ECLI:NL:RBNNE:2021:5165

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
C/17/178880 / HA RK 21/33
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toedeling van percelen in ruilplan door Gedeputeerde Staten van Fryslân

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap De Dobbe B.V. en Gedeputeerde Staten van Fryslân. De Dobbe B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen de toedeling van percelen in het kader van een ruilplan dat is vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De procedure begon met een verzoekschrift van De Dobbe B.V. op 1 juni 2021, waarin zij haar bezwaren uiteenzette. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 8 november 2021 gehouden, waarbij verschillende partijen, waaronder belanghebbenden en vertegenwoordigers van Gedeputeerde Staten, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat De Dobbe B.V. een akkerbouwbedrijf exploiteert en dat zij gronden heeft ingebracht voor het ruilplan. De bezwaren van De Dobbe B.V. richtten zich op het verlies van percelen die aan een andere partij, [A], zijn toegedeeld, alsook op kwaliteitsverschillen en de registratie van een erfdienstbaarheid. Gedeputeerde Staten heeft het beroep van De Dobbe B.V. ongegrond verklaard en betoogd dat de toedeling aan [A] in lijn is met de uitgangspunten van de herverkaveling.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei niet als bedrijfskavel van De Dobbe B.V. kan worden aangemerkt, ondanks de aanwezigheid van een koelcel. De rechtbank concludeert dat de toedeling aan [A] gerechtvaardigd is en dat de belangen van De Dobbe B.V. niet zwaarder wegen dan die van [A]. De rechtbank heeft het beroep van De Dobbe B.V. ongegrond verklaard en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Landinrichtingskamer
zaaknummer: C/17/178880/HA RK 21-33
beschikking van de enkelvoudige landinrichtingskamer van 8 december 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Dobbe B.V.,
gevestigd te Oosterbierum,
gemachtigde: mr. E. Zonderland;
verzoekster inzake het ruilplan dat is opgemaakt door de
Bestuurscommissiein de Gebiedsinrichting
"Franekeradeel-Harlingen"en dat is vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 19 januari 2021, verweerster.
Verzoekster zal in het hierna volgende De Dobbe worden genoemd. Verweerster zal
- enkelvoudig - Gedeputeerde Staten worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ontwerp-ruilplan van de Gebiedsinrichting 'Franekeradeel-Harlingen'
  • de hiertegen ingediende zienswijze, geregistreerd onder nummer 93
- het ruilplan, hierna aangeduid als het ruilplan, dat van 22 april 2021 tot en met 3 juni 2021 ter inzage heeft gelegen
- het verzoekschrift van De Dobbe van 1 juni 2021, bij de rechtbank binnengekomen op
1 juni 2021
  • het verweerschrift van Gedeputeerde Staten met de stukken als bedoeld in artikel 69 derde lid van de Wet inrichting Landelijk Gebied (hierna: Wilg)
  • de brief van 21 oktober 2021 namens belanghebbenden [A1] en [A2]
  • de mondelinge behandeling van 8 november 2021 ten overstaan van de enkelvoudige landinrichtingskamer van de rechtbank
  • de e-mail van 9 november 2021 namens de Bestuurscommissie met daarbij het wensformulier van De Dobbe
  • de brief van 12 november 2021 namens Gedeputeerde Staten met een reactie op het wensformulier
  • de brief van 15 november 2021 namens De Dobbe met een reactie op het wensformulier
  • de brief van 15 november 2021 namens belanghebbenden [A1] en [A2] met een reactie op het wensformulier.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn [B] en [C] namens De Dobbe verschenen, bijgestaan door mr. E. Zonderland-Knijn.
Tevens zijn de belanghebbenden [A1] en [A2] verschenen (hierna te noemen: [A] ), bijgestaan door mr. F. Krol-Postma.
Verder zijn verschenen vertegenwoordigers namens Gedeputeerde Staten, de Bestuurscommissie en het Kadaster. Namens Gedeputeerde Staten en de Bestuurscommissie is het woord gevoerd door ing. mr. J. Heinen.
Van het behandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.
RECHTSOVERWEGINGEN

2.De feiten

2.1.
De Dobbe exploiteert een akkerbouwbedrijf. Zij heeft bedrijfsgebouwen aan het Fiskerspaed 28 te Oosterbierum . Aan dit adres is het bedrijf volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel gevestigd.
De ingebrachte gronden zijn eigendom van, dan wel in (erf)pacht bij De Dobbe, [D] en de maatschap [D en E] . Voor dit ruilplan wordt het bedrijf als een geheel beschouwd.
2.2.
Door De Dobbe is ongeveer 107,8 hectare ingebracht. Toegedeeld is ongeveer 111,7 hectare. Tot de toedeling behoort onder meer een kavel gelegen direct ten oosten van de Konkelswei in Oosterbierum en direct ten noorden van de Lidlumerwei - die vanaf Oosterbierum bezien in oostelijke richting loopt - en ten westen van de oostelijk van Oosterbierum gelegen Kapellewei - die in noord-zuidrichting loopt -. De Kapellewei kruist de Lidlumerwei. Direct aangrenzend ten oosten van de Kapellewei heeft De Dobbe eveneens gronden ingebracht.
2.3.
Een inbrengkavel van [A] , met daarop bedrijfsgebouwen, is gelegen aan de Lidlumerwei en grenst aan de west- en noordzijde aan de kavel van De Dobbe, aan de westzijde aan de Kapellewei en aan de zuidzijde aan de Lidlumerwei , nabij de kruising van de Kapellewei en de Lidlumerwei . [A] exploiteert een palletbedrijf en bedrijft akkerbouwactiviteiten.
[A] heeft deze huis/bedrijfskavel ingebracht, alsmede een veldkavel ten noorden van Oosterbierum. De veldkavel is in het ruilplan toegedeeld direct ten noorden van en aansluitend aan de bedrijfskavel, ten westen van de Kapellewei . Deze percelen zijn ingebracht door De Dobbe en als gevolg van de toedeling aan [A] is de hiervoor onder 2.2. bedoelde kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei verkleind.

3.Het beroep en het verweer

3.1.
De bezwaren van De Dobbe spitsen zich toe op een drietal punten, te weten het verlies van de percelen die aan [A] zijn toegedeeld, kwaliteitsverschillen en zekerheid over kavelaanvaardingswerken en het registreren van erfdienstbaarheid nummer 104 in het register van erfdienstbaarheden.
3.2.
Volgens De Dobbe voldoet de toedeling niet aan de uitgangspunten die gelden voor deze herverkaveling. De toedeling aan [A] leidt er toe dat wordt De Dobbe met een niet-efficiënte situatie opgescheept. De kavel ten oosten van de Kapellewei sluit niet meer aan bij de bedrijfskavel, de huiskavel is niet tot 50% vergroot, er zijn meer veldkavels en daardoor meer rijbewegingen, wat de verkeersveiligheid niet ten goede komt. Volgens De Dobbe is er geen reden om [A] direct aansluitend aan de huiskavel toe te delen omdat de agrarische activiteiten van [A] van ondergeschikte aard zijn en zijn agrarische bedrijfsvoering ook niet noodzaakt tot één huiskavel. [A] zal de vergrote huiskavel willen gebruiken voor uitbereiding van het palletbedrijf, maar dat betreft geen in het kader van deze herverkaveling te respecteren belang. Voor [A] is volgens De Dobbe een alternatieve toedeling mogelijk. Ter zitting heeft De Dobbe nog aangevoerd dat er een bedrijfsgebouw, een koelcel, op de kavel staat waardoor deze kavel als bedrijfskavel moet worden aangemerkt die niet verkleind mag worden ten gunste van een derde.
De aan De Dobbe toegedeelde percelen zijn in totaliteit slechter dan in de inbreng. De Dobbe berust in de toedeling, met uitzondering van het kwijtraken van de percelen aan [A] , maar wenst alvorens de toedeling te aanvaarden duidelijkheid over de kavelaanvaardings-werken. Verder is er volgens De Dobbe vergeten om een erfdienstbaarheid met nummer 104 ten behoeve van perceel Tzummarum nr. 879 en ten laste van percelen van [F] en [G] op te nemen in het register van erfdienstbaarheden en De Dobbe wil dat dit alsnog gebeurt.
3.3.
Gedeputeerde Staten concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en tot niet-ontvankelijkheid voor wat betreft het laatste onderdeel met betrekking tot de erfdienstbaarheid.
De kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei en de kavel ten oosten van de Kapellewei vormen volgens Gedeputeerde Staten niet één kavel omdat de Kapellewei ertussen ligt. Ook is de kavel ten oosten van de Konkelswei volgens Gedeputeerde Staten geen bedrijfskavel. De Dobbe heeft dit op de wenszitting en in het verzoekschrift niet naar voren gebracht. Verder maakt de enkele aanwezigheid van een koelcel niet dat de kavel daarmee als bedrijfskavel heeft te gelden. Het uitgangspunt is dat er één bedrijfskavel is en het komt wel vaker voor dat er kavels met daarop losse gebouwen zijn. Het gaat om de kavel met daarop de gebouwen van waaruit de exploitatie plaatsvindt en dat is volgens Gedeputeerde Staten alleen de locatie aan het Fiskerspaed 28 .
[A] heeft agrarische gronden ingebracht en heeft aanspraak op toedeling van agrarische gronden. Met vergroting van de huiskavel wordt invulling gegeven aan de uitgangspunten van de herverkaveling. Er moet met alle belangen rekening worden gehouden en in deze situatie heeft de Bestuurscommissie het belang van [A] terecht zwaarder laten wegen, alles aldus Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten voert verder aan dat kavelaanvaarding bij het ruilplan geen rol speelt.
Voor wat betreft de erfdienstbaarheid brengt Gedeputeerde Staten naar voren dat naar aanleiding van de zienswijze van De Dobbe in het vastgestelde ruilplan bij erfdienstbaarheid nummer 104 een drietal percelen, TMU00XXX721, 850 en 481 als heersend erf zullen worden toegevoegd. Het register zal hieraan worden aangepast. Het bezwaar van De Dobbe betreft hiermee niet een bezwaar tegen het ruilplan.
3.4.
[A] heeft naar voren gebracht dat hij naast het palletbedrijf een akkerbouwbedrijf exploiteert en dat hij belang heeft bij de toedeling in de huiskavel omdat die voor hem doelmatig is. Ook met de belangen van een in omvang klein akkerbouwbedrijf zoals dat van hem moet volgens [A] rekening worden gehouden. [A] ziet niets in een door De Dobbe voorgestelde alternatieve toedeling. Het argument van De Dobbe met betrekking tot de verkeersbewegingen weerspreekt [A] omdat De Dobbe volgens hem nu ook altijd via de openbare weg naar de meest oostelijke percelen rijdt en niet door haar eigen land. [A] is verder van mening dat het argument van De Dobbe dat de kavel ten oosten van de Konkelswei een bedrijfskavel niet juist is. Het bedrijf staat niet op het adres van de koelcel ingeschreven en het betreft verder een woonhuis met kleine schuur. Ook is dit argument volgens [A] te laat door De Dobbe ingebracht.

4.De beoordeling van het beroep

4.1.
De rechtbank overweegt het volgende, te beginnen met het niet toedelen van een inbrengperceel ten oosten van de Konkelswei. Niet in geschil is dat De Dobbe, naast het gebouwencomplex aan het Fiskerspaed 28 , beschikt over een bedrijfsgebouw (koelcel) aan de Konkelswei 4 . Het eerste van belang zijnde aspect daarbij is de omvang van de kavel waarin deze percelen in de inbrengsituatie zijn gelegen. Anders dan door De Dobbe is gesteld is de rechtbank van oordeel dat de percelen ten oosten van de Kapellewei en de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei niet tot één kavel gerekend kunnen worden. Volgens vaste jurisprudentie wordt als een kavel beschouwd een aaneengesloten oppervlakte grond van een eigenaar, omgeven door grond van andere eigenaren of door openbare wegen of spoorwegen, of door niet overschrijdbare waterlopen. Als gevolg van de loop van de Kapellewei is er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake van twee kavels.
4.2.
Vervolgens zal de rechtbank oordelen over het argument van De Dobbe dat de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei als bedrijfskavel moet worden beschouwd. [A] heeft naar aanleiding hiervan aangevoerd dat De Dobbe dit argument te laat, pas ter zitting, heeft aangevoerd en dat dit daarom gelet op artikel 6:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden gepasseerd.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit laatste dat zij in de beschikking van
20 oktober 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:4396) in het voetspoor van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:786) heeft geoordeeld dat artikel 6:13 Awb in de ruilplanprocedure niet zal worden tegengeworpen aan verzoekers als De Dobbe en verwijst in verband hiermee naar de genoemde uitspraak.
De rechtbank constateert verder ten overvloede dat De Dobbe in de zienswijze bezwaar heeft gemaakt tegen het nu bestreden onderdeel van het ontwerpruilplan, echter op een andere grond dan welke zij nu mede aanvoert, namelijk dat akkerbouwers voorrang moeten hebben boven niet-agrariërs. Ook in het verzoekschrift is dit onderdeel door haar opnieuw betwist, met name op andere gronden dan het bestaan van een bedrijfskavel, maar wel met een (impliciete) verwijzing naar een bedrijfskavel. Ter zitting heeft zij dit nader toegelicht en gespecificeerd. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie die strijdig is met het bepaalde in artikel 6:13 Algemene wet bestuursrecht, nu het desbetreffende onderdeel van het ruilplanbesluit van meet af aan door De Dobbe is bestreden.
4.3.
De rechtbank zal daarom verder oordelen met betrekking tot de vraag of de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei tot de bedrijfskavel behoort. Daartoe overweegt zij als volgt. Op het overgelegde wensformulier heeft De Dobbe de vraag waar de bedrijfsgebouwen zich bevinden beantwoord met: "In Oosterbierum" met daaronder vermeld het getal '32' in een cirkel, zonder dat de locatie van de bedrijfsgebouwen nader is gespecificeerd. De betekenis van '32' is niet nader toegelicht. Bij de vraag welke percelen De Dobbe wenst in te leveren en welke zij wil behouden staat vermeld: "Wil ten noorden van Oosterbierum of bedrijfsgebouwen toegedeeld worden. Alle losse gedeeltes concentratie in 32 31 41 39 40." Of met deze nummers percelen worden bedoeld en zo ja, welke blijkt niet uit de bij dit wensformulier gevoegde kaartjes en is verder ook niet toegelicht. Op een bijgevoegd kaartje wordt met een pijl verwezen naar de bedrijfsgebouwen aan het Fiskerspaed 28 , maar volgens De Dobbe heeft de Bestuurscommissie en niet zij die vermelding aangebracht. Dat De Dobbe hierbij de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei als bedrijfskavel heeft aangemerkt kan uit het voorgaande niet worden afgeleid.
4.4.
De omschrijving van het begrip 'bedrijfskavel' staat in artikel 1 onder e Besluit inrichting landelijke gebied (Bilg) en luidt: kavel met een gebouw of een complex van gebouwen, dienende voor de uitoefening van een landbouwbedrijf en De Dobbe wijst in dit verband op de aanwezigheid van een koelcel. In de toelichting bij thans artikel 1 Bilg (Besluit van 4 mei 2006, houdende nadere regels omtrent het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen, Stb. 2006, 243) valt te lezen dat de definities die zijn opgenomen in de onderdelen d tot en met f en h zijn ontleend aan de bestaande praktijk van herverkaveling op basis van de Landinrichtingswet.
Onder het regiem van de Landinrichtingswet ging aan het Bilg de Regeling herverkaveling van 22 juni 2004, Stcrt. 2004, 118 vooraf. Artikel 1 onder d van de regeling herverkaveling bevatte de navolgende definitie van het begrip bedrijfskavel: kavel met een complex van gebouwen, dienende voor de uitoefening van een landbouwbedrijf.
In de toelichting bij deze bepaling staat dat voor zover in de bestaande wetgeving geen definitie voorhanden was, de definitie is ontleend aan de bestaande praktijk van herverkaveling. In de Landinrichtingswet was het begrip 'bedrijfskavel' niet gedefinieerd.
4.5.
Uit het voorgaande blijkt dat de definitie van bedrijfskavel in zoverre is gewijzigd dat niet alleen de aanwezigheid van een complex van gebouwen, maar ook van een enkel gebouw tot het aannemen van een bedrijfskavel kan leiden. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet dat elke aanwezigheid van een gebouw op een kavel dat in het kader van de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt tot een bedrijfskavel leidt. De rechtbank is van oordeel dat als bedrijfskavel heeft te gelden de kavel waarop de gebouwen staan die het zwaartepunt vormen van waaruit de exploitatie van het agrarisch bedrijf plaatsvindt. Dit moet worden afgeleid uit de feitelijke situatie ter plekke en de daar verrichte (bedrijfs)activiteiten, maar daarnaast ook uit andere omstandigheden zoals bijvoorbeeld het adres waarop het bedrijf bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven.
4.6.
Alhoewel het niet ondenkbaar is dat een bedrijf meerdere bedrijfskavels heeft moet naar het oordeel van de rechtbank uit artikel 15 lid 2, aanhef en onder a Bilg worden afgeleid dat een bedrijf in beginsel één bedrijfskavel heeft, aangezien bij de daar weergegeven regels voor de toedeling slechts bedrijfskavel in enkelvoud wordt genoemd. In geval van meerdere bedrijfskavels per bedrijf zullen daarvoor voldoende zwaarwegende en ondubbelzinnige aanwijzingen moeten zijn.
4.7.
In dit geval zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei naast de bedrijfskavel aan het Fiskerspaed 28 als bedrijfskavel moet worden aangemerkt. De enkele aanwezigheid van een koelcel waarin producten worden opgeslagen is daartoe onvoldoende. De rechtbank begrijpt verder dat de nabij staande woning met schuurruimte niet bij De Dobbe in gebruik is, maar dat deze door derden worden geëxploiteerd.
4.8.
Dit brengt mee dat genoemde kavel als een veldkavel heeft te gelden en het onttrekken van percelen aan die kavel ten gunste van de vergroting van de bedrijfskavel van [A] valt te billijken. Immer is blijkens de voor deze herinrichting geformuleerde uitgangspunten (Provinciaal Blad 25 januari 2018, nr. 690) streven naar concentratie van grondgebruik bij de bedrijfsgebouwen een uitgangspunt. De rechtbank betrekt hierbij dat [A] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij naast het palletbedrijf een akkerbouwbedrijf exploiteert. Dat dit akkerbouwbedrijf van relatief geringe omvang is maakt dit niet anders.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat dit oordeel niet anders zou zijn indien de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei wel als (tweede) bedrijfskavel van De Dobbe zou zijn aangemerkt. Ook in dat geval zou de afweging tussen het belang voor [A] bij vergroting van zijn ene bedrijfskavel en het belang van De Dobbe bij behoud van de omvang van een tweede bedrijfskavel in het voordeel van [A] zijn uitgevallen omdat in de gegeven omstandigheden niet valt in te zien waarom de belangen van De Dobbe voor zouden moeten gaan. De rechtbank betrekt daarbij dat de kavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei ook bij de toedeling aan [A] van de meest oostelijke percelen ervan nog een aanzienlijke omvang heeft en niet aannemelijk is dat de band tussen de koelcel en de totale inbrengkavel tussen de Konkelswei en de Kapellewei zodanig is dat het behoud van de omvang van deze kavel zwaarder moet wegen dan vergroting van de huiskavel van [A] .
Dit bezwaarpunt van De Dobbe slaagt gelet op het voorgaande niet.
4.9.
Voor wat betreft de door De Dobbe gestelde mindere kwaliteit van toegedeelde percelen en kavelaanvaardingswerken oordeelt de rechtbank als volgt. Volgens artikel 52 lid 3 Wilg wordt aan iedere eigenaar een recht toegedeeld met betrekking tot onroerende zaken van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als door hem is ingebracht. Het gaat er daarbij om of gronden uitruilbaar zijn en de gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming is verder uitgewerkt in § 3.2 van de Regeling inrichting landelijke gebied (Rilg) en in de voor deze herverkaveling geformuleerde uitgangspunten, waarbij onder meer ruilklassen waarbinnen gronden kunnen worden geruild zijn vastgesteld. Niet is gebleken dat de onderhavige toedeling met deze regels in strijd is. De Dobbe heeft dit niet onderbouwd en door De Dobbe genoemde aspecten als ontsluiting, waterhuishouding en egalisatie blijven volgens artikel 18 Rilg bij de bepaling van de gelijke hoedanigheid buiten beschouwing. Ook dit bezwaarpunt slaagt daarom niet.
4.10.
Het bezwaarpunt met betrekking tot de erfdienstbaarheid nummer 104 is door De Dobbe na het verweerschrift van Gedeputeerde Staten niet verder toegelicht en de rechtbank leidt daaruit af dat zij genoegen neemt met de uitleg van Gedeputeerde Staten dat de registers nog administratief zullen worden aangepast in verband met een wijziging die naar aanleiding van de zienswijze van De Dobbe is doorgevoerd. Gelet hierop zal de rechtbank dit bezwaarpunt passeren.
4.11.
Het voorgaande leidt er toe dat het beroep van De Dobbe ongegrond zal worden verklaard.
4.12.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat partijen hun eigen kosten zullen dragen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het beroep ongegrond;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen kosten zullen dragen.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
c. 439
Rechtsmiddelenverwijzing
Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de bestuurscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te 's-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.