Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[A] ,
De beslissing:
Waarvan proces-verbaal,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 15 januari 2021, gaat het om een loonvordering van [A] tegen zijn werkgever, DAK TOTAAL NOORD B.V., in het kader van een kort geding. [A] is al meer dan 20 jaar in dienst als pannenlegger en raakte arbeidsongeschikt na een ongeval waarbij hij zelf vuurwerk wilde maken. Na het ongeval heeft zijn werkgever de loonbetaling per 29 december 2020 stopgezet, met de stelling dat [A] opzet had bij het veroorzaken van zijn arbeidsongeschiktheid, wat volgens hen grond zou geven om de loonbetaling te staken op basis van artikel 7:629 lid 3 BW.
De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van opzet gericht op het veroorzaken van arbeidsongeschiktheid, en dat de werkgever niet heeft voldaan aan het onverwijldheidsvereiste van artikel 7:629 lid 7 BW. De kantonrechter concludeert dat DAK TOTAAL NOORD B.V. in beginsel het volledige loon aan [A] verschuldigd is, maar dat in een mogelijke bodemprocedure kan worden geoordeeld dat het onaanvaardbaar zou zijn om naast 70% van het loon ook de suppletie van 30% te betalen. Daarom wordt de loonvordering in dit kort geding toegewezen tot 70% van het aan [A] toekomende loon. De kantonrechter wijst ook de kosten van de procedure toe aan [A].