ECLI:NL:RBNNE:2021:2296

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
18/206046-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • D. Roggen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en eenvoudig witwassen door valse verhuur van woningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal oplichtingen. De verdachte deed zich voor als bonafide verhuurder van (vakantie)woningen en wist op geraffineerde wijze het vertrouwen van nietsvermoedende burgers te winnen. Gedurende de periode van 15 mei 2019 tot en met 31 maart 2020 heeft hij meerdere personen bewogen tot de afgifte van geldbedragen door gebruik te maken van valse identiteiten en door het aanbieden van woningen die niet aan hem toebehoorden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal €5.534,- heeft verworven, afkomstig uit deze oplichtingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van zijn oplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/206046-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/326960-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.A. Korfker, advocaat te IJmuiden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/206046-20
1.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 31 maart 2020 te Hoogeveen en/of Rockanje, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- [benadeelde partij 1] tot afgifte van €794,- en/of
- [benadeelde partij 2] tot afgifte van €250,- en/of
- [benadeelde partij 3] tot afgifte van €150,- en/of
- [benadeelde partij 4] tot afgifte van €200,- en/of
- [benadeelde partij 5] tot afgifte van €2.100, althans €1.800,- en/of
- [benadeelde partij 6] tot afgifte van €2.532,- en/of
- [benadeelde partij 7] tot afgifte van €285,- en/of
- [benadeelde partij 8] tot afgifte van €788,50 en/of
- [benadeelde partij 9] tot afgifte van €150,- en/of
- [benadeelde partij 10] tot afgifte van €490,- en/of
- [benadeelde partij 11] tot afgifte van €500,- en/of
- [benadeelde partij 12] tot afgifte van €722,- en/of
- [benadeelde partij 13] tot afgifte van €711,-
door:
- via de internetsites huurwoning.nl, marktplaats.nl en/of facebook.com en/of (vervolgens) via Whatsapp (een bezichtiging van) (niet aan hem toebehorende) (huur)woningen en/of verhuur van een vakantiewoning aan te bieden tegen betaling van (een maand) huur en/of een borg en/of een aanbetaling en/of
- gebruik te maken van de/een (valse) identiteit(en), te weten: [naam 1] en/of
[naam 2] en/of [naam 3] . en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of
[naam 6] en/of [naam 7] en/of
- zijn BSN-nummer en/of het documentnummer van en/of een afbeelding van
zijn identiteitskaart te delen en/of een (vals) adres door te geven en/of zich (aldus)
voor te doen als bonafide verkoper/verhuurder
waardoor bovengenoemde personen zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften;
2.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 24 december 2019 tot en met 19 februari 2020 te Hoogeveen en/of Rockanje, althans in Nederland, van een groot geldbedrag, te weten €5.534,
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) is/zijn en/of
dit/deze geldbedrag(en),
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
parketnummer 18/326960-20
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 21 september 2019 tot en met 22 oktober 2019 te Hoogeveen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- [benadeelde partij 14] tot afgifte van €912,- en/of
- [benadeelde partij 15] tot afgifte van €500,- en/of
- [benadeelde partij 16] tot afgifte van €150,- en/of
- [benadeelde partij 17] tot afgifte van €48,75,- en/of
- [benadeelde partij 18] tot afgifte van €123,75
door:
- via de internetsites huurwoning.nl, marktplaats.nl en/of facebook.com en/of (vervolgens) via Whatsapp (een bezichtiging van) (niet aan hem toebehorende) (huur)woningen aan te bieden tegen betaling van (een maand) huur en/of een borg en/of een aanbetaling en/of inschrijfgeld en/of
- gebruik te maken van de/een (valse) identiteit(en), te weten: [naam 7] [naam 6] en/of
[naam 7] de [naam 6] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 1] en/of
- zijn BSN-nummer en/of een (vals) adres door te geven en/of zich (aldus) voor te
doen als bonafide verkoper/verhuurder
waardoor bovengenoemde personen zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging voor de oplichting van [benadeelde partij 14] , omdat verdachte eerder al veroordeeld is voor dit feit.
De officier van justitie is eveneens van mening dat zij niet-ontvankelijk is in de vervolging voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op de oplichting van [benadeelde partij 14] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte reeds is veroordeeld voor de oplichting van [benadeelde partij 14] en verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging ter zake van dit deel van de tenlastelegging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten onder parketnummers 18/206046-20 en 18/326960-20.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging onder parketnummer 18/206046-20, onder 1, dat ziet op de oplichting van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 9] [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 13] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat er ten aanzien van deze zaken onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Het geld is door de aangevers overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam 4] (de ex-vriendin van verdachte) en eenmaal naar een bankrekening op naam van [naam 10] (de broer van verdachte). Verdachte wist van deze zaken niets af. [naam 6] heeft de (persoons)gegevens van verdachte misbruikt om de oplichtingen te plegen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging omdat de kwalificatie uitsluitingsgrond ex artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/326960-20 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard niets te weten van deze zaken en dat ook in deze zaken het geld door de aangevers is overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam 6] en dus niet naar een bankrekening van verdachte. Niet is gebleken dat verdachte toegang had tot deze bankrekening. Ook het telefoonnummer waarmee aangevers contact hebben gehad is niet bekend bij verdachte en niet is komen vast te staan aan wie dit telefoonnummer toebehoort.
Oordeel van de rechtbank
t.a.v. parketnummer 18/206046-20
De rechtbank acht het deel van de tenlastelegging dat ziet op de oplichting van [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 12] wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 mei 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2020, opgenomen op pagina 140 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020213381 d.d. 13 augustus 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 februari 2020, opgenomen op pagina 264 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 7] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 februari 2020, opgenomen op pagina 267 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 8] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2020, opgenomen op pagina 373 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 12] .
Voor het overige past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 december 2019, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Op dinsdag 03 december 2019, omstreeks 20:00 uur had ik afgesproken bij het adres
[straatnaam] . Ik had daar afgesproken met [naam 1] welke mij eerder die dag had benaderd. [naam 1] had mij verteld dat hij bij mij was gekomen via de inschrijving op huurwoning.nl. In de gesprekken die ik vervolgens had met [naam 1] via whatsapp deed hij voorkomen alsof hij met zijn partner woningen opkocht en verhuurde. Vervolgens hoorde ik dat [naam 1] zei dat hij een adres voor mij had aan de [straatnaam] . [naam 1] stuurde mij meerdere foto's van de woning toe. [naam 1] zei dat de woning leeg was en ik kon diezelfde avond de woning bezichtigen en de sleutels ontvangen. Ik moest wel een bedrag van 800,- (achthonderd euro) overmaken voor de eerste maand huur en borg.
Het bedrag van 800, - (achthonderd euro) had ik overgemaakt (…) naar het rekeningnummer welke [naam 1] mij had opgegeven, [rekeningnummer] ten name van [naam 6] .
[naam 1] had mij de volgende persoonsgegevens toegestuurd:
[naam 1] , BSN [nummer] , adres [straatnaam] , [woonplaats] .
Omstreeks 20:00 uur stond ik op de afgesproken plek aan de [straatnaam] .
Ik zei tegen de vrouw dat ik de woning had gehuurd en al een maand huur had betaald.
Ik hoorde dat de vrouw zei dat dit helemaal niet kon. De vrouw zei dat de woning wel te koop stond maar nog niet was verkocht.
Op maandag 09 december 2019 had ik het laatste contact met [naam 1] . Ik vroeg opnieuw om mijn geld welke ik nog steeds niet had ontvangen. Hierna is er geen contact meer tussen ons geweest;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Op 19 december jl. plaatste ik een openbaar bericht op mijn facebookprofiel waarin ik particulier een huis te huur vroeg in de omgeving van Buren. Diezelfde dag om 10.49 uur werd ik via messenger van facebook benaderd door ene [naam 2] . Hij vroeg mij in dat bericht of ik op zoek was naar woonruimte, per wanneer, voor hoeveel personen, wat mijn budget is en mijn wensen en eisen betreffende de woning.
Hij gaf aan dat hij meerdere woningen en appartementen te koop heeft staan die verhuurd mogen worden, omdat ze al wat langer te koop staan.
Hij gaf mij zijn mobiele nummer om verder via whatsapp te communiceren.
Het huis waar het om zou gaan is het adres: [straatnaam] te Buren. Dit is een huis dat te koop staat. Er staat een bord in de tuin waarop "te koop" staat.
Ik had op 19 december jl. twee overboekingen gedaan van twee keer 125 EURO.
Het eerste bedrag waren reserveringskosten. Het tweede bedrag was een bedrag dat ik moest overmaken, omdat de eerste potentiële huurder ineens weer gereageerd zou hebben en twee keer 250 EURO zou hebben overgemaakt. Hij vroeg mij om het tweede bedrag over te maken, zodat hij het legaal naar mij terug zou kunnen storten.
Ik had met de verhuurder afgesproken dat ik het huis op zondag 22 december jl. om 13.00 uur zou bezichtigen. Het huis zou in feite van mij zijn. Hij zou de mensen die er op dat moment in woonden vertellen dat ze er maandag 23 december a.s. uit zouden moeten zijn (...). Voordat de bezichtiging die zondag door zou gaan, moest ik nog een derde bedrag
overmaken (…). Ik antwoordde dat ik het bedrag niet kon overmaken, maar dat
ik het wel zou kunnen lenen en dan tijdens de bezichtiging 125 EURO contant zou
kunnen afgeven aan hem. Hij gaf toen aan dat hij het te druk had en dat de afspraak
niet door kon gaan. Hij bleef via whatsapp vragen of ik het huis nog wel wilde.
Ik sprak met de huidige bewoner van [straatnaam] te Buren. Ik hoorde hem zeggen dat het hun koophuis betrof. Ik hoorde de bewoner zeggen dat hij niet wist dat
het huis door iemand anders te huur werd aangeboden.
Ik heb de verhuurder [naam 2] op 22 december via whatsapp verzocht om mij de 250 EURO die
ik aan hem had overgemaakt, terug te betalen. Hij heeft daarop alleen gereageerd dat hij het jammer vond. Hij heeft op 24 december jl. nog via whatsapp gevraagd of ik het huis nog wil. Ik heb daarna geen bericht meer van hem gehad.
Ik had de persoon die zich voordeed als verhuurder eerder gevraagd of ik hem kon
vertrouwen, omdat ik alleen zijn naam van facebook had. Daartoe stuurde hij mij een
foto van het nummer van een identiteitskaart. Dit betreft: [nummer] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2019, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 4] :
Ik heb via facebook een overeenkomst gesloten met [naam 3] (...) 15 mei heb ik 200 euro overgemaakt naar [naam 4] , IBAN: [rekeningnummer] .
Ik zou een vakantiehuisje overnemen. Hij kwam terug op zijn afspraak en zou het betaalde bedrag terug storten. Tot op heden enkel excuses ontvangen, maar nog geen euro terug betaald. Hij benaderde mij in die advertentie en in pb. Ik reageerde op een advertentie voor verhuur vakantiehuisje. Daarna benaderde hij mij dat hij er ook 1 ter overname had.
Hij stuurde bankgegevens en ik heb het geld overgemaakt. Ineens konden zijn kids wel komen en kwam hij op de afspraak terug (…). Hij beloofde het geld snel terug te storten;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 december 2019, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 5] :
Ik heb op 19 november een oproep geplaatst op facebook dat ik met spoed op zoek ben naar een huur woning in de omgeving van Veendam. Ik werd toen door ene [naam 1] / [naam 6] via facebook messenger benaderd. Hij vroeg me waar ik naar op zoek was (…).
Via whatsapp liet hij mij weten dat hij een woning had in Veendam.
We zouden eerst een deel van de huur betalen €250 en daarna de resterende huur betalen à €439. Daarna begon meneer moeilijk te doen dat de huiseigenaar het volledige bedrag als borg wou en zo ging het elke keer maar door.
Ik heb nooit de sleutel van de woning in ontvangst mogen nemen terwijl me dat meerdere keer door dhr. is toegezegd. Ik heb de verhuurder meerdere malen gevraagd om de sleutel maar elke keer moest er een bedrag bij. De verhuurder meldde elke keer alles komt goed, maar uiteindelijk nog steeds niks ontvangen. Ik ben nu bijna een maand verder.
21-11-2019: € 250,- 09:20 uur
21-11-2019: € 300,- 11:14 uur
21-11-2019: € 250,- 12:16 uur
22-11-2019 € 100,- 14:30 uur
26-11-2019 € 100,- 09:56 uur
26-11-2019 € 100,- 14:02 uur
27-11-2019 € 250,- 10:43 uur
27-11-2019 € 100,- 15:02 uur
04-12-2019 € 150,- 09:09 uur
04-12-2019 € 100,- 13:10 uur
04-12-2019 € 100,- 15:50 uur
Rekeningnummer: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder: [naam 4] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. [geboortedatum] 2019, opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 6] :
Incident: maandag 28 oktober 2019 te 09:46 uur:
Ik had een advertentie geplaatst op marktplaats dat ik woonruimte zocht. Iemand reageerde en stuurde foto's van een woning. Daarna vroeg hij om een aanbetaling. Dit heb ik dus gedaan nadat hij me verzekerde dat ik dan de woning had. Elke keer waren er weer problemen en moest ik weer geld overmaken. Helaas was ik zo dom om dit te doen.
Later keek mijn zoon op internet en zag dat deze woning via een makelaar te koop
stond. Deze heb ik gebeld en deze woning was niet te huur.
Nu wil hij me alleen het geld terug boeken als ik hem "de rekening " betaal want hij
werkt niet voor niks. Ik heb helaas wel meerdere betalingen verricht aan deze oplichter.
250,- 28-10-2019 09:46 uur
250,- 28-10-2019 13:13 uur
250,- 28-10-2019 16:17 uur
250,- 28-10-2019 18:48 uur
319,- 29-10-2019 11:00 uur
999,- 29-10-2019 12:14 uur
214,- 29-10-2019 15:32 uur
BSN Nr verkoper [nummer]
Telefoon: 0639650425
Voornamen: [naam 5]
Achternaam: [naam 6]
Rekeningnummer: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder: [naam 4]
Bedrag aankoop in euro's: 2532,00;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2019, opgenomen op pagina 289 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 9] :
Op woensdag 30 oktober 2019 heb ik een advertentie gezet op Marktplaats. In deze advertentie heb ik om woonruimte gevraagd (…). Op 31 oktober 2019, omstreeks 08.00 uur kreeg ik via whatsapp een bericht van een persoon die zich later noemde [naam 6] .
[naam 6] bood mij een woning aan in de wijk Leyenburg. [naam 6] zei dat ik de woning kon huren met ingang van 5 november 2019, 18.00 uur. Ik moest 1300,27 euro betalen voor de woning, inclusief borg. Ik vond dit teveel en ik ben met hem overeengekomen dat ik 50 euro zou betalen. Ik heb op maandag 4 november 2019 50 euro overgemaakt op naam van [naam 6] [rekeningnummer] . Ik heb met [naam 6] afgesproken dat ik de rest van het geld zou overmaken als ik de sleutel had ontvangen.
Ik ontving toen weer een whatsapp van [naam 6] dat hij met zijn zakenpartner had overlegd en dat 50 euro aanbetaling te weinig was. Ik moest een bedrag van 100 euro overmaken. Zodra [naam 6] dit geld op zijn rekening had mocht ik direct in de woning.
Ik heb deze 100 euro op dinsdag 5 november 2019 op naam van [naam 6] ,
[rekeningnummer] . Nadat ik dit geld had overgemaakt heb ik via whatsapp met [naam 6] afgesproken dat hij mij op dinsdag 5 november om 18.00 uur zou treffen bij de woning die ik zou huren. Op dinsdag 5 november 2019, omstreeks 17:27 uur vroeg [naam 6] mij weer om 40 euro. Ik moest eigenlijk nog 80 euro betalen volgens hem voor aanbetaling van de huur. [naam 6] zei mij dat we deze 80 euro zouden delen. [naam 6] zou 40 euro betalen en ik moest 40 euro betalen. Ik heb hem gezegd dat ik dit niet zou doen. [naam 6] vond het raar dat ik de overeenkomst op 40 euro liet klappen.
Ik begon toen echter argwaan te krijgen en ik heb [naam 6] gevraagd of hij het geld, in
totaal 150 euro naar mij terug wou storten. Ik heb dit geld tot nu toe niet teruggekregen;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2020, opgenomen op pagina 331 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 10] :
In november 2019 woonde ik samen met mijn echtgenoot. Deze relatie liep niet goed en
ik besloot op zoek te gaan naar een eigen woning. Ik plaatste op Facebook een bericht
met de vraag of iemand een woning had voor mij. Ik werd kort daarop benaderd door [naam 1]
. [naam 1] had een woning voor mij aan de [adres] in Borne. Ik moest
hiervoor een soort van borg betalen. Op 8 november heb ik in twee delen een bedrag van 490 euro overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] tnv [naam 6] . Hierna heb ik niets meer vernomen van die [naam 1] . Ik ben daarna gaan kijken naar de aangeboden woning. De woning bleek te koop te staan en niet te worden verhuurd.
Ik heb mijn geld niet terug ontvangen;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 februari 2020, opgenomen op pagina 364 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 11] :
Op zondag 8 december 2019, omstreeks 16:33 uur, kwam ik in contact via Marktplaats
met [naam 7] (…). Ik ben haastig op zoek naar woonruimte in verband met eindigen van een relatie. Op Marktplaats stond een advertentie over een mooie woonruimte gelegen aan de [straatnaam] te Veenendaal. Ik zocht contact met de adverteerder [naam 7] , dat ik interesse had in de woning. Al gauw leek de zaak rond te zijn. [naam 7] vroeg mij om een voorschot van 250 euro over te maken. Ik had direct het geld (…) overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer] (…). Volgens [naam 7] had ik nu gegarandeerd de woning.
Op maandag 9 december 2019, omstreeks 09:00 uur en kreeg ik het volgende app bericht
van [naam 7] , daarin stond het volgende:
Kom net op de zaak hebben ze het ook aan iemand anders aangeboden, die heeft de huur
ook betaald. Ik heb even gekeken hoe ik dit op kan lossen. Kan u dit ook betalen plus
een euro, dan stort ik zijn geld terug en heeft u het alsnog. Maak het wel goed met u
als u er zit. Sorry voor het ongemak.
Ik vraag via de app aan [naam 7] wat ik nog moest storten, de rest van de huur? Ik kreeg
via de app van [naam 7] als antwoord plus een euro, want dan heeft u meer betaald. (...)
Na dit telefoon gesprek stuurde [naam 7] mij een tikkie om 250 euro over te maken naar
bankrekening NL [rekeningnummer] , referentie [nummer] . Dit had ik gedaan.
Ik wilde weten via de app voor wie of waar [naam 7] werkt. Ik kreeg via de app het BSN nummer van [naam 7] [nummer] . Ik ben naar de woning aan de [straatnaam] te Veenendaal gegaan. Ik zag dat er op de woning een bord stond Te Koop, bij [makelaar] . Ik had vervolgens
aangebeld op de [straatnaam] . Ik had gevraagd of deze woning te
huur was aangeboden. De dame in kwestie wist nergens van en woonde nog gewoon in haar
woning. De dame vertelde mij dat haar woning te koop stond. Ik had [naam 7] een aantal keren een app gestuurd dat ik hier achter was gekomen en mijn 500 euro die ik [naam 7] had betaald terug wilde hebben. Tot op heden heb ik nog geen geld van [naam 7] terug ontvangen;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 april 2020, opgenomen op pagina 377 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 13] :
Op donderdag 26 maart 2020, zagen wij op Facebook een advertentie voorbij komen
waarin er in Nijmegen gelegen aan de [straatnaam] een woning te huur werd
aangeboden. De woning werd aangeboden door een [naam 1] . De advertentie was
afkomstig van zijn facebook account [naam 1] . Ik heb hem op het genoemde nummer om 15.13 uur het volgende bericht verstuurd: ”We hebben donderdag een advertentie op facebook zien staan van het huis in Hatert dit is een wijk in Nijmegen. Wij hebben hier interesse in en willen graag komen kijken voor een bezichtiging en we kunnen vrijdag of zaterdag al komen kijken, komt dit uit.” Vervolgens kregen we een half uur later het volgende bericht van [naam 1] : ”lk denk dat ik met een kleine bijdrage aanbetaling werken, voor de eerste rechten van bezichtigen tot beslissen., heel veel reacties gehad vandaag.” Hierop
hebben wij gereageerd dat wij wel willen aanbetalen.
Reactie van [naam 1] : ”een aanbetaling dan kan je komen bezichtigen en daarna beslissen of je de woning neemt of niet, neem je de woning niet dan krijg je deze terug en neem je het wel dan gaat het van de huur af.” Hierop hebben we een afspraak gemaakt via de whatsapp om de woning op vrijdag om 12 uur te komen bezichtigen.
Vervolgens hebben we via whatsapp het bankrekening nummer van [naam 1] ontvangen. Dit
betrof: ” [rekeningnummer] ten name van [verdachte] .” Ik heb vervolgens een bedrag van 250,00 euro overgemaakt naar het genoemde bankrekeningnummer. Ik kreeg toen bericht van hem dat dit niet akkoord was omdat hij van iemand anders bericht had ontvangen die de hele huur zou willen betalen als aanbetaling. Hierop besloten om nog een bedrag van 461,00 euro naar het genoemde rekening nummer over te maken.” Hiermee ging hij akkoord. Om een en ander te verifiëren hebben we van hem op de whatsapp zijn BSN nummer [nummer] ontvangen. Hierna heb ik het bedrag van 461,00 euro overgemaakt en de afspraak voor vrijdag om 12.00 uur bevestigd. Op vrijdag ochtend 27 maart 2020, kreeg ik via de whatsapp een bericht van [naam 1] dat de afspraak niet door kon gaan. Hij gaf als reden dat een andere persoon het bedrag van de huur inclusief de borg had overgemaakt.
Nu op dit moment hebben we het geld nog steeds niet terug.
Op dinsdag avond hebben ik en mijn vriendin [naam 11] via de website Funda de door hem aangeboden woning gezien;
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2020, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Telefoonnummer welke onder andere gebruikt werd voor contact met de slachtoffers is
06 48250848 en stond tot en met december 2019 op naam van [naam 4] . Het
telefoonnummer werd gebruikt in zaak 1, 2, 3, 5, 7, 8 en 12.
Verdachte(n) gebruikte(n) onder andere de (schuil)namen: [naam 1] (zaak 1, 5, 8 en
10), [naam 2] (zaak 2 en 3), [naam 3] (zaak 4), [naam 6] (zaak 9), [naam 7] (zaak 11) en [naam 1]
(zaak 13). Delen van deze aliassen komen overeen met de later genoemde verdachten [verdachte] en [naam 4] .
Tevens werd een ander telefoonnummer, te weten; [telefoonnummer] gebruikt in zaak 9 en 10.
Telefoonnummer [telefoonnummer] in zaak 12 om mee te bellen in plaats het contact via
Whatsapp.
[telefoonnummer] werd gebruikt in zaak 13 voor Whatsapp contact.
Betrokken rekeningnummers:
[rekeningnummer] op naam van [naam 4] (zaak 1, 4, 5, 6, 9, 10 en 11)
[rekeningnummer] op naam van [naam 4] (zaak 2)
[rekeningnummer] op naam van [verdachte] (zaak 3, 7, 8 en 12)
[rekeningnummer] op naam van [naam 10] (zaak 13)
Onderzoek geldstromen op bankrekeningnummer ABN AMRO:
Er werd een onderzoek ingesteld naar de geldstromen van rekeningnummer
[rekeningnummer] .
De bedragen van slachtoffers waren te herleiden op de bankafschriften met nog 26
andere verdachte transacties. Uit deze transacties werden drie (3) registraties
teruggevonden in de politiesystemen. Nieuwe zaken 9, 10 en 11.
Onderzoek geldstromen op bankrekeningnummer KNAB:
Er werd een onderzoek ingesteld naar de geldstromen van rekeningnummer
[rekeningnummer] . Er is een (1) maal een betaling te zien van 125 euro.
Onderzoek geldstromen op bankrekeningnummer BUNQ Bank:
Er werd een onderzoek ingesteld naar de geldstromen van rekeningnummer
[rekeningnummer] . De bedragen van slachtoffers waren te herleiden op de bankafschriften met nog 41 andere verdachte transacties. Uit deze transacties werd een (1) registratie teruggevonden in de politiesystemen. Nieuwe zaak 12;
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2020, opgenomen op pagina 393 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Uit de gegevens van de gemeentelijke bevolkingsadministratie blijkt dat [verdachte]
geboren 01-11-1981 de broer is van [naam 10] geboren [geboortedatum] -1992 zijnde de
houder van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] ;
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2019, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Heb je een telefoonnummer waar je op te bereiken bent?
A: [telefoonnummer] ;
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2020, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Door ondergenoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 6] werd er verklaard dat de persoon het
volgende bsn nummer opgaf: [nummer] . Dit bsn nummer bleek te horen bij de ondergenoemde [verdachte] ;
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2020, opgenomen op pagina 186 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op donderdag 19 maart 2020 ontving ik het overzicht van de betaalrekening
[rekeningnummer] op naam van de heer [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1981, van alle bij- en afschrijvingen over de periode van 6 november 2019 tot en met 21 februari
2020. Voor 6 november 2019 bestond deze betaalrekening niet.
In totaal 48 verdachte ontvangsten waarvan 6 te herleiden zijn naar aangiftes in zaak 2, 3, 7 en 8. Om een goede selectie te maken in de
betalingen onderzocht ik de betalingen met de omschrijvingen: borg, huur, "een
plaatsnaam", aanbetaling en afspraak. Ontvangsten onder de 100 euro werden niet
onderzocht.
24- 12-2019: 250 euro - aanbetaling [naam 12] , [naam 13] (…)
25- 12-2019: 250 euro - waarborg [naam 12] , [naam 13] (…)
26- 12-2019: 217 euro - huis, [naam 13] (…)
27- 12-2019: 400 euro - borg, [naam 13] (…)
27-12-2019: 317 euro - huisborg, [naam 13] (…)
27- 12-2019: 200 euro - bo, [naam 13] (…)
28- 12-2019: 250 euro - afspraak, [naam 13] (…)
29- 12-2019: 250 euro - [naam 12] , [naam 13] (…)
29- 12-2019: 250 euro - zeven, [naam 13] (…)
30- 12-2019: 125 euro - zeven, [naam 13] (…)
1-1-2020: 100 euro - [naam 12] , van mw [naam 14] (…)
10-1-2020: 100 euro - aanbetaling [naam 15] , van mw [naam 16] (…)
22- 1-2020: 300 euro - aanbetaling huur, van 1 [naam 17] (…)
23- 1-2020: 150 euro - aanbetaling zaandam, van hr [naam 18] (…)
23-1-2020: 150 euro - aanbetaling zaandam, van hr [naam 18] (…)
23-1-2020: 100 euro - sleutel, van hr [naam 18] (…)
23-1-2020: 150 euro - huur, van hr [naam 18] (…)
23- 1-2020: 150 euro - huur rotterdam, van 1 [naam 17] (…)
24- 1-2020: 200 euro - huur rotterdam, van 1 [naam 17] (…)
25- 1-2020: 250 euro - nunspeet, van [naam 19] (…)
28-1-2020: 300 euro - [naam 20] aanbetaling, 1 [naam 21] (…)
4-2-2020: 250 euro - betaling huur rotterdam van 1 [naam 17] (…)
14-2-2020: 100 euro - Schiedam, mw [naam 22] (…)
18- 2-2020: 250 euro - heerlen aanbetaling, van [benadeelde partij 12] PL2300-2020034899
19- 2-2020: 225 euro - heerlen, [benadeelde partij 12] PL2300-2020034899
(niet in totaal meegenomen van [benadeelde partij 12] , 97 euro, drie maal 50 euro op
rekeningafschrift waar te nemen, (…))
Een totaal bedrag van 5.534,00 euro exclusief bestaande aangiftes in een periode van
minder dan 2 maanden;
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 6] d.d. 12 december 2019, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [naam 6] :
V: Wie betaalt de rekeningen?
A: Wij allebei.
V: Wiens bankrekening wordt hiervoor gebruikt?
A: De mijne.
V: Wie hebben er toegang tot deze bankrekening?
A: Wij allebei.
V: Aan wie leen jij je bankpas weleens uit?
A: Aan [naam 1] . Verder niet;
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 6] d.d. 12 augustus 2020, opgenomen op pagina 410 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [naam 6] :
V: Wie is dit?
A: Dat is [naam 1] [verdachte] of [naam 1] . Volgens mij staat hij ingeschreven als [verdachte] . [naam 1] is mijn ex.
A: [naam 1] had een bij Simpel op mijn naam een abonnement.
V: Welke naam gebruikte hij op Facebook?
A: Ik zag gisteren (11-08-2020) dat dit [naam 1] is. Ik heb gezien dat [naam 1] meerdere accounts heeft gehad en hiervan heb ik er veel geblokkeerd.
V: Welke naam gebruikte hij dan?
A: [verdachte] , [naam 23] , [naam 24] werk. [naam 1] en [naam 25] [verdachte] . De laatste betreft de naam van zijn zus. Hij heeft veel gewisseld van omschrijving van zijn naam. Hij gebruikte dan alleen letters bijvoorbeeld, ik zag dit dan als ik een mail van hem kreeg.
V: Wie maakten er gebruikt van het rekeningnummer van de ABN-AMRO?
A: [naam 1] had ook korte tijd de beschikking over deze pas.
V: Over welke periode?
A: Vanaf mei 2019 tot oktober 2019. Hij is mei 2019 vrij gekomen.
V: Hoeveel passen behoorden tot dit rekeningnummer?
A: Eén.
V: Welke mogelijkheden had [naam 1] met dit rekeningnummer?
A: Hij had de internetbankieren app op zijn telefoon en had fysiek de pas tot zijn beschikking.
A: [naam 1] heeft een tijdje geen eigen rekening gehad, dit was in de periode nadat hij was vrijgekomen. Deze periode komt overeen met de periode waarin hij beschikte over mijn bankpasje van de ABN-AMRO.
V: Zegt u de naam [naam 1] iets?
A: Ja, zijn vader heet [naam 1] . Hij is erkend door zijn stiefvader, en die heet
[verdachte] van de achternaam. 9 van de 10 keer wil hij niets met [verdachte] te maken hebben
en noemt hij zich [naam 1] .
V: Zegt u de naam [naam 3] iets?
A: Dat is de afkorting die [naam 1] gebruikt als hij appt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
t.a.v. het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Verdachte heeft op 12 december 2019 een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van een door hem gepleegde oplichting. Uit deze verklaring volgt dat verdachte gebruik maakt(e) van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Daarnaast heeft verdachte ten aanzien van die oplichting verklaard dat hij een pinpas tot zijn beschikking had van een bankrekening op naam van [naam 4] (de ex van verdachte), dat hij zijn Burgerservicenummer heeft gegeven aan de persoon die hij heeft opgelicht, zich in het contact met haar heeft voorgedaan als [naam 7] [naam 6] en dat hij geld vroeg voor een huurwoning die hij in werkelijkheid niet verhuurde.
In onderhavige zaken is sprake van een soortgelijke modus operandi als in voornoemde zaak. De rechtbank stelt daartoe het volgende vast.
- het telefoonnummer [telefoonnummer] is tevens gebruikt bij de oplichting van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 12] ;
- door een aantal van de aangevers is geld overgemaakt op een bankrekeningnummer op naam van [naam 4] ;
- in contact met aangevers is meerdere keren het BSN nummer [nummer] opgegeven;
- in contact met de aangevers is gebruik gemaakt van verschillende (schuil)namen, te weten [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 1] ;
- in alle zaken heeft de oplichter zich voorgedaan als bonafide verhuurder/verkoper van (vakantie)woningen.
Een deel van de bij de oplichting gebruikte aliassen komt overeen met (een deel van) de (voor)naam van verdachte en/of [naam 4] . [naam 6] is meerdere malen als verdachte ondervraagd en heeft haar betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend. Uit haar verklaringen volgt dat verdachte meermaals de naam van zijn facebookaccount heeft gewisseld. Zo heeft hij (in ieder geval) de namen [naam 1] [verdachte] , [naam 1] , [verdachte] en [naam 1] gebruikt. Over de naam [naam 1] heeft [naam 6] verklaard dat de vader van verdachte zo heet. Over de naam [verdachte] heeft [naam 6] verklaard dat de stiefvader van verdachte zo heet. De afkorting [naam 3] gebruikt verdachte volgens [naam 6] als hij appt.
Uit de verklaringen van [naam 6] volgt daarnaast dat verdachte een pas tot zijn beschikking had behorende bij haar rekening bij ABN-AMRO en voorts dat hij via een app op zijn telefoon kon internetbankieren. Ook heeft [naam 6] verklaard dat verdachte op haar naam een telefoonabonnement had bij Simpel.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat het geld door de aangevers is gestort op bankrekeningnummers op naam van [naam 4] , ofwel op naam van verdachte ofwel op naam zijn broer [naam 10] . Ook is, net bij de eerder gepleegde oplichting, door de oplichter geld gevraagd voor het huren van (vakantie)woningen en is in alle zaken gebruik gemaakt van dezelfde of soortgelijke
Social Mediakanalen.
Als laatste stelt de rechtbank vast dat bij de oplichting van [benadeelde partij 1] door de oplichter het adres [straatnaam] , [woonplaats] is opgegeven. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte op dit adres stond ingeschreven van 24 februari 2002 tot en met 19 mei 2006.
De verdediging stelt dat niet verdachte maar zijn ex-partner [naam 4] , althans in elk geval iemand anders dan hijzelf, de oplichtingen heeft gepleegd. De rechtbank volgt verdachte hierin niet. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van een eerder gepleegde oplichting. Niet alleen is de modus operandi in die zaak vrijwel identiek aan de modus operandi in onderhavige zaken, ook is sprake van soortgelijk taalgebruik in de communicatie met aangevers. Daarbij komt dat verdachte volgens de verklaring van [naam 4] na de verbreking van hun relatie, bij zijn broer [naam 10] is gaan wonen. In die periode is de oplichting van [benadeelde partij 13] gepleegd waarbij door die [benadeelde partij 13] geldbedragen zijn gestort op de bankrekening van [naam 10] . De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan de verklaring van verdachte.
De rechtbank overweegt op grond van voorgaande dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte de persoon is geweest die door gebruik te maken van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot afgifte van veelal meerdere geldbedragen. Door zich voor te doen als bonafide verkoper/verhuurder van woningen heeft verdachte bij aangevers een valse voorstelling van zaken in het leven geroepen. Uit alle aangiftes blijkt dat de aangevers geldbedragen hebben overgemaakt in de veronderstelling dat zij dit deden om via verdachte in aanmerking te komen voor de huurovereenkomst inzake een woning. Vervolgens kwam verdachte (bezichtiging)afspraken niet na en/of bleek de woning niet beschikbaar voor verhuur. Verdachte deed voorkomen dat het storten van de geldbedragen een voorwaarde was voor de verhuur, bijvoorbeeld in de vorm van een borg of aanbetaling. Dit maakt dat de onjuiste voorstelling van zaken door verdachte in het leven werd geroepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken.
t.a.v. het onder 2 ten laste gelegde
Voor een veroordeling voor (eenvoudig) witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf dat door de verdachte zelf is gepleegd. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig eigen misdrijf", niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid uit welk misdrijf dat desbetreffende voorwerp afkomstig is. De vaststelling dat het voorwerp afkomstig is uit enig eigen misdrijf volstaat.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald, nauwkeurig aangeduid misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien een dergelijke verklaring door de verdachte niet wordt gegeven, kan de rechter concluderen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft, en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. (vergelijk onder meer HR 28 jan 2014, ECLI:NL:HR:2014:197 en HR 14 jun 2016, ECLI:NL:HR:2016:1197).
In dit geval is het vermoeden gerechtvaardigd dat de geldbedragen die op de bankrekening van verdachte (met bankrekeningnummer [rekeningnummer] ) zijn gestort en die niet te herleiden zijn naar aangiftes in deze zaak, afkomstig zijn uit enig eigen misdrijf. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd waaruit volgt dat een deel van de gelden die op zijn bankrekening zijn gestort uit eigen misdrijf afkomstig zijn, te weten oplichting door via internetsites (huur)woningen aan te bieden tegen betaling van huur/borg of een aanbetaling.
De overige betalingen op de rekening van verdachte zijn vervolgens onderzocht op de zoektermen borg, huur, “een plaatsnaam”, aanbetaling en afspraak. Uit dit onderzoek bleek dat in totaal een bedrag van € 5.534,00 is gestort met daarbij een of meer van voornoemde omschrijvingen.
In het licht van voorgaande kan van verdachte verlangd worden dat hij een verklaring geeft over de herkomst van deze geldbedragen. Deze verklaring moet dan, zoals hierboven al overwogen, concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Nu verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de geldbedragen, gaat de rechtbank uit van een bevestiging van het vermoeden dat de gelbedragen onmiddellijk afkomstig zijn uit enig eigen misdrijf.
Anders dan door de raadsvrouw is betoogd is het voor een bewezenverklaring van eenvoudig schuldwitwassen ex artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet van belang of door de verdachte al dan niet handelingen zijn verricht gericht op het verbergen en verhullen van de criminele herkomst van de onder hem aangetroffen voorwerpen. Dit artikel is in het leven geroepen om strafbaar te stellen het verwerven of voorhanden hebben van voorwerpen die onmiddellijk afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf zonder dat (nog) sprake is van omstandigheden die wijzen op een gerichtheid op het verhullen of verbergen (vgl. Hoge Raad, 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842).
Nu de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat de onder verdachte aangetroffen geldbedragen onmiddellijk afkomstig zijn uit door hem begane misdrijven, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit.
t.a.v. het onder parketnummer 18/326960-20 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 oktober 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL17002020062777 d.d. 27 februari 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 15] :
Op zaterdag 21 september 2019 omstreeks 09:00 uur, heb ik een advertentie op
marktplaats geplaatst dat ik een woning zoek. Ik kreeg op zaterdag 21 september 2019 omstreeks 13:38 uur een bericht van ene [naam 9] die mij een leuk appartement op Bolnes aanbood. [naam 1] stuurde mij foto's van een woning. [naam 1] gebruikt telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik heb hem gevraagd naar zijn betrouwbaarheid en hij gaf toen zijn BSN-nummer: [nummer] .
Ik moest een aanbetaling overmaken van 500 euro naar de rekening [rekeningnummer]
op naam van [naam 9] , [straatnaam] in Spijkenisse. Uiteindelijk moest er 500 euro overgemaakt worden naar de rekening [rekeningnummer] van [naam 6] .
Na de betalingen hoorde ik niets meer van de woning. Meerdere keren heb ik [naam 7]
gevraagd om bij de woning te gaan kijken. [naam 7] had iedere keer een excuus waarom er
geen afspraak gemaakt kon worden. Ik had van [naam 7] foto's ontvangen van de woning en dat het in Bolnes zou zijn. Hierop ben ik gaan zoeken op google en kwam ik uit op Funda waar een soortgelijke woning te koop stond. Deze woning is gelegen aan het volgende adres: [adres] , te [plaats] ;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 16] :
Ik ben op zoek naar een woning in Schiedam eo. Ik heb oproepen gedaan op Huurstunt
en Huurselect en ook op andere sites. Ik kreeg vanmorgen donderdag 17 oktober 2019 omstreeks 10:49 uur contact met ene [naam 1] die mij een leuke woning aanbood.
Ik moest geld overmaken, 150 euro naar de rekening [rekeningnummer] van [naam 8] en dan zou [naam 1] er met 5 minuten zijn om mij de woning te laten zien. Ik heb hem dat
overgemaakt. Ik heb dat gedaan maar vond het eigenlijk te mooi om waar te zijn. Ik ben het een en ander gaan controleren. De woning bleek een woning te zijn die te koop stond bij
Makelaardij Dupont. Op de deur van de woning hing ook een naambordje met de naam
Marco. Ik ben bij die makelaardij gaan vragen. Het bleek dat die mensen gewoon in de woning
wonen tot deze verkocht is. [naam 8] was een naam die niet bij de makelaardij bekend was.
Ik heb hem gevraagd naar zijn BSN-nummer en hij geeft op nummer [nummer] .
Ik heb het contact met hem verbroken en ik wil aangifte doen van oplichting;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 januari 2020, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 17] :
Op 17 oktober 2019 heb ik een advertentie geplaatst met woonruimte gezocht in Utrecht. Op 18 oktober 2019 kreeg ik een reactie via facebook van ene [naam 1] Geen, welke later
zijn naam heeft veranderd in [naam 1] . Hij had woonruimte en ik kreeg foto's te zien van een woning, welke ik toegestuurd kreeg via de whats app.
Het zag er erg goed uit, ik wilde wel komen kijken. Het nummer kreeg ik na de inschrijving.
Ik moest wel inschrijfgeld betalen dit was 48,75 euro. Dit heb ik gedaan, ik moest het geld overschrijven naar [naam 4] met rekening nummer [rekeningnummer] .
Ik zou een bezichtiging krijgen op 19 oktober 2019.
Ik hoorde niets meer. Ik heb meerdere malen geappt.
Uiteindelijk kreeg ik het bericht dat er iets fout was gegaan met de inschrijving en
ik opnieuw moest betalen. Dit heb ik niet gedaan en ik wilde mijn geld terug.
Mijn moeder is gaan kijken op Funda en het bleek te gaan om een koophuis;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 januari 2020, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 18] :
Ik was op zoek naar woonruimte in Assen. Ik besloot ook een advertentie te zetten op
Marktplaats, waarin ik om woonruimte vroeg. Dit was op 21 oktober 2019. Op dezelfde dag werd hierop gereageerd door iemand die zich voordeed als [naam 7] de [naam 6] .
Hierin zei deze persoon dat hij meerdere woningen te koop had staan, die hij nu wilde
gaan verhuren omdat ze al langere tijd te koop stonden.
Op een bepaald moment zei deze persoon tegen mij, als ik € 48,75 over maakte op zijn
bankrekeningnummer dat we dan de inschrijfprocedure konden opstarten.
Ik maakte het geld over (…) naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam 7] de [naam 6] . Daarna volgde nog een conversatie om een afspraak te maken om de woning te bezichtigen en de sleutels te overhandigen. Toen vroeg de persoon een borg van € 75,00 voor de sleutels. Dit vond ik wel aannemelijk. Ik heb toen weer € 75,00 overgemaakt naar hetzelfde ASN bankrekeningnummer. We hadden een afspraak gemaakt dat we de sleutels zouden overhandigen op het station in Assen, dat was op 22 oktober 2019.
Echter een uur van tevoren werd de afspraak afgezegd en werd de afspraak verzet
naar 23 oktober 2019. Echter op die dag zei de persoon dat hij niet zelf kon komen, maar dat een koerier de sleutels zou brengen. Ik zou hier € 81,60 voor moeten betalen.
Ik heb toen tegen deze persoon gezegd dat ik hem niet meer geloofde.
Ik heb toen gezegd dat ik de borg terug wilde hebben. Maar dat wilde hij niet terug geven;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2019, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik las dat de aangeefster een BSN nummer had van de fraudeur, namelijk [nummer] . Na bevraging in BVI, zag ik dat hieruit verdachte S [verdachte] , geb.
[geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , kwam;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2019, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik opende het bestand en zag een aantal overschrijven van en naar het rekeningnummer [rekeningnummer] op
naam van [naam 6] . De overschrijvingen zette ik in het onderstaande overzicht:
- Op 17 oktober 2019, om 11.43 uur, werd er door [benadeelde partij 16] ( [rekeningnummer] ) 150
euro overgemaakt naar de verdachte, met de mededeling " [benadeelde partij 16] marktplaats woning
Schiedam";
- Op 18 oktober 2019, om 15.10 uur, 48,75 euro overgemaakt naar de verdachte, met de mededeling [benadeelde partij 17] t.a.v. insch;
- Op 21 oktober 2019. om 13.38 uur, werd er door [benadeelde partij 18] ( [rekeningnummer] ) 48,75
euro overgemaakt naar de verdachte, met de mededeling “ [benadeelde partij 18] ,
marktplaats”;
- Op 22 oktober 2019, om 11.49 uur, werd er door [benadeelde partij 18] ( [rekeningnummer] ) 75
euro overgemaakt naar de verdachte, met de mededeling “ [benadeelde partij 18] voor mogelijke
woonruimte”;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 6] d.d. 12 december 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [naam 6] :
V: Wie betaalt de rekeningen?
A: Wij allebei.
V: Wiens bankrekening wordt hiervoor gebruikt?
A: De mijne.
V: Wie hebben er toegang tot deze bankrekening?
A: Wij allebei.
V: Aan wie leen jij je bankpas weleens uit?
A: Aan [naam 1] . Verder niet
V: Dus je hebt wel een rekening gehad bij de ASN bank?
A: Ja een tijd terug. [naam 1] had daar één pasje van.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Onder verwijzing naar het geschetste juridische kader en de motivering van de bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/206046-20 onder 1 ten laste gelegde, overweegt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, de aangevers [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 16] , [benadeelde partij 17] en [benadeelde partij 18] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen. De modus operandi komt overeen en ook in dit geval is door verdachte eenmaal het adres [straatnaam] , [woonplaats] gegeven aan een aangever, namelijk aan aangever [benadeelde partij 15] .
In afwijking van de zaken ten laste gelegd onder parketnummer 18/206046-20, onder 1, is in contact met de aangevers door verdachte gebruik gemaakt van de volgende (schuil)namen:
[naam 7] [naam 6] , [naam 7] de [naam 6] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 1] .
Daarnaast is in onderhavige zaken gebruik gemaakt van een ander telefoonnummer, namelijk van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Van dit nummer is onbekend aan wie dit toebehoort of toebehoorde. De rechtbank stelt vast en acht relevant dat dit nummer tevens is gebruikt in de oplichting van [benadeelde partij 14] , de zaak waarover verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en waarvoor verdachte al eerder is veroordeeld. Daarnaast zijn de geldbedragen door de aangevers in alle gevallen gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer] , op naam van [naam 4] , hetzelfde bankrekeningnummer waarop door de aangever in de zaak [benadeelde partij 14] geldbedragen zijn gestort.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder parketnummers 18/206046-20 en 18/326960-20 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/206046-20
1.
hij op meerdere momenten in de periode van 15 mei 2019 tot en met 31 maart 2020 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- [benadeelde partij 1] tot afgifte van €794,- en
- [benadeelde partij 2] tot afgifte van €250,- en
- [benadeelde partij 3] tot afgifte van €150,- en
- [benadeelde partij 4] tot afgifte van €200,- en
- [benadeelde partij 5] tot afgifte van €1.800,- en
- [benadeelde partij 6] tot afgifte van €2.532,- en
- [benadeelde partij 7] tot afgifte van €285,- en
- [benadeelde partij 8] tot afgifte van €788,50 en
- [benadeelde partij 9] tot afgifte van €150,- en
- [benadeelde partij 10] tot afgifte van €490,- en
- [benadeelde partij 11] tot afgifte van €500,- en
- [benadeelde partij 12] tot afgifte van €722,- en
- [benadeelde partij 13] tot afgifte van €711,-
door:
- via de internetsites huurwoning.nl of marktplaats.nl of facebook.com of via Whatsapp (een bezichtiging van) (niet aan hem toebehorende) woningen en verhuur van een vakantiewoning aan te bieden tegen betaling van huur of een borg of een aanbetaling en
- gebruik te maken van valse identiteiten, te weten: [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] . en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en [naam 7] en
- zijn BSN-nummer en het documentnummer van en een afbeelding van zijn identiteitskaart te delen en een (vals) adres door te geven en zich (aldus) voor te doen als bonafide verkoper/verhuurder,
waardoor bovengenoemde personen zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften;
2.
hij op meerdere momenten in de periode van 24 december 2019 tot en met 19 februari 2020 in Nederland, een groot geldbedrag, te weten €5.534,00 heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
parketnummer 18/326960-20
hij op meerdere momenten in de periode van 21 september 2019 tot en met 22 oktober 2019 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- [benadeelde partij 15] tot afgifte van €500,- en/of
- [benadeelde partij 16] tot afgifte van €150,- en/of
- [benadeelde partij 17] tot afgifte van €48,75,- en/of
- [benadeelde partij 18] tot afgifte van €123,75
door:
- via de internetsites huurwoning.nl, marktplaats.nl of facebook.com of via Whatsapp (een bezichtiging van) (niet aan hem toebehorende) woningen aan te bieden tegen betaling van huur of een borg of een aanbetaling of inschrijfgeld en
- gebruik te maken van valse identiteiten, te weten: [naam 7] [naam 6] en [naam 7] de [naam 6] en [naam 8] en [naam 9] en [naam 1] en
- zijn BSN-nummer en een (vals) adres door te geven en zich (aldus) voor te doen als bonafide verkoper/verhuurder,
waardoor bovengenoemde personen zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/206046-20
1. Oplichting;
2. Eenvoudig witwassen.
parketnummer 18/326960-20
1. Oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die reeds zijn verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, en een werkstraf voor de duur van 180 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft oplegging bepleit van een deels voorwaardelijke straf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd en het reclasseringstoezicht te continueren als voorwaarde gekoppeld aan het voorwaardelijke deel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een groot aantal oplichtingen. Hij heeft zich voorgedaan als bonafide verhuurder/verkoper van (vakantie)woningen en op geraffineerde wijze het vertrouwen van nietsvermoedende burgers gewonnen. Veelal mensen die in een noodsituatie verkeerden voor wat betreft hun huisvesting en daarom makkelijker waren over te halen om geldbedragen over te maken in de hoop daarmee aan een woning te komen. De aangevers hebben bedragen overgemaakt naar bankrekeningen waartoe verdachte toegang had om te voldoen aan de door verdachte gestelde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een huurovereenkomst. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij het vertrouwen van aangevers heeft gewekt en dit vervolgens op grove wijze heeft geschonden en daarbij tevens misbruik heeft gemaakt van de benarde positie van de aangevers. Daarnaast heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de maatschappij - ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer - in algemene zin moet kunnen stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen.
De rechtbank acht gezien de aard, ernst en hoeveelheid van de door verdachte gepleegde strafbare feiten de oplegging van (onder andere) een gevangenisstraf noodzakelijk, omdat de aard en ernst van deze feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, met daaraan gekoppeld de reeds aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf kan tevens dienen als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om (binnen een proeftijd van 3 jaren) opnieuw strafbare feiten te gaan plegen.
De rechtbank neemt bij de straftoemeting in aanmerking dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een werkstraf voor de duur van 180 uren, passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 15] , tot een bedrag van € 1.501,00 ter vergoeding van immateriële schade (de rechtbank begrijpt materiële schade), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 17] , tot een bedrag van € 48,75 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 18] , tot een bedrag van € 123,75 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 9] , tot een bedrag van € 250,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen dienen te worden toegewezen, met dien verstande dat de vordering van [benadeelde partij 9] wordt gematigd tot een bedrag van € 150,00. Daarnaast dient in alle gevallen de vordering te worden vermeerderd met de wettelijke rente en moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering omdat verdachte niet betrokken is geweest bij de oplichtingen. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 18] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering omdat de vorderingen niet onderbouwd zijn.
Oordeel van de rechtbank
t.a.v. de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 15] en [benadeelde partij 17]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 15] en [benadeelde partij 17] de gestelde schade daadwerkelijk hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/326960-20 bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom volledig worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 september 2019.
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 18]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 18] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/326960-20 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 123,75. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat uit de aangifte blijkt dat aangever dit bedrag heeft overgemaakt. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 september 2019.
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/206046-20 onder 1 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op
€ 150,00. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat uit de aangifte blijkt dat aangever dit bedrag heeft overgemaakt. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2019, en voor het overige afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank in alle gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 60a, 63, 326 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het deel van de tenlastelegging onder parketnummer 18/326960-20, dat ziet op de oplichting van [benadeelde partij 14] .
Verklaart het onder parketnummer 18/206046-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/326960-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, locatie Rotterdam op het adres Marconistraat 2 en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zal meewerken aan behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra deze beschikbaar is en duurt zolang de reclassering c.q. de behandelaar dat nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde, indien geïndiceerd door de reclassering, zal verblijven in een begeleid wonen locatie te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer de reclassering dat noodzakelijk acht en voor de duur die de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader
van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5. dat de veroordeelde zich zal zich inzetten voor het verkrijgen en behouden van werk of een andere structurele dagbesteding;
6. dat de veroordeelde zal meewerken aan de controle van zijn digitale gegevensdragers voor zover betrekking hebbend op zijn internetgedrag op sites waar sprake is van vraag en aanbod, zoals - onder meer - Marktplaats.nl, huurders.nl, Facebook en andere Social Media. Het Openbaar Ministerie is belast met toezicht op deze voorwaarde en kan de controle opdragen aan politieambtenaren.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/326960-20, feit 1:
[benadeelde partij 15]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.501,00(zegge: duizend vijfhonderd en een euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15] , te betalen een bedrag van € 1.501,00 (zegge: duizend vijfhonderd en een euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 25 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 17]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 48,75(zegge: achtenveertig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 17] , te betalen een bedrag van € 48,75 (zegge: achtenveertig euro en vijfenzeventig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 17] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 18]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 123,75(zegge: honderd drieëntwintig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 18] , te betalen een bedrag van € 123,75 (zegge: honderd drieëntwintig euro en vijfenzeventig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 2 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 18] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/206046-20
Wijst de vordering van de benadeelde [benadeelde partij 9] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
150,00(zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2019.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9] te betalen een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur 3 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.