ECLI:NL:RBNNE:2020:3776
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op verzoek om herkeuring in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
In deze zaak heeft eiser, die een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft aangevraagd, verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om herkeuring. Eiser had op 25 september 2016 een herkeuring aangevraagd, maar pas op 4 november 2019 heeft hij verweerder in gebreke gesteld. Eiser heeft op 29 november 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek. De rechtbank heeft op 14 april 2020 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn e-mail van 25 september 2016 om een herkeuring heeft verzocht, en dat hij in aanvulling daarop op dezelfde datum nog een e-mail heeft gestuurd. De rechtbank concludeert dat het verzoek om herkeuring ook kan worden gezien als een aanvraag voor herziening van de weigering van de WIA-uitkering. Eiser heeft echter meer dan drie jaar gewacht met het indienen van de ingebrekestelling, wat de rechtbank onredelijk laat acht. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat eiser zo lang heeft gewacht met het in gebreke stellen van verweerder.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder geen dwangsom verschuldigd is, omdat de ingebrekestelling te laat is ingediend. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van H. Siebers, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.