ECLI:NL:RBNNE:2022:1527

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
21/3277
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake mijnbouwschade en waardedaling van een woning in Groningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over mijnbouwschade en waardedaling van een woning in Groningen. Eiser, de eigenaar van de woning, had een verzoek ingediend voor vergoeding van waardedaling, maar dit verzoek was door verweerder afgewezen op grond dat de woning buiten het waardedalingsgebied lag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom er geen sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de motivering van verweerder niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor het bestreden besluit niet kan standhouden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3277

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats 1], eiser

(gemachtigde: mr. D.V. Orvalho)
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.W. Timmer).

Procesverloop

In het besluit van 11 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser voor vergoeding van waardedaling afgewezen omdat de woning buiten het waardedalingsgebied is gelegen.
In het besluit van 16 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van dit beroep neemt de rechtbank de volgende feiten – voor zover hier van belang – als vaststaand aan.
1.1.
Op 1 augustus 1985 hebben eiser en zijn voormalig echtgenote beiden voor 50% de eigendom verkregen van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2], met postcode [postcode] en bouwjaar 1928 (hierna: de woning). Eiser heeft in het jaar 2006 de volledige eigendom van de woning verkregen. Op 16 februari 2015 heeft eiser de woning verkocht.
1.2.
Op 6 december 2020 heeft verweerder van eiser een aanvraag tot vergoeding van waardedaling ontvangen.
1.3.
Eiser heeft bij brief van 19 februari 2021 tegen het primaire besluit bezwaar ingediend.
1.4.
In het kader van de bezwaarprocedure heeft op 20 juli 2021 een hoorzitting plaatsgevonden.
1.5.
Verweerder heeft in het bestreden besluit van 16 augustus 2021 de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen op 27 september 2021 beroep ingesteld. Op 28 januari 2022 heeft eiser zijn gronden aangevuld.
1.6.
Bij brief van 4 februari 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2. Tussen partijen is in geschil of verweerder gelet op de door eiser aangevoerde omstandigheden diende af te wijken van het door verweerder gevoerde beleid.
2.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd op grond waarvan eiser met de door hem aangevoerde omstandigheden niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van waardedaling. Eiser stelt zich nadrukkelijk op het standpunt dat dit het geval is en hij voert daartoe in de eerste plaats aan dat de waarde van zijn woning na de verbouwing in 2012 € 220.000 bedroeg, terwijl de woning op 16 februari 2015 na een lange periode van vruchteloze aanbieding is verkocht voor een bedrag van € 157.000. In de tweede plaats merkt eiser op dat de WOZ-waarde van zijn voormalige woning met ingang van het jaar 2018 steeg, terwijl in de landelijke trend de WOZ-waarden met ingang van het jaar 2014 verhoogden. Ten slotte voert eiser een taxatierapport van Arcadis aan waarin in het kader van de waardedalingsregeling van de NAM de waardedaling van de woning van eiser reeds is begroot op € 3.000,- op de peildatum van 28 november 2014.
2.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij terecht de aanvraag tot vergoeding van waardedaling heeft afgewezen op grond van het door hem gevoerde beleid, neergelegd in de Procedure en werkwijze van het IMG, omdat de voormalige woning van eiser buiten het waardedalingsgebied is gelegen. De door eiser aangevoerde omstandigheden geven geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt in het beleid.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
De Procedure en werkwijze van het IMG, gebaseerd op de Tijdelijke wet Groningen, geeft een schaderegeling voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied (hoofdstuk 3). Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas), wordt gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Waardedaling wordt berekend per zespositiepostcodegebied, enerzijds voor imago-effect en anderzijds voor bevingen zwaarder dan 2,9 mm/s. De keuzes die ten grondslag liggen aan de methode van Atlas worden door de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668, voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar geacht.
3.2.
In de uitspraak van 21 januari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:162, heeft de rechtbank de wijze van afbakening van het waardedalingsgebied voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar geacht. Daaronder valt het uitgangspunt van het onderzoek van Atlas dat in een postcodegebied waar minder van 20 % van de ingediende fysieke schadeclaims is toegekend, geen sprake van een waardedaling van de woning. Op grond van het onderzoek van Atlas is zelfs een tegenovergesteld prijseffect waargenomen in deze postcodegebieden.
4. De rechtbank stelt vast dat de voormalig woning van eiser is gelegen in een postcodegebied waar 8,6 % van de fysieke schadeclaims zijn toegekend tot aan de datum van 1 januari 2019. Hiermee is de voormalige woning van eiser gelegen in een gebied waar op grond van de Methode van Atlas de waardedaling is uit te sluiten, omdat het fysieke schadepercentage van 20 % niet is overschreden. Niettemin kunnen bijzondere omstandigheden aanleiding geven voor verweerder om af te wijken van het gevoerde beleid. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.1.
Uit het taxatierapport van Arcadis van 4 november 2016 volgt dat eiser zijn woning in mei 2010 op de markt heeft gebracht, omdat hij voor zijn werk binnen een jaar diende te verhuizen. De woning is aanvankelijk door middel van stille verkoop aangeboden tegen een vraagprijs van € 269.500 kosten koper. De stille verkoop heeft echter niet geleid tot de verkoop van de woning en daarom heeft eiser de woning vervolgens openbaar te koop aangeboden. Mettertijd heeft eiser de vraagprijs van de woning verlaagd tot een bedrag van € 179.500. De woning is op de datum van 16 februari 2015 verkocht voor een bedrag van € 157.000 kosten koper.
4.2.
In het bestreden besluit van 16 augustus 2021 heeft verweerder geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor waardedalingsvergoeding omdat zijn woning buiten het waardedalingsgebied is gelegen, zoals dat gebied is vastgesteld op grond van de Methode van Atlas. Daarnaast concludeert verweerder dat hij niet is gebonden aan de uitkomsten van de waardedalingsregeling van de NAM. Dat eiser het aanbod van de NAM niet heeft geaccepteerd komt daarom voor zijn eigen rekening.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit geen overwegingen bevat ten aanzien van de door eiser aangedragen omstandigheden die zien op de periode van verkoop en op de aangepaste (lees: verlaagde) vraagprijs van zijn voormalige woning. Op de zitting heeft verweerder eveneens volstaan met de vermelding dat hij zich op het standpunt stelt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
5. Gelet op de algemene aard van de motivering van verweerder kan de rechtbank de vraag niet beantwoorden of de omstandigheden die door eiser zijn aangevoerd bestaande in het niet kunnen verkopen van zijn voormalige woning over een periode van bijna vijf jaren en het met concrete gegevens onderbouwd laten zakken van de verkoopprijs in het geval van eiser een bijzondere omstandigheid is op grond waarvan verweerder in redelijkheid dient af te wijken van het beleid zoals neergelegd in de Procedure en werkwijze. In zoverre kan de motivering in het bestreden besluit het besluit niet dragen. Het besluit berust dan ook niet op een deugdelijke motivering en is daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Awb tot stand gekomen.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de gebreken die thans aan het bestreden besluit kleven, in de beroepsfase niet kunnen worden hersteld. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759 bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met in achtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.