In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een drijvend zonnepark op een voormalige zandwinplas aan de Beetserweg in Sellingen. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde op 30 april 2020, na een uitgebreide voorbereidingsprocedure. Eisers, bewoners in de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij zich beroepen op hun belanghebbendheid en de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers tijdig een zienswijze hebben ingediend, wat hen ontvankelijk maakt voor het instellen van beroep, ondanks de afstand van meer dan 800 meter tussen hun woning en het zonnepark.
De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van eisers beoordeeld, waarbij zij zich onder andere beroepen op de beleidsnotitie van de gemeente en de bescherming van de toendrarietganzen. De rechtbank concludeert dat de norm van de goede ruimtelijke ordening niet bedoeld is om de belangen van eisers te beschermen, gezien de afstand tot het zonnepark en het gebrek aan zicht daarop. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de aangevoerde gronden niet tot vernietiging van het besluit kunnen leiden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het relativiteitsvereiste in bestuursrechtelijke procedures, waarbij de bescherming van belangen van eisers centraal staat. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.