2.2Was verdachte op 14 mei 2019 op het tijdstip van het ten laste gelegde aanwezig op de plaats delict?
Over tijd en plaats delict
Voordat de rechtbank zal ingaan op deze vraag, wil de rechtbank over het tijdstip waarop het ten laste gelegde is gepleegd het volgende opmerken. Op 14 mei 2019 hoorde getuige
[getuige 1] [slachtoffer] roepen dat hij was gestoken. Terwijl [getuige 1] omfietste om bij [slachtoffer] te komen, heeft hij om 19.16 uur zijn vrouw een WhatsApp-bericht gestuurd. Nu deze gebeurtenissen volgens de verklaring van [getuige 1] kort na elkaar hebben plaatsgevonden, leidt de rechtbank hieruit af dat het ten laste gelegde waarschijnlijk kort voor of om 19.16 uur is gepleegd.
Over de plaats waar [slachtoffer] is aangetroffen merkt de rechtbank het volgende op. Met het ‘Jaagpad’ wordt het verharde fietspad langs het Reitdiep bedoeld. [slachtoffer] is aangetroffen op het onverharde wandelpad ten oosten van het Jaagpad. Op dit wandelpad is op 28 meter afstand van [slachtoffer] een plastic hoesje gevonden dat door de politie nader is onderzocht. De exacte plek waar [slachtoffer] liep toen hij werd gestoken kan niet uit het dossier worden afgeleid, maar het is volgens de patholoog van het NFI mogelijk dat [slachtoffer] na het ontstaan van het dodelijke letsel nog 28 meter heeft gelopen. Dat betekent dat de plaats delict in elk geval iets ruimer moet worden genomen dan alleen de plek waar [slachtoffer] gevonden is.
Terug naar de eerste vraag die de rechtbank wil beantwoorden aan de hand van het dossier: Is verdachte op 14 mei 2019 rond 19.16 uur op de plaats delict geweest? De rechtbank bespreekt in dit kader eerst de eigen verklaring van verdachte over zijn dagelijkse jogroute, dan het door getuigen gegeven signalement van de mogelijke dader en tot slot de ontmoetingen van verdachte met een specifieke getuige, mevrouw [getuige 4] .
Dagelijks ‘s avonds joggen
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de periode rondom 14 mei 2019 elke dag jogde over het Jaagpad. Op de heenweg liep hij dan over het fietspad en op de terugweg liep hij over het onverharde wandelpad. Uit de spraakberichten die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen leidt de rechtbank af, dat hij elke avond op een vast tijdstip één of twee keer over het Jaagpad liep (rond 18 uur of rond 22 uur). De verklaring van verdachte wordt bevestigd door de camerabeelden die vanaf 15 mei 2019 zijn gemaakt van de plaats delict. Op de beelden is te zien dat verdachte tussen 19 mei 2019 en 3 juni 2019 dagelijks één of twee keer tussen 17.30 uur en 21.30 uur over het fietspad en het onverharde wandelpad loopt.
Signalement van de vermoedelijke dader
Op 14 mei 2019 rond 19.16 uur hebben getuigen [getuige 1] en [getuige 2] een man in de directe nabijheid van [slachtoffer] gezien, op of rond het moment dat deze roept: ‘Help me, ik ben gestoken’. Verder was er op dat moment niemand in de nabijheid van [slachtoffer] , zodat het voor de hand ligt dat deze man - op wat voor manier dan ook - betrokken is bij [slachtoffer] dood. Verdachte past in het door getuigen [getuige 1] en [getuige 2] opgegeven signalement van deze man. Volgens getuige [getuige 1] was de man gebruind, had hij donkerbruin haar en droeg hij een blauwe soft shell jas. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de man getint was, donker haar had en donkerblauwe kleding en een petje droeg.
Ook past verdachte in het signalement dat getuige [getuige 3] geeft van de man die hij kort na het ten laste gelegde op de kruising van het Blauwborgje en het pad naar de scouting is tegengekomen. De man had volgens [getuige 3] een mediterraan uiterlijk en zwart haar en hij droeg donkerkleurige kleding en een donkerkleurige pet. De rechtbank stelt vast dat dit signalement erg lijkt op de beschrijvingen van [getuige 1] en [getuige 2] .
De rechtbank gaat er, gelet op de overeenkomsten in signalement en de verklaring van [getuige 3] dat hij vanaf het Blauwborgje tot de plaats delict niemand anders is tegengekomen, van uit dat [getuige 3] dezelfde man heeft gezien als de man die [getuige 1] en [getuige 2] even daarvoor in de buurt van [slachtoffer] zagen.
Aan de hand van de verklaring van getuige [getuige 3] heeft de politie een compositietekening opgemaakt.
Door de verdediging is gewezen op de verklaring van getuige [getuige 6] . Zij heeft verklaard dat zij op 14 mei 2019 rond 19.10 uur op het wandelpad na het scoutinggebouw twee donker geklede mannen dreigend tegenover een andere man heeft zien staan. De rechtbank overweegt echter dat getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 7] en [getuige 8] , die direct na het ten laste gelegde op de plaats delict zijn geweest, alleen maar [slachtoffer] , de onbekende man en elkaar hebben beschreven en dat zij geen andere mensen op de plaats delict hebben gezien. De rechtbank schuift daarom de verklaring van [getuige 6] als niet van belang terzijde.
De ontmoetingen met getuige [getuige 4] en haar vriend
Getuige [getuige 4] en haar vriend [getuige 5] hebben op 14 mei 2019 tussen 18.30 uur en 18.45 uur bij het sportparkje aan het Jaagpad een man gezien met een zwart petje, donkerblauwe tot zwarte kleding en een licht getinte huidskleur. Het leek alsof deze man in een trance zat. Na ongeveer 20 minuten of een half uurtje rende de man met zijn handen in zijn zakken de andere kant op, in zuidelijke richting. Dit was ongeveer 10 minuten voordat [getuige 4] en haar vriend de hulpdiensten zagen langsrijden. De rechtbank stelt vast dat verdachte past in het door getuige [getuige 4] beschreven signalement. [getuige 4] zegt zelf dat ze, toen ze later die week de compositietekening zag, dacht: “Dat is hem”.
De rechtbank merkt hierbij op dat het tijdstip waarop [getuige 4] de man voor het eerst voorbij heeft zien rennen later moet zijn geweest, omdat uit onderzoek van haar Google Timeline blijkt dat zij pas om 18.57 uur aan het Jaagpad is.
Gelet op het voorgaande ligt het voor de hand dat [getuige 4] en haar vriend dezelfde man hebben gezien als [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . De man dus, die mogelijk [slachtoffer] heeft gestoken.
Op 22 mei 2019 hebben getuige [getuige 4] en haar vriend dezelfde man weer gezien. De man vroeg hen om een sigaret toen ze op een bankje bij het Jaagpad zaten. De man vertelde dat hij al zes jaar in Nederland woont en dat hij van Aruba komt. [getuige 4] heeft de man aan zijn vreemde loopje herkend als de man die zij op 14 mei 2019 over het Jaagpad zag rennen.
De verklaring van getuige [getuige 4] over deze ontmoeting wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij op het Jaagpad twee mensen van Bonaire heeft ontmoet. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij deze mensen heeft gevraagd om een sigaret. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij makkelijk wordt herkend en dat zijn been opspeelt tijdens het lopen waardoor hij met één been goed loopt en met het andere been op een malle manier. De rechtbank overweegt dat de omschrijving van de manier waarop verdachte loopt, past bij het 'vreemde loopje' dat getuige [getuige 4] heeft opgemerkt.
Daarnaast wordt de verklaring van getuige [getuige 4] ondersteund door de beelden van een politiecamera die op de plaats delict is gericht. Op de beelden van 22 mei 2019 zijn niet alleen [getuige 4] en [getuige 5] te zien maar ook een man die grote gelijkenis vertoont met verdachte.
Op 30 mei 2019 hebben getuige [getuige 4] en haar vriend rond 16.45 uur wéér dezelfde man gezien in de buurt van de Jumbo aan de Wilhelminakade. De man droeg een gele jas of trui om zijn middel. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het waarschijnlijk wel klopt dat [getuige 4] en [getuige 5] hem op 30 mei 2019 bij de Jumbo hebben gezien. Ook heeft verdachte zichzelf herkend op de camerabeelden van de Jumbo van die dag.
Getuige [getuige 4] heeft tot slot verklaard dat haar vriend dezelfde man op 31 mei 2019 rond