Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser heeft vervolgens over de periode 2007-2011 met behulp van de CBS-index voor de provincie Groningen bepaald wat de waardeontwikkeling van de woning is geweest. Eiser heeft vanaf 2011 tot en met 2019 de landelijke CBS-index gebruikt om de waardeontwikkeling te berekenen, indien de woning niet in het aardbevingsgebied zou hebben gelegen. Eiser komt met deze berekening uit op een woningwaarde per 31 december 2019 van € 676.500,-.
- Eiser kiest een verkeerd start- en eindmoment voor zijn berekeningen, te weten het vierde kwartaal van 2011 en 31 december 2019. De waardedalingsperiode die verweerder hanteert, loopt van 16 augustus 2012 tot 1 januari 2019;
- Eiser kiest als startwaarde voor zijn woning de verkoopwaarde van een woning elders in deze straat, terwijl de woning van eiser en deze woning niet vergelijkbaar zijn. De andere woning is groter en heeft consequent een hogere WOZ-waarde;
- Eiser baseert zijn berekening op onbetrouwbare trends.
“Wij hebben geen informatie over de actuele waarde van uw huis. Daarvoor kunt u een taxatie laten doen door een makelaar of taxateur. Met de gegevens uit onze Eigendomsinformatie, Koopsominformatie en het Woningrapport kunt u een inschatting maken van de waarde van een woning.” [1] De Woningwaardecalculator lijkt bovendien uit te gaan van de (gemiddelde) verkoopprijzen in de provincie waarin de woning staat. Voor de provincie Groningen betekent dat dat de calculator in (zeer) veel gevallen gebruikmaakt van transacties waarin al waardedaling is verdisconteerd. Daaruit kan slechts de conclusie worden getrokken dat de woning van eiser gemiddeld genomen is achtergebleven op de gemiddelde waardeontwikkeling binnen de provincie Groningen, ongeacht de waardedaling. Eiser heeft niet gesteld noch onderbouwd dat er in zijn geval sprake is van substantiële extra waardedaling ten opzichte van andere woningen in Groningen.
Eiser is voorts bij zijn aanvraag akkoord gegaan met de finale afdoening van zijn vordering, waarbij het eiser duidelijk kenbaar was dat de waardedalingsregeling van verweerder ziet op waardedaling die tot 1 januari 2019 is opgetreden.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit, zonder de nadere toelichting, onvoldoende gemotiveerd is. Op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb had deze motivering bij de bekendmaking van het bestreden besluit vermeld moeten worden. De motivering is echter pas na het instellen van het beroep aan eiser toegestuurd. Het gebrek in de motivering kan onder deze omstandigheden niet worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Awb. De beroepsgrond van eiser slaagt.
Conclusie en gevolgen
Eiser heeft verzocht om de vergoeding van de proceskosten in bezwaar en in beroep. In het bestreden besluit zijn de kosten voor juridische bijstand reeds vergoed door verweerder. De overige kosten die eiser in bezwaar heeft gemaakt, betreffen de reis- en verblijfskosten. Eiser heeft deze kosten gemaakt om een (digitale) hoorzitting bij te wonen en voor overleg met zijn gemachtigde. De rechtbank is van oordeel dat, nu het ging om het bijwonen van een digitale hoorzitting, de in bezwaar gemaakte kosten geen kosten zijn die eiser in redelijkheid heeft moeten maken. De kosten die eiser heeft moeten maken voor het bezoeken van zijn advocaat komen niet in aanmerking voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). [5] Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
De vergoeding in beroep wordt met toepassing van het Bpb als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Eiser krijgt voorts een reiskostenvergoeding. De kosten voor het openbaar vervoer, tweede klas, [woonplaats 1] – Groningen en terug zijn € 55,80. Er wordt € 1.573,80 (€ 1.5.18,00 + € 55,80) toegekend.