr. M. van der Veen,
rechters van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank tijdens de behandeling van de strafzaak met parketnummer 18/950003-20,
hierna: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige
strafkamer op 10 september 2020;
- het proces-verbaal van het op 10 september 2020 ter openbare terechtzitting gedane verzoek tot wraking, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.
1.2.
Op 17 september 2020 is het verzoek ter openbare zitting behandeld door de wrakingskamer. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- namens verzoeker mr. M.R.F. van Raab van Canstein, optredend als zaakwaarnemer voor
mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam;
- mr. M. van den Steenhoven, namens de rechters.
De officier van justitie mr. D. Roggen is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
Verzoeker is niet in persoon verschenen, hetgeen niet problematisch is volgens mr. Van Raab van Canstein.
2. Het wrakingsverzoek
2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank tijdens de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker als verdachte, met parketnummer: 18/950003-20.
2.2.
Verzoeker heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd:
De beslissing van de rechtbank het verzoek tot aanhouding van de zaak -opdat de reclassering in de gelegenheid kan worden gesteld een maatregelenrapport op te maken-
af te wijzen, wekt de schijn op dat de rechters de zaak niet onbevangen beoordelen.
Gezien de inhoud van het dossier en de aanwezige adviezen van de deskundigen om TBS met voorwaarden op te leggen, in combinatie met de wetenschap dat voor het opleggen van een TBS maatregel met voorwaarden een maatregelenrapport onontbeerlijk is, is de enige denkbare situatie waarin een maatregelenrapport niet noodzakelijk is, de situatie waarin de rechtbank tot een veroordeling van een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar komt. Door verzoeker kan de beslissing van de rechtbank dan ook niet anders worden begrepen dan dat ook de rechters al voorsorteerden op een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar en niet op TBS met voorwaarden. Dat de rechtbank een slag om de arm heeft genomen door te overwegen dat, indien de uitkomst van de beraadslaging in raadkamer is dat er TBS met voorwaarden moet worden opgelegd, de rechtbank het onderzoek zal heropenen teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen een maatregelenrapport op te stellen, doet niet af aan de schijn van vooringenomenheid.
2.3.
De rechters hebben niet berust in de wraking. Mr. M. van den Steenhoven heeft tijdens de mondelinge behandeling het gezamenlijke standpunt van de rechters met betrekking tot het wrakingsverzoek toegelicht.
Zij stellen zich -kort weergegeven- op het standpunt dat de rechtbank de beschikking had over vier rapporten over de persoon van verdachte, te weten het Pro Justitia rapport (psychiatrisch onderzoek) van 31 augustus 2020, het Pro Justitia rapport (psychologisch onderzoek) van 1 september 2020, het milieuonderzoek van 27 augustus 2020 en het reclasseringsadvies van 4 september 2020. De psychiater en de psycholoog adviseerden beiden om verdachte TBS met voorwaarden op te leggen. De reclassering had evenwel nog geen maatregelenrapport opgemaakt. Het verzoek tot aanhouding van de zaak -opdat de reclassering in de gelegenheid kan worden gesteld een maatregelenrapport op te maken- werd afgewezen, omdat de rechtbank op dat moment over voldoende informatie over de persoon van verdachte beschikte en zich op dat moment voldoende voorgelicht achtte om het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten. Indien de uitkomst van de beraadslaging in raadkamer zou zijn dat een TBS met voorwaarden moet worden opgelegd zou de rechtbank het onderzoek heropenen, teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen een maatregelenrapport op te stellen. Door deze handelwijze is geen blijk gegeven van enige vooringenomenheid of onpartijdigheid.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.2.
Het wrakingsverzoek ziet op de beslissing van de rechtbank om het verzoek tot aanhouding van de zaak -opdat de reclassering in de gelegenheid kan worden gesteld een maatregelenrapport op te maken- af te wijzen.
3.3.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) overweegt de wrakingskamer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt daarom ook geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich evenzeer ertegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering, of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van een (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan, dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat van een dergelijke motivering of achterliggende redenatie (zoals namens verzoeker tijdens de mondelinge behandeling is gesteld) sprake is, blijkt niet uit het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 10 september 2020, noch uit de door mr. Van den Steenhoven tijdens de mondelinge behandeling gegeven nadere toelichting. De wrakingskamer constateert overigens dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting en de toelichting van mr. Van den Steenhoven juist volgt dat de rechtbank de weg die de verdediging wenst te bepleiten expliciet als te overwegen mogelijkheid open wil houden.
3.4.
Voor zover aan het verzoek tot wraking mede ten grondslag is gelegd dat het aanhoudingsverzoek is afgewezen voordat expliciet een verzoek daartoe ter terechtzitting was gedaan en voordat de verdediging in de gelegenheid was gesteld het verzoek nader toe te lichten, overweegt de wrakingskamer als volgt. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan blijkt van vooringenomenheid. De wrakingskamer beoordeelt immers niet de beslissing als zodanig, noch de motivering, behoudens in de door de Hoge Raad aangegeven omstandigheden. Overigens is blijkens het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 10 september 2020 een inhoudelijk debat gevoerd over de vraag of tot aanhouding van de zaak diende te worden overgegaan, opdat de reclassering in de gelegenheid kon worden gesteld een maatregelenrapport op te maken. In zoverre is - anders dan de verzoeker lijkt te veronderstellen met deze grond - daarbij dus hoor en wederhoor toegepast.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
4.2.
bepaalt dat de hoofdzaak (met parketnummer 18/950003-20)
wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot
wraking, bevond,
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. J.P. Plasman, de rechters en de officier van justitie mr. D. Roggen.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.W. van Weringh, voorzitter, mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman en mr. S.B. van Baalen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Wachtmeester-Koning en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2020.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.