ECLI:NL:RBNNE:2021:1565
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op herleving van een WW-uitkering na detentie langer dan zes maanden
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over het recht op een WW-uitkering. Eiseres had een WW-uitkering die per 1 december 2018 was beëindigd vanwege haar detentie, die langer dan zes maanden heeft geduurd. Na haar detentie verzocht eiseres om het recht op WW-uitkering te laten herleven, maar verweerder weigerde dit op basis van artikel 21, derde lid, van de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank heeft vastgesteld dat het recht op een WW-uitkering valt onder de term 'possessions' zoals bedoeld in artikel 1 van het Protocol nummer 1 bij het EVRM. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de voorwaarden voor eigendomsontneming zijn voldaan. De rechtbank concludeert dat de inbreuk op het recht op uitkering bij wet is voorzien en dat er een legitieme doelstelling is voor het niet laten herleven van het recht na een detentie van meer dan zes maanden. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een onevenwichtige afweging tussen de gemeenschapsbelangen en de fundamentele rechten van eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.