In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 14 januari 2022, wordt het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake de Ziektewet (ZW) afgewezen. Verzoeker had eerder een ZW-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van het ontbreken van een dienstbetrekking. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een herziening van de eerdere uitspraak rechtvaardigen. De rechtbank had eerder, op 8 september 2017, al geoordeeld dat verzoeker geen recht had op een ZW-uitkering, en deze uitspraak was bevestigd door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 2 april 2020. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek argumenten herhaald die al eerder zijn behandeld, zonder nieuwe bewijsstukken of omstandigheden aan te voeren. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om herziening niet voldoet aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast wordt het beroep tegen het besluit van het Uwv van 3 november 2021 ongegrond verklaard, omdat ook hier geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de eerdere afwijzing van de ZW-uitkering zouden kunnen ondermijnen. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, en er is geen aanleiding voor een voorlopige voorziening. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak.