ECLI:NL:RBNNE:2022:2868

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
LEE 21/3914
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen gedeeltelijke toewijzing van Wob-aanvraag met betrekking tot documenten over honden

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke toewijzing van hun aanvraag om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) beoordeeld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden had op 30 maart 2021 een besluit genomen, dat in het bestreden besluit van 10 november 2021 werd gehandhaafd. Op 6 juli 2022 nam het college een deelbesluit op basis van de Wet open overheid (Woo) met betrekking tot één document. De rechtbank heeft op 27 juli 2022 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, maar eisende partij 1 niet. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd welke documenten er zijn en dat het beroep van eisers gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. Dit betekent dat het college het griffierecht en proceskosten aan eisers moet vergoeden, in totaal € 1.518,00.

De rechtbank stelt vast dat eisers op basis van de Wob om openbaarmaking van alle communicatie en documentatie over hun honden hebben verzocht. Het college heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar eisers betogen dat er documenten ontbreken en dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat het college met het deelbesluit en de toelichting in het verweerschrift het motiveringsgebrek heeft hersteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat de belangenafweging door het college voldoende is gemaakt, ondanks dat eisers geen kennis hebben kunnen nemen van de geweigerde documenten. De rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat het college documenten heeft achtergehouden en dat de procedure rondom het Wob-verzoek correct is verlopen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3914

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2022 in de zaak tussen

[eisende partij 1] en [eisende partij 2] uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. W.M. de Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden (college)

(gemachtigde: mr. S.J. de Haan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke toewijzing van hun aanvraag om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1
Het college heeft dit besluit op 30 maart 2021 genomen. In het bestreden besluit van 10 november 2021 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
1.2
Op 6 juli 2022 heeft het college ten aanzien van één document een deelbesluit genomen op grond van de Wet open overheid (Woo). Het beroep wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
1.3
Verweerder heeft documenten overgelegd met een verzoek om beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft bepaald dat beperkte kennisneming van deze documenten gerechtvaardigd is. Eisers hebben de rechtbank geen toestemming verleend voor kennisneming van deze documenten. De documenten zijn daarom teruggestuurd aan het college.
1.4
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eisende partij 2], de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college. [eisende partij 1] is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eisers hebben op grond van de Wob verzocht om alle communicatie en documentatie over hun honden tussen de burgemeester/ de gemeente met buurtbewoners, politie en handhaving, dorpsbelangen en de pers openbaar te maken. Het verzoek is gedeeltelijk toegewezen.
3. Eisers voeren aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat een aantal door eisers genoemde documenten waar in het dossier naar wordt verwezen, ontbreken. De enkele ontkenning van het bestaan van die documenten is onvoldoende.
3.1
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(Afdeling) volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en die mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
3.2
In beroep heeft het college alsnog een deelbesluit genomen ten aanzien van één van de door eisers genoemde documenten die zouden ontbreken, namelijk de e-mail van
5 januari 2021. Dit document is alsnog openbaar gemaakt, met uitzondering van de persoonsgegevens. De rechtbank stelt vast dat het college met dit deelbesluit te kennen geeft dat het bestreden besluit onjuist is en niet gehandhaafd wordt. Om deze reden is het beroep van eisers gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
3.3
De rechtbank stelt voorop dat zij door de weigering van eiseres haar kennis te laten nemen van de documenten, beperkt wordt in de mogelijkheid tot beoordeling van het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bestreden besluit in samenhang met het verweerschrift waarin per document een toelichting is gegeven voldoende welke documenten er zijn en dat er nu geen documenten meer ontbreken. Op de zitting heeft de discussie zich toegespitst op een memo en de reactie daarop van de gemeente Assen en gespreksverslagen van gesprekken die al dan niet met het college hebben plaatsgevonden. Het college heeft toegelicht dat niet de casus van eisers met de gemeente Assen is besproken maar dat in algemene zin de mogelijkheden van de aanpak van agressieve honden is besproken. Verder is namens het college toegelicht dat hij – ook gelet op de maatregelen die tegen eisers zijn genomen - gesprekken met eisers heeft gevoerd, maar dat daar geen gespreksverslagen van zijn. De rechtbank komt dit niet ongeloofwaardig voor. Het is de rechtbank niet gebleken dat de casus van eisers met naam en toenaam met de gemeente Assen is besproken. De rechtbank gaat ervan uit dat er meer in algemene zin contact is geweest met de gemeente Assen over problematische honden. Verder zijn er geen aanwijzingen dat het college gespreksverslagen heeft achtergehouden. De rechtbank volgt het college daarom in zijn standpunt dat er niet meer documenten zijn dan nu genoemd. De rechtbank is van oordeel dat met het deelbesluit en de toelichting in het verweerschrift het motiveringsgebrek uit het bestreden besluit is hersteld, zodat de rechtsgevolgen van dat besluit op dit onderdeel in stand kunnen blijven.
4. Eisers voeren verder aan dat een belangenafweging ten aanzien van de relatieve weigeringsgronden ontbreekt.
4.1
De rechtbank volgt eisers niet. In het bestreden besluit stelt het college dat de geweigerde documenten van de politie onderdeel zijn van een nog niet afgesloten strafdossier. Het college stelt verder dat sprake is van een kleine gemeenschap in [woonplaats] en dat informatie herleidbaar is tot de melder(s). Deze belangen wegen volgens het college zwaarder dan het algemene belang van openbaarmaking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee een belangenafweging gemaakt. Het college heeft gemotiveerd aangegeven waarom de documenten niet openbaar zijn gemaakt. Nu de rechtbank geen kennis heeft kunnen nemen van de (geweigerde) documenten kan zij de gemaakte belangenafweging niet beoordelen. Ook kan de rechtbank niet beoordelen of er – zoals namens eisers op de zitting is gesteld – aanleiding was om per alinea van een document een belangenafweging te maken. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eisers voeren tot slot aan dat geen sprake is van een level playing field. Eisers moeten zich adequaat kunnen verweren tegen de aantijgingen over hun honden en het volledige dossier is daarvoor noodzakelijk.
5.1
De rechtbank volgt eisers niet. Zoals het college terecht stelt, gaat het in deze zaak niet om de procedure over de inbeslagname van de honden, maar om het Wob-verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat in deze Wob procedure geen sprake is van een level playing field. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het voorgaande, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover onvoldoende is gemotiveerd welke documenten er zijn en ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand te laten.
7. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eisers vergoeden. De vergoeding bedraagt € 1.518,00 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover onvoldoende is gemotiveerd welke documenten er zijn;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,00 aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,00 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie de uitspraken van 2 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1376 en 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1058.