ECLI:NL:RBNNE:2022:147
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Sociale verzekeringsbank om zorgpremie in te houden op uitkeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Eiser had verzocht om de premie van zijn zorgverzekering in te houden op zijn Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en zijn ouderdomspensioen (AOW). De Svb heeft dit verzoek afgewezen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, welke laatste aanvraag op 23 april 2020 werd afgewezen.
Tijdens de zitting op 7 juni 2021 is eiser niet verschenen, maar de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, maar heropend om eiser de kans te geven te reageren op een nieuw standpunt van de Svb. Eiser heeft echter geen inhoudelijke reactie gegeven. Op de zitting van 7 januari 2022 zijn beide partijen opnieuw niet verschenen.
De rechtbank heeft overwogen dat de Svb een nieuw standpunt heeft ingenomen, namelijk dat de brief van 8 januari 2020 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. De rechtbank heeft dit standpunt verworpen en geoordeeld dat de weigering van de Svb om aan eisers verzoek te voldoen, wel degelijk rechtsgevolg heeft. De rechtbank heeft het besluit van 24 januari 2020 beoordeeld en geconcludeerd dat de Svb op basis van zijn beleid redelijk heeft gehandeld door het verzoek van eiser af te wijzen. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die deze afwijzing in twijfel trekken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van uitspraak.