ECLI:NL:RBNNE:2022:1290

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
LEE 21/3892 en LEE 22/71
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen tot schadevergoeding voor waardedaling door mijnbouwactiviteiten in Groningen

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaken LEE 21/3892 en LEE 22/71, waarin eisers, eigenaren van een woning in Groningen, een aanvraag tot schadevergoeding voor waardedaling door mijnbouwactiviteiten hadden ingediend. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake was van schade door waardedaling. De rechtbank baseerde zich op een rapport van Atlas Research, waaruit bleek dat in het postcodegebied van de woning van eisers bij 10% tot 20% van de woningen schade was toegekend, wat onder de grens van 20% valt die in de methode van Atlas is aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eisers dat er fysieke schade aan de woning was opgetreden, onvoldoende was om aan te tonen dat er een blijvende waardevermindering was na herstel van de schade. De rechtbank verwees ook naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat in postcodegebieden waar minder dan 20% van de schadeclaims is geaccepteerd, geen sprake is van waardedaling. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/3892 en LEE 22/71

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2022 in de zaken tussen

[eiser], uit [plaats], eiser in zaaknummer LEE 21/3892

[eiseres], uit [plaats], eiseres in zaaknummer LEE 22/71
gezamenlijk: eisers
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Procesverloop

In het besluit van 27 april 2021 (primair besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiser om vergoeding van waardedaling of verminderde waardeontwikkeling van de woning op [adres] (de woning) afgewezen.
In het besluit van 15 juni 2021 (primair besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om vergoeding van waardedaling of verminderde waardeontwikkeling van de woning afgewezen.
In de besluiten van 15 december 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaarschriften van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van deze beroepen gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden – voorzover hier van belang – uit.
1.1.
Eisers zijn sinds 17 juli 1981 ieder voor 50% eigenaar van de woning.
1.2.
Op 22 maart 2021 heeft eiser verzocht om vergoeding van de schade ten gevolge van waardedaling van de woning. Op 27 april 2021 heeft verweerder het hiervoor onder ‘Procesverloop’ genoemde primair besluit 1 genomen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.3.
Op 11 mei 2021 heeft eiseres verzocht om vergoeding van de schade ten gevolge van waardedaling van de woning. Op 15 juni 2021 heeft verweerder het hiervoor onder ‘Procesverloop’ genoemde primair besluit 2 genomen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.4.
Op 25 mei 2021 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser behandeld tijdens een hoorzitting. Eiser is gehoord. Verzocht is het verslag ook deel uit te laten maken van het dossier van eiseres. Bij e-mail van 7 juli 2021 is namens verweerder bevestigd dat gecombineerde behandeling mogelijk is.
2. In de bestreden besluiten heeft verweerder – kort samengevat – overwogen dat het mogelijk is dat een woning in waarde is gedaald doordat daaraan fysieke schade is opgetreden. Die waardevermindering wordt dan vergoed aan de hand van de werkwijze voor fysieke schade aan een gebouw of werk, zoals die is vastgelegd in hoofdstuk 2 van de Procedure en werkwijze. Kortgezegd komt het erop neer dat de kosten voor reparaties van fysieke schades worden vergoed. Met die schadevergoeding kan de woning worden hersteld in de staat van voor de schadeveroorzakende aardbevingen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat daarmee de waardedaling van de woning als gevolg van fysieke schade is gecompenseerd.
Voorts heeft verweerder overwogen dat de procedure waarvoor eisers een aanvraag hebben gedaan, bedoeld is voor de waardedaling van een woning die juist niet het gevolg is van de fysieke schade aan een woning. Het gaat dan om de waardedaling van de woning vanwege de ligging in het aardbevingsgebied. Volgens verweerder is het om die reden niet mogelijk om via deze procedure een vergoeding te krijgen voor de waardedaling van de woning van eisers die verband houdt met de fysieke beschadiging daarvan.
Daarnaast heeft verweerder overwogen dat het vergelijkingsonderzoek van Atlas voor gemeenten (thans Atlas Research) plaatsvond binnen het gehele aardbevingsgebied. In dat onderzoek zijn ook de postcodegebieden meegenomen die zich buiten het (naderhand vastgestelde) waardedalingsgebied bevinden. Volgens verweerder is in die gebieden echter geen waardedaling vanwege aardbevingsrisico geconstateerd. In die onderzoeken is gedetailleerd uiteengezet waarom eisers woning ligt in een postcodegebied dat niet tot het waardedalingsgebied wordt gerekend. Daarom komt de woning van eisers volgens verweerder niet voor compensatie in aanmerking.
3. Eisers voeren – kort samengevat – aan dat zij het niet eens zijn met de afwijzing van hun aanvragen. Zij wijzen op een op 13 november 2019 opgesteld rapport, waarin schades aan hun woning zijn vastgesteld en vergoed. Eisers zijn er van overtuigd dat het rapport betreffende fysieke schades aan hun woning in de toekomst invloed zal hebben op de verkoopprijs van de woning.
3.1.
In reactie hierop heeft verweerder in het verweerschrift – kort samengevat – aangevoerd dat door Atlas is onderzocht of er een statistisch significant verband bestaat tussen de schadehistorie van een woning en waardedaling en dat dit niet het geval bleek te zijn. Verweerder kan daarom niet aannemen dat het enkele feit dat de woning van eisers schade heeft ondervonden, ook ertoe leidt dat waardedaling heeft plaatsgevonden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
In de uitspraak van 21 januari 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:162) heeft de rechtbank geoordeeld dat in de rapportages van Atlas voldoende onderbouwing wordt gezien voor het uitgangspunt dat in een postcodegebied waar minder dan 20% van de ingediende schadeclaims is geaccepteerd, geen sprake is van een waardedaling van de woning.
4.2.
De postcode van de woning van eisers is in het rapport van Atlas van oktober 2019 terug te vinden op bladzijde 112. In dit postcodegebied is bij 10% tot 20% van de woningen op aanvraag (fysieke) schade toegekend. Dit valt onder de in de methode van Atlas aangegeven grens van 20%.
4.3.
Eisers hebben met het in beroep gevoerde betoog niet aannemelijk gemaakt dat er desalniettemin sprake is van schade door waardedaling. De stelling dat aan de woning fysieke (mijnbouw)schade is opgetreden en dat die ook is vergoed, is daartoe onvoldoende. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder moet uitgaan van een overblijvende waardevermindering na herstel van de schades. De rechtbank verwijst in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2682, overweging 106. De rechtbank neemt daarnaast nota van het onderzoek van Atlas, dat evenmin wijst op een significant effect tussen de schadehistorie van een woning en waardedaling. Eisers hebben geen stukken overgelegd waarin grond kan worden gevonden voor een andersluidend oordeel.
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van
mr.R.A. Schaapsmeerders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
typ: SCHA

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.