ECLI:NL:RBNNE:2021:696

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3406
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep met verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen wegens ontbreken vergoedbare kosten

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een bedrijf en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een intrekking van beroep door de verzoekster, die gelijktijdig een verzoek om proceskostenvergoeding indiende. De inspecteur had eerder een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, waartegen de verzoekster bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, maar de inspecteur kwam later tegemoet aan de grief van de verzoekster door de naheffingsaanslag en de boetebeschikking te vernietigen.

Na de intrekking van het beroep verzocht de verzoekster om vergoeding van verletkosten van € 151,30, die zij had gemaakt voor administratieve werkzaamheden. De rechtbank oordeelde echter dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat het Besluit proceskosten bestuursrecht alleen vergoeding biedt voor kosten die verband houden met het bijwonen van een zitting. Aangezien de verzoekster geen zitting had bijgewoond, werden haar verletkosten afgewezen.

De rechtbank benadrukte dat de verzoekster wel recht heeft op terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht van € 354, maar dat zij zich hiervoor tot de verweerder moet wenden. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, en deze uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/3406

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 4 maart 2021 in de zaak tussen

[bedrijf] , te [plaats] , verzoekster,

en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Centrale Administratieve Processen, verweerder
(gemachtigde: [medewerker Belastingdienst] ).

Procesverloop

Verweerder heeft aan verzoekster een naheffingsaanslag opgelegd in de motorrijtuigenbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] .
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een boete opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder is bij brief van 6 januari 2021 aan de grief van verzoekster tegemoet gekomen en heeft de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd.
Verzoekster heeft het beroep bij brief van 14 januari 2021 (door de rechtbank ontvangen op 20 januari 2021) ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft bij brief van 28 januari 2021 (door de rechtbank ontvangen op 2 februari 2021) op dit verzoek gereageerd.

Motivering

1. Met toepassing van artikel 8:54 van de Awb beslist de rechtbank zonder nader onderzoek als volgt.
2. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. [1]
3. Verzoekster heeft gelijktijdig met de intrekking van het beroep een verzoek gedaan om vergoeding van verletkosten van € 151,30 vanwege administratieve werkzaamheden in verband met het weerleggen van de boete.
4. Het verzoek om vergoeding van de verletkosten wijst de rechtbank af. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen verletkosten namelijk alleen voor vergoeding in aanmerking als deze verband houden met de heen- en terugreis naar en/of het bijwonen van een zitting bij de rechtbank. Het gaat niet om tijdverzuim voor voorbereidende handelingen, zoals het lezen of het opstellen van stukken. [2] Verzoekster heeft geen zitting bijgewoond, dus komen haar verletkosten niet voor vergoeding in aanmerking.
5. Omdat verzoekster niet heeft verzocht om andere op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, zal de rechtbank het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten afwijzen.
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354 te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier op 4 maart 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin van de Awb.
2.Nota van toelichting bij het Besluit proceskosten bestuursrecht,
3.Artikel 8:41, zevende lid van de Awb.