eiseres] stelt dat ook de gefactureerde 6e termijn opeisbaar is. Zij verwijst voor de oplevering van het stuc- en schilderwerk naar de eerdere processtukken en benadrukt dat het schilderwerk als minderwerk is verrekend. De overige punten heeft [eiseres] naar haar zeggen eind mei 2019 allemaal deugdelijk afgewerkt. [eiseres] heeft in dit verband weekstaten met bestede werkuren overgelegd.
[gedaagden] stelt dat [eiseres] de overige werkzaamheden niet op een ordentelijke wijze heeft uitgevoerd. Er zou slechts zo nu en dan iemand naar [gedaagden] zijn gestuurd om een klusje te doen. Volgens [gedaagden] zijn schilderwerken niet uitgevoerd en de punten 1, 17, 30, 48, 51, 52 en 53 van het rapport van [naam 4] evenmin. [gedaagden] verwijst voor deze punten naar door hem overgelegde foto's. Verder voert [gedaagden] enkele nieuwe gebreken op.
De rechtbank laat de nieuw opgevoerde gebreken onbesproken. [gedaagden] komt daar in een te laat stadium mee. Daar komt nog eens bij dat de rechtbank in haar tussenvonnis al overwoog dat vanaf de oplevering ingevolge art. 7:758 BW een ander aansprakelijkheidsregime voor gebreken geldt. Waarom [eiseres] aansprakelijk zou zijn voor de niet in het opleveringsrapport genoemde, nu door [gedaagden] opgevoerde en ten tijde van de oplevering kennelijk wel zichtbare gebreken, heeft [gedaagden] niet toegelicht.
Het stucwerk is herhaaldelijk hersteld en uiteindelijk, met enkele opleverpunten, op 23 augustus 2019 door een deskundige als voldoende bestempeld. Dat [gedaagden] het daar niet mee eens was en opnieuw uitgebreid stucwerk wilde laten doen, laat de rechtbank voor zijn rekening. De rechtbank beschouwt het stucwerk als opgeleverd.
Het schilderwerk is naar het oordeel van de rechtbank weinig relevant in relatie tot de opeisbaarheid van de factuur voor de 6e termijn. Tussen partijen is immers niet in geschil dat het schilderwerk als minderwerk heeft te gelden.
Dan benoemt [gedaagden] nog zeven concrete punten uit de lijst van [naam 4]. Bij één daarvan geeft hij geen enkele toelichting. Bij de andere wijst hij telkens op een overgelegde foto. Hij stelt daarbij dat dit foto's zijn van dit moment en dat eruit blijkt dat de herstelwerkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd. De rechtbank kan daar weinig mee. De foto's zijn niet concreet in relatie tot het rapport van [naam 4] toegelicht.
Meer in het algemeen kan de rechtbank nog toevoegen dat [eiseres], anders dan [gedaagden] stelt, niet alleen maar zo nu en dan iemand naar [gedaagden] heeft gestuurd om een klusje te doen. Uit het door [eiseres] overgelegde en door [gedaagden] niet betwiste overzicht blijkt dat
[eiseres] in de periode van 26 april 2019 tot en met 29 mei 2019 50 uren ten behoeve van
[gedaagden] heeft gewerkt. Het lag naar het oordeel van de rechtbank op de weg van
[gedaagden] beter te motiveren dat er nog opleverpunten van de lijst van [naam 4] resteren. Dat geldt temeer nu [gedaagden] al geruime tijd in verzuim verkeerde ter zake van het betalen van de 4e en 5e termijn en [eiseres] in verband daarmee bevoegd was het afwerken van eventueel resterende opleverpunten op te schorten. [eiseres] heeft dat niet gedaan, maar ondanks de forse betalingsachterstand van [gedaagden], 50 uren aan herstelwerk besteed. Als [gedaagden] meende dat de opleverpunten niet goed waren opgelost, had redelijkerwijs van hem mogen worden verwacht dat hij eind mei 2019 aangaf wat er dan nog aan schortte. Dat deed hij echter niet.
De rechtbank komt tot de conclusie dat ook de 6e termijn opeisbaar is.