ECLI:NL:RBNNE:2020:5207

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
AWB 19/4460
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen betalingsspecificatie in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een betalingsspecificatie die op 11 november 2019 was verzonden, maar dit bezwaar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat een betalingsspecificatie niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen rechtsgevolg met zich meebrengt. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 1:3 van de Awb, waarin staat dat alleen besluiten die een publiekrechtelijke rechtshandeling bevatten en gericht zijn op wijziging van rechten, aanspraken of plichten, als besluiten kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de betalingsspecificatie in dit geval slechts een herhaling van een eerder genomen besluit was en dat er geen nieuw rechtsgevolg aan verbonden was. Daarom werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. F. Sijens, met griffier M.J. 't Hart aanwezig. De uitspraak is bekendgemaakt op een later moment, waarbij werd opgemerkt dat deze niet op een openbare zitting is uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4460

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 11 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar, gericht tegen de betalingsspecificatie van 11 november 2019, niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.1.
Op 11 november 2019 heeft verweerder eiser een betalingsspecificatie gezonden over de periode 1 november 2019 tot en met 30 november 2019.
2.2.
Eiser heeft hiertegen bij brief van 13 november 2019 bij verweerder bezwaar gemaakt.
2.3.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat een betalingsspecificatie geen besluit in de zin van de Awb is, zodat daartegen geen bezwaar kon worden gemaakt.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
Het is alleen mogelijk om bezwaar te maken tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Belangrijke elementen van een besluit zijn dat het een schriftelijke beslissing is, die afkomstig is van een bestuursorgaan en een publiekrechtelijke rechtshandeling bevat. Er is sprake van een rechtshandeling als er een rechtsgevolg is. Dat wil zeggen dat de specificatie gericht moet zijn op een wijziging in de rechten, aanspraken of plichten van de geadresseerde.
3.2.
Een betalingsspecificatie kan een besluit zijn in de zin van de Awb, maar dit is lang niet altijd het geval. Gelet op vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (vgl ECLI:NL:CRVB:2014:2313, r.o. 4.3) ligt aan elke betaling van een uitkering een besluit tot die betaling ten grondslag. Wanneer een ander daartoe strekkend geschrift van het bestuursorgaan ontbreekt, kan dit besluit pas zichtbaar worden in een betalingsspecificatie. Als dat het geval is, dan staat daartegen in beginsel het rechtsmiddel van bezwaar open. De rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van een periodiek te betalen uitkering is beslist, kan echter niet bij elke betaling opnieuw (integraal) aan de orde worden gesteld. Voor zover over een element van de uitkeringsvaststelling al eerder een besluit is genomen en daarin bij een periodieke betaling geen wijziging optreedt, is in het algemeen slechts sprake van een herhaling van de eerder genomen beslissing en dus niet van een (nieuw) rechtsgevolg.
3.3.
In dit geval ligt aan de door eiser bestreden betalingsspecificatie een besluit van
15 november 2019 ten grondslag, tegen welk -op rechtsgevolg gericht- besluit eiser bij verweerder bezwaar heeft gemaakt. Dit betekent dat de uit de betalingsspecificatie waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt geen rechtsgevolg voortvloeit en daarom niet als besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt.
3.4.
Verweerder heeft het door eiser gemaakte bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.5.
Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van M.J. 't Hart, griffier.
De griffier, De rechter
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak voorzover nodig alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.