ECLI:NL:RBNNE:2021:1554
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding proceskosten in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar onroerende zaak, die door de heffingsambtenaar van de gemeente De Fryske Marren was vastgesteld op € 498.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 448.000, maar verzoekster ging in beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de procedure heeft verzoekster verzocht om vergoeding van de proceskosten, omdat er een vergissing was gemaakt door de verweerder in de toekenning van deze kosten voor het bijwonen van een hoorzitting.
De rechtbank oordeelde dat het inroepen van beroepsmatige rechtsbijstand voor het instellen van hoger beroep niet onredelijk was, ondanks dat de zaak als licht werd gekwalificeerd. De rechtbank hanteerde een wegingsfactor van 0,5 en kwam tot de conclusie dat verzoekster recht had op een vergoeding van de gemaakte kosten, die werd vastgesteld op € 267. Daarnaast werd verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 360 te vergoeden. De rechtbank benadrukte dat de vergissing van de verweerder evident was, maar dat deze niet onopgemerkt kon blijven voor iemand met kennis van het bestuursprocesrecht.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak.