ECLI:NL:RBNNE:2021:4813

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
18/158184-20 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met meerdere diefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft een bedrag van € 117.825,- dat door de veroordeelde is verkregen uit diefstallen in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten uit de opbrengst van de gestolen goederen, waaronder boten en trailers. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op bewijsmiddelen, waaronder een rapport van 27 augustus 2020 en een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2021. De totale opbrengst van de gestolen goederen is vastgesteld op € 287.650,-, waaruit kosten van € 2.253,17 en vorderingen van benadeelde partijen ter hoogte van € 120.081,49 in mindering zijn gebracht. Dit resulteert in een totaal te betalen bedrag van € 82.657,67 aan de Staat. De rechtbank heeft tevens de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/158184-20
beslissing van de meervoudige kamer van 4 november 2021 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 22 april 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen om dat bedrag te betalen aan de staat ter ontneming van dat voordeel. De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 21 oktober 2021. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in die zin dat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de zaak met parketnummer 18/158184-20 wordt vastgesteld op € 117.825,-.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een schriftelijk stuk, te weten het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36 e lid 2 lid Wetboek van Strafrecht’ van 27 augustus 2020;
2. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2021 met documentcode AH-033-01.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 4 november 2021 in de zaak met parketnummer 18/158184-20 veroordeeld voor diefstal in vereniging, meermalen gepleegd, en diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank neemt het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2021 als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel van deze strafbare feiten wordt geschat.

Opbrengst

Van de bewezenverklaarde diefstallen zijn een aantal gestolen boten en trailers daadwerkelijk verkocht. Van de verkochte goederen hanteert de rechtbank de daadwerkelijke verkoopprijs, zoals weergegeven in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen. Van de andere boten hebben veroordeelde en zijn mededader geen duidelijkheid gegeven over het bedrag waarvoor de boten zijn verkocht. Ten aanzien van deze boten hanteert de rechtbank de in het aanvullend proces-verbaal vermelde marktconforme waarde. De verdediging heeft bepleit dat het niet aannemelijk is dat veroordeelde deze waarde bij verkoop zou hebben kunnen krijgen, omdat de verkoopprijs van gestolen boten lager is dan de marktconforme prijs. Dat veroordeelde en zijn mededader desondanks marktconforme prijzen hebben ontvangen, acht de rechtbank aannemelijk omdat uit het dossier blijkt dat veroordeelde en zijn mededader de boten hebben omgekat. Hierdoor is aannemelijk dat de boten voor een markconforme prijs zijn verkocht; voor potentiële kopers was immers niet meer zichtbaar dat het ging om gestolen boten.
Ten aanzien van de opbrengst komt de rechtbank tot de volgende berekening:
Zaak
Sloep
Trailer
Verkoopbedrag
Bootwaarde
Totaal
1. [naam 1]
(namens [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] )
Antaris Vetus 630 Lounge
€ 3.000,-
Sloep is verkocht aan [naam 3] voor
€ 17.000,-
--
€ 20.000,-
2. [benadeelde partij 3]
Oudhuijzer 500
€ 3.000,-
Sloep is verkocht aan [naam 4] voor
€ 7.500,-
--
€ 10.500,-
3. [benadeelde partij 4]
Oudhuijzer Nauta Trendy 600
€ 3.000,-
--
€ 17.000,-
€ 20.000,-
4. [benadeelde partij 5]
Bootkussens van de sloep
--
--
€ 2.000,-
€ 2.000,-
5. [benadeelde partij 6]
Jan van Gent sloep
€ 3.000,-
De sloep is voor
€ 46.000,- verkocht aan [naam 5]
--
€ 49.000,-
6. [benadeelde partij 7]
Arie Wiegmans
€ 3.000,-
--
€23.500,-
€ 26.500,-
8. [benadeelde partij 8]
Van Wijk 621 Lounge
€ 3.000,-
Sloep is in beslag genomen
--
€ 3.000,-
9. [benadeelde partij 9]
Tendr 23 inboard
€ 3.000,-
Sloep is in beslag genomen
--
€ 3.000,-
10. [naam 2]
(namens [benadeelde partij 10] )
Drie rubberboten, twee trailers
--
--
Totaal:
€ 128.150,-
€ 128.150,-
11. [benadeelde partij 11]
12. [benadeelde partij 12]
Sloep Topcraft 605
Trailer
Sloep Topcraft 605
€ 3.000,-
Sloepen zijn verkocht aan [naam 6] voor in totaal
€ 12.000,-
--
€ 15.000,-
13. [benadeelde partij 13]
Corsiva
€ 3.000,-
Sloep is verkocht aan [naam 6] voor
€ 7.500,-
--
€ 10.500,-

Totale opbrengst: € 287.650,00

Kosten

De rechtbank volgt de raadsman in zijn betoog dat rekening moet worden gehouden met de kosten die veroordeelde en zijn mededader hebben gemaakt. De rechtbank zal de kosten voor de huur van de boxen in de loods in Nistelrode, de ligplaats in de haven van Drimmelen en de reiskosten in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Loods Nistelrode
Van het wederrechtelijk verkregen voordeel moeten de kosten voor het huren van stallingsboxen in de loods te Nistelrode worden afgetrokken, en wel over de bewezenverklaarde periode van 26 december 2019 tot en met 7 juni 2020. Tussen 26 december 2019 en 8 mei 2020 werd box 66 gehuurd voor een dagprijs van (€ 1. 825,00 : 365 dagen =) € 5,-. Dit kostte de veroordeelde en zijn mededader (€ 5,- x 135 dagen =) € 675,-. Tussen 15 april 2020 en 8 mei 2020 werd box 78 gehuurd voor een dagprijs van (€ 1. 000,- : 365 dagen =) € 2,74. Dit kostte de veroordeelden (€ 2,74 x 24 dagen =) € 65,76. Tussen 8 mei 2020 en 7 juni 2020 werd box 98 gehuurd voor een dagprijs van (€ 4.400,00 : 365 dagen =) € 12,05. Dit kostte de veroordeelden (€ 12,05 x 31 dagen =) € 373,55.

Totale kosten loods Nistelrode: (€ 675,00 + € 65,76 + € 373,55 =) € 1.114,31.

Ligplaats Drimmelen
De veroordeelden hebben gezamenlijk een ligplaats gehuurd in de haven van Drimmelen. Het betreft een huurovereenkomst voor de periode 1 mei 2020 tot en met 30 april 2021. In deze periode werd de ligplaats gehuurd voor een dagprijs van (€ 966,65 : 365 dagen=) € 2,65. Dit kostte de veroordeelden in de bewezenverklaarde periode 1 mei 2020 tot en met 7 juni 2020 (€ 2,65 x 38=) € 100,70.

Totale kosten ligplaats Drimmelen: € 100,70.

Reiskosten
Evenals de verdediging gaat de rechtbank met betrekking tot de gereden kilometers uit van een rit vanuit Den Bosch naar de locatie waar de diefstal is gepleegd. Uit het dossier kan worden afgeleid dat het gaat om de volgende ritten (enkele reis):
  • Den Bosch – Jutrijp 177 km
  • Den Bosch – Woudsend 172 km
  • Den Bosch – Zeewolde 94 km
  • Den Bosch – Loosdrecht 72 km
  • Den Bosch – Kampen 140 km
  • Den Bosch – Vleuten 57 km
  • Den Bosch – Maasdam 68 km
  • Den Bosch – Hendrik Ido Ambacht 68 km
  • Den Bosch – Aalsmeer 88 km
  • Den Bosch – Papendrecht 60 km
  • Den Bosch – Waalwijk 20 km
  • Den Bosch – Heerhugowaard 134 km
  • Den Bosch – Wyns 216 km
Totaal: 1.366 km enkele reis x 2 = 2.732 kilometer. Veroordeelde is samen met mededader [mededader] gereisd. Zij hebben de reis in twee auto’s afgelegd waardoor het aantal kilometers verdubbeld moet worden. In totaal gaat het dan om 5.464 gereden kilometers. De rechtbank acht 0,19 cent per kilometer een redelijke kilometervergoeding.

Totaal aan reiskosten: 5.464 km x 0,19 = € 1.038,16

Totaal aan gemaakte kosten: (€ 1.114,31 + € 100,70 + € 1.038,16=) € 2.253,17

Benadeelde partijen

De raadsman heeft aangevoerd dat de aan de benadeelde partij toegekende vorderingen in mindering moeten worden gebracht.
Op grond van artikel 36e, negende lid, van het Wetboek van Strafrecht worden bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht, om te voorkomen dat de veroordeelde hetzelfde wederrechtelijk verkregen voordeel meermalen zou moeten terugbetalen. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:3097) moet het gaan om onherroepelijk toegekende vorderingen. Omdat nog geen sprake is van onherroepelijk in rechte toegekende vorderingen is er geen verplichting om de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank zal in dit geval de onderstaande toegekende vorderingen ten aanzien van de boten en trailers van benadeelde partijen wel in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de staat de toegewezen bedragen zal incasseren. Door bij het schatten van het wederrechtelijk verkregen voordeel reeds nu rekening te houden met aan benadeelde partijen toegekende bedragen voor de desbetreffende boot en/of trailer, beoogt de rechtbank latere procedures om het bedrag wederrechtelijke verkregen voordeel aan te passen, te voorkomen.
1. [benadeelde partij 2] , ter hoogte van € 1.800,00 (trailer);
2. [benadeelde partij 8] , ter hoogte van € 3.950,00 (trailer);
3. [benadeelde partij 7] , ter hoogte van € 26.200,00 (trailer en boot);
4. [benadeelde partij 10] , ter hoogte van € 88.131,49 (boten en trailers);

Totaal aan vorderingen benadeelde partijen: € 120.081,49

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel t.a.v. de diefstallen in vereniging:
Opbrengst: € 287.650,00 -
Kosten: € 2.253,17
Vorderingen benadeelde partijen: € 120.081,49
Totaal: € 165.315,34
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde samen met zijn mededader een bedrag van
€ 165.315,34aan voordeel heeft genoten ten aanzien van de diefstallen die tezamen en in vereniging zijn gepleegd.
Toerekening voordeel
Uit de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat veroordeelde samen met zijn mededader [mededader] van strafbare feiten heeft geprofiteerd. De rechtbank gaat uit van een gelijke verdeling en zal het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs toerekenen, in die zin dat veroordeelde wordt veroordeeld tot betaling van de helft van het verkregen voordeel. Dit betekent dat de rechtbank het ontnemingsbedrag ten aanzien van de diefstallen in vereniging voor veroordeelde vaststelt op een bedrag van (€ 165.315,34: 2) =
€ 82.657,67
De rechtbank zal, gelet op artikel 36e, vijfde lid, Sr bepalen dat veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel € 82.657,67 aan de Staat dient te betalen.
De rechtbank bepaalt bij de oplegging van de maatregel de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 82.657,67.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van
€ 82.657,67(zegge: tweeëntachtigduizend zeshonderdzevenenvijftig euro en zevenenzestig cent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. K. Post, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.E. Joha rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 november 2021.