ECLI:NL:RBNNE:2021:3054

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
LEE 21/1943
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting na aantreffen van hennep voor levering aan coffeeshops

Op 19 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Emmen en de burgemeester van de gemeente Emmen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester, waarbij aan de verzoeker een last onder bestuursdwang is opgelegd. Dit besluit houdt in dat de huurwoning van de verzoeker, waarin op 7 mei 2021 meer dan twee kilo hennep en hasj zijn aangetroffen, met ingang van 8 juli 2021 voor een periode van drie maanden wordt gesloten. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juli 2021 behandeld. De burgemeester heeft aangegeven dat de sluiting wordt opgeschort tot na de uitspraak. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De politie had de woning doorzocht na een melding van Meld Misdaad Anoniem, waarbij de verzoeker had verklaard dat hij de hennep naar de coffeeshop bracht en daar een paar euro’s mee verdiende.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de last onder bestuursdwang op te leggen, gezien de grote hoeveelheid hennep die was aangetroffen. De verzoeker heeft aangevoerd dat de sluiting onevenredig is, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het algemeen belang van de openbare orde zwaarder weegt dan de belangen van de verzoeker. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, maar de voorzieningenrechter heeft bepaald dat de sluiting niet eerder ingaat dan twee weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1943

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Emmen, verzoeker

(gemachtigde: mr. W. Koopmans),
en

de burgemeester van de gemeente Emmen, verweerder(gemachtigde: F.J. Esendam).

Procesverloop

In het bestreden besluit van 25 juni 2021 heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat zijn huurwoning op het [adres] (hierna: de woning) met ingang van 8 juli 2021 voor een periode van drie maanden wordt gesloten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft laten weten dat de sluiting wordt opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Naar aanleiding van een melding via Meld Misdaad Anoniem dat in de woning verdovende middelen zouden worden verpakt, heeft de politie Noord-Nederland op 7 mei 2021 de woning doorzocht. De politie heeft 2,377 kilogram hennep en 20 gram hasj aangetroffen. De bestuurlijke rapportage van 19 mei 2021 vermeldt dat verzoeker in zijn verhoor heeft verklaard dat hij via via heeft geregeld om de wiet naar de coffeeshop te brengen en dat hij daarmee een paar euro’s verdiende.
3.1.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
3.2.
Bij brief van 4 juni 2021 heeft verweerder aan verzoeker het voornemen bekend gemaakt de woning te sluiten en verzoeker twee weken de tijd gegeven hierop zijn zienswijze te geven. Op 21 juni 2021 heeft verweerder van verzoeker een schriftelijke zienswijze ontvangen.
3.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker naar voren gebracht dat de sluiting pas een paar maanden na de doorzoeking plaatsvindt, dat verzoeker in zijn zienswijze heeft opgemerkt dat hij graag een gesprek wilde, maar dat verweerder hier geen gehoor aan heeft gegeven en dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
3.4.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat hij op 24 of 25 juni 2021 verzoeker tweemaal heeft geprobeerd verzoeker te bellen, maar dat hij geen gehoor heeft gekregen.
3.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder ongeveer twee weken na de ontvangst van de bestuurlijke rapportage het voornemen aan verzoeker bekend heeft gemaakt. Vervolgens heeft verweerder de zienswijze van verzoeker afgewacht en na ontvangst daarvan getracht verzoeker telefonisch te bereiken. Kort daarna heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarmee zowel voldoende voortvarend als voldoende zorgvuldig gehandeld. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat de schriftelijke zienswijze van verzoeker duidelijk was geformuleerd en dat verzoeker ook ter zitting geen wezenlijke andere argumenten naar voren heeft gebracht.
Dat verweerder in deze spoedprocedure, waarbij de behandeling ter zitting negen dagen na het indienen van het verzoek plaatsvond, geen verweerschrift heeft ingediend, doet niet af aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming.
4.1.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.2.
Hennep en hasj zijn opgenomen in lijst II van de Opiumwet.
5. Gezien de grote hoeveelheid hennep en de verklaring van verzoeker (zie 2) waren de in de woning aangetroffen middelen bestemd voor handel. De voorzieningenrechter stelt daarom vast dat verweerder bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.
6. Verweerder heeft de Bestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet en gedoogbeleid coffeeshops gemeente Emmen vastgesteld. In paragraaf 5.1 is opgenomen dat in geval van aanwezigheid van een handelshoeveelheid van meer dan 50 gram softdrugs de woning voor de duur van drie maanden wordt gesloten.
6.1.
Verzoeker heeft aangevoerd dat er op geen enkel moment sprake is geweest van loop naar de woning. Hij haalde zelf de spullen en bracht deze zelf weg. Andere personen waren er niet bij betrokken. In de woning zijn geen harddrugs of wapens aanwezig geweest. Na de doorzoeking is voorts geruime tijd verstreken en in die periode heeft verzoeker zonder problemen in de woning verbleven. Onvoldoende is gemotiveerd waarom niet wordt volstaan met een lichtere handhavingsmodaliteit waarvoor het beleid wel ruimte biedt. Verzoeker verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2568.
6.2.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State noemt in de overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, als uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.
6.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de woning een schakel vormde in het criminele circuit. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat verzoeker in de woning grote hoeveelheden illegaal geproduceerde hennep in kleinere hoeveelheden verpakte voor de levering aan coffeeshops. Er was dus sprake van een ernstige situatie. Verweerder was daarom niet genoopt om van het beleid af te wijken, bijvoorbeeld door te volstaan met een waarschuwing.
7.1.
Verzoeker stelt dat de woningsluiting onevenredig is gezien de gevolgen voor hem. Het enkel aantreffen van een handelshoeveelheid rechtvaardigt geen sluiting als zich bijzondere omstandigheden voordoen, zie de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 februari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:700. Verzoeker heeft geen geld voor dubbele woonlasten en hij heeft geen alternatief onderkomen bij familie of kennissen. Verzoeker zit al in een traject van schuldsanering; huisuitzetting zal gevolgen hebben voor zijn uitkering. Ook heeft hij een hond en vijf kippen waar hij voor moet zorgen. Verder heeft verzoeker ter zitting, als toelichting op eerder ingezonden medische stukken, uiteengezet dat hij op 23 juli 2021 een afspraak heeft in het ziekenhuis en dat hij dan naar verwachting meer informatie krijgt over zijn gezondheidstoestand en over de vraag of hij geopereerd moet worden.
7.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het nu nog onzeker is of verzoeker geopereerd moet worden en dat het nog onzekerder is of die operatie binnen de sluitingstermijn van drie maanden zal plaatsvinden. Dit betekent dat deze omstandigheid niet aan de sluiting in de weg kan staan.
7.3
De overige door verzoeker genoemde aspecten zijn inherent aan sluiting van de woning en om die reden geen bijzondere omstandigheden die niet zijn meegewogen bij het opstellen van het beleid. Over het zoeken van opvang voor de dieren merkt de voorzieningenrechter op dat dit de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker is. Verzoeker is ook verantwoordelijk voor het zoeken van eigen huisvesting elders, maar zoals ter zitting is besproken, zal verweerder zich zo nodig inspannen om verzoeker hierbij te helpen.
7.4.
De voorzieningenrechter komt daarom tot het oordeel dat verweerder terecht aan het algemeen belang van de openbare orde meer gewicht heeft toegekend dan aan de door verzoeker aangevoerde belangen.
8. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Hij ziet in de noodzaak om andere woonruimte te vinden wel aanleiding te bepalen dat de sluiting niet eerder ingaat dan twee weken na de dagtekening van deze uitspraak.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.
griffier
de voorzieningenrechter is buiten staat te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.