ECLI:NL:RBNNE:2021:4923

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
LEE 20/1888
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor drijvend zonnepark en de ontvankelijkheid van eisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een drijvend zonnepark op een voormalige zandwinplas aan de Beetserweg in Sellingen. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde op 30 april 2020, na een uitgebreide voorbereidingsprocedure. Eisers, bewoners in de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij zich beroepen op hun belanghebbendheid en de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers tijdig een zienswijze hebben ingediend, wat hen ontvankelijk maakt voor het instellen van beroep, ondanks de afstand van meer dan 800 meter tussen hun woning en het zonnepark.

De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van eisers beoordeeld, waarbij zij zich onder andere beroepen op de beleidsnotitie van de gemeente en de bescherming van de toendrarietganzen. De rechtbank concludeert dat de norm van de goede ruimtelijke ordening niet bedoeld is om de belangen van eisers te beschermen, gezien de afstand tot het zonnepark en het gebrek aan zicht daarop. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de aangevoerde gronden niet tot vernietiging van het besluit kunnen leiden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het relativiteitsvereiste in bestuursrechtelijke procedures, waarbij de bescherming van belangen van eisers centraal staat. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/1888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats 1] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde, verweerder
(gemachtigde: K. Gringhuis).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
GroenLeven B.V., te Heerenveen, vergunninghouder
(gemachtigde: M.A.E. Driest).

Procesverloop

In het besluit van 30 april 2020 heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een drijvend zonnepark op de voormalige zandwinplas aan de Beetserweg in Sellingen. Het besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft de zaak naar een meervoudige kamer verwezen.
De meervoudige kamer heeft de zaak terugverwezen naar een enkelvoudige kamer.
Vergunninghouder heeft een reactie gegeven en verzocht de zaak vereenvoudigd af te doen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
In het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een drijvend zonnepark (met daarbij behorende landschappelijke inpassing, voorzieningen en technische installaties) op de voormalige zandwinplas aan de Beetserweg in Sellingen, tussen de Beetserweg en de Beetserwijk. In de gevolgde procedure hebben eisers een zienswijze ingediend. De vergunning heeft betrekking op de volgende activiteiten:
  • het bouwen van een bouwwerk en
  • het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
1.2.
Eisers wonen in de omgeving van deze plas. De afstand tussen de woning van eisers en de locatie van het zonnepark is meer dan 800 meter. Tussen de woning en de locatie bevinden zich bomen en struiken, waardoor eisers vanuit hun woning geen zicht hebben op het zonnepark. Bij de plas is een strand. Vanaf het strand is het zonnepark beperkt zichtbaar.
2. De rechtbank beoordeelt of de omgevingsvergunning voor het zonnepark terecht is verleend. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Belanghebbendheid en ontvankelijkheid
3. De rechtbank zal eerst beoordelen of eisers wel aan de procedurele eisen voldoen. Als dat niet het geval is, is er geen belang bij een inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden. In geschil of eisers belanghebbende zijn bij het bestreden besluit. Volgens verweerder en vergunninghouder zijn zij dit niet vanwege de afstand van hun woning tot het zonnepark en het gebrek aan uitzicht erop. Zij mogen daarom volgens hen geen beroep instellen bij de rechtbank. Dit volgt uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
3.1.
Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 mei 2021 [1] maakt het niet uit of eisers belanghebbenden zijn, als zij tijdig een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit. Vergunninghouder heeft aangevoerd dat deze uitspraak niet van toepassing is, omdat verweerder de zienswijze van eisers inhoudelijk heeft behandeld. Volgens vergunninghouder staat alleen beroep open voor niet-belanghebbenden wiens standpunt in de voorfase niet inhoudelijk is beoordeeld. De rechtbank volgt dit betoog niet. De Afdeling stelt deze eis niet. Onder 4.7 van de uitspraak is overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die tegen het ontwerpbesluit op basis van de hem in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid wel een zienswijze heeft ingediend, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. Niet in geschil is dat eisers tijdig een zienswijze hebben ingediend. De belanghebbendheid van eisers hoeft daarom niet verder te worden besproken. Omdat er geen andere procedurele belemmeringen zijn, mogen eisers dan ook beroep instellen bij de rechtbank.
Relativiteitsvereiste
4. In artikel 8:69a van de Awb staat dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen als degene die tegen dat besluit opkomt, zich beroept op een norm die kennelijk niet bedoeld is om zijn persoonlijke belangen te beschermen. Dit is het relativiteitsvereiste.
Goede ruimtelijke ordening
5. Eisers voeren in beroep samengevat weergegeven het volgende aan. De gemeenteraad van de toenmalige gemeente Vlagtwedde heeft de zandwinplas in de ‘gebiedsvisie Sellingerbeetse’ in 2016 aangewezen als natuurgebied. Dat verdraagt zich volgens hen niet met de beleidsnotitie ‘Zonneparken en kleine windmolens’ van de gemeenteraad van de nieuwe gemeente Westerwolde uit 2019, waarin is aangegeven dat een grootschalig zonnepark op deze locatie passend is. Er zijn andere verwachtingen gewekt. Bovendien moet volgens deze beleidsnotitie de gemeente de regie voeren, wat volgens eisers niet, of niet voldoende het geval is geweest. Verder is er op onjuiste wijze een draagvlakmeting gedaan. Als omwonenden niet was voorgehouden dat het bij de plas gelegen zandwinningsbedrijf zou verhuizen, dan was er geen draagvlak geweest.
5.1.
De norm waar eisers zich op beroepen is de norm van de goede ruimtelijke ordening, zoals neergelegd in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet Ruimtelijke Ordening. De gronden richten zich immers tegen de afwijking van het bestemmingsplan en dat is alleen mogelijk als sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zie artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ook beroepen eisers zich op een aantal formele normen, die met de besluitvorming samenhangen, te weten de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van de voorbereiding van het besluit.
5.2.
Eisers mogen zich op de norm van de goede ruimtelijke ordening beroepen voor zover die strekt ter bescherming van hun eigen belangen. De rechtbank begrijpt het beroep van eisers zo dat zij opkomen met het oog op hun belang om gevrijwaard te blijven van aantasting van hun woon- en leefomgeving. [2] Dit is een belang dat wordt beschermd door de norm van de goede ruimtelijke ordening. Eisers hebben echter onvoldoende gesteld hoe de aanleg van het park en de daarbij behorende landschappelijke inpassing hen concreet raakt in hun woon- en leefomgeving. Zij hebben geen zicht op het park en wonen op meer dan 800 meter afstand van het park. Dat eisers als recreant gebruik maken van de plas en het bijbehorende strand is niet voldoende om aan te nemen dat de zandwinplas onderdeel is van hun woon- en leefomgeving. De norm van een goede ruimtelijke ordening is in dit geval kennelijk niet bedoeld om de belangen van eisers te beschermen. Er is op dit punt dan ook niet voldaan aan het relativiteitsvereiste, zodat het beroep in zoverre niet kan slagen.
Toendrarietganzen
6. Eisers maken zich ook zorgen over de toendrarietganzen die in de winter op de plas foerageren. Deze zullen moeten uitwijken naar een andere plas als het zonnepark er is. Volgens eisers moet er rekening gehouden worden met het voorzorgsbeginsel uit het Europese recht.
6.1.
Voor de bescherming van bepaalde diersoorten, waaronder de toendrarietgans, is een regeling neergelegd in de Wet natuurbescherming. Het besluit waartegen het beroep zich richt is niet gebaseerd op deze wet. Dat neemt niet weg dat de bescherming van de leefgebieden van deze diersoorten in het kader van een goede ruimtelijke ordening of de uitvoerbaarheid van een vergunning aan de orde kan komen. [3] Voor soortenbescherming geldt dat natuurlijke personen zich niet op een algemeen belang mogen beroepen, tenzij dit algemene belang is verweven met het belang van het behoud van hun woon- en leefomgeving. Daarvan is, gezien de afstand van de woning van eisers tot de plas, niet gebleken. Het enkele feit dat er ganzen overvliegen is onvoldoende. Ook op dit punt strekt de ingeroepen norm kennelijk niet om eisers belangen te beschermen, zodat ook het beroep in zoverre al vanwege artikel 8:69a Awb geen doel treft.
7. De procedurele normen waar eisers de bescherming van inroepen hebben bij de toepassing van het relativiteitsvereiste geen zelfstandige betekenis. [4] Dat betekent dat het beroep ook in zoverre niet voldoet aan artikel 8:69a Awb.
8. Omdat de aangevoerde gronden reeds vanwege het bovenstaande niet tot vernietiging van het besluit kunnen leiden, laat de rechtbank ze verder onbesproken. De conclusie is dat het beroep ongegrond is.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 12 november 2021 gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Artikel 8:69a

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan […]

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
[…]
3° in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, r.o. 4.7. te vinden op www.rechtspraak.nl.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.4
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:325.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2021, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 8.1.