Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 juli 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 29 september 2021 waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Namens [gedaagde] zijn op 19 oktober 2021 opmerkingen ingediend naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
In conventie
- een verklaring voor recht, dat de - bij de notariële akte van 27 oktober 1981 en herhaald bij notariële akte van 1 augustus 2019 - vastgestelde erfdienstbaarheid (recht van weg), ten behoeve van het perceel [perceelnummer 2] (het perceel van [gedaagde] ) en ten laste van het perceel [perceelnummer 1] (het perceel van [eiser 1] ), wordt opgeheven als bedoeld in artikel 5:79 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW);
- veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
- hoofdelijk - waarbij de één betalende de ander voor dat deel zal zijn bevrijd - tegen behoorlijk bewijs van kwijting de door [gedaagde] geleden schade en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dit vonnis (of een in goede justitie te bepalen datum), tot aan de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten, waaronder de wettelijke rente over de proceskosten wanneer deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn betaald;
- de nakosten.