In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschappen van de overleden ouders van drie zussen, [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] en [gedaagde]. De vader overleed op 7 oktober 2009 en de moeder op 28 juni 2017. Tot de nalatenschappen behoren twee woningen, die onverdeeld zijn gebleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zussen ieder voor een derde deel gerechtigd zijn in de nalatenschappen. De zussen hebben verschillende wensen met betrekking tot de toedeling van de woningen. [eiseres sub 1] wenst de woning aan de [woning 1] toebedeeld te krijgen, terwijl [gedaagde] de woning aan de [woning 2] wil. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning aan de [woning 1] aan [eiseres sub 1] wordt toebedeeld tegen de waarde van € 225.000,00, en dat [eiseres sub 1] aan de andere zussen een bedrag van € 75.000,00 verschuldigd is. De woning aan de [woning 2] zal worden verkocht, omdat de zussen het niet eens konden worden over de toedeling. Daarnaast is er een geschil over een gebruiksvergoeding voor de woning aan de [woning 1], die door [eiseres sub 1] wordt bewoond. De rechtbank heeft bepaald dat [eiseres sub 1] een gebruiksvergoeding van € 125,00 per maand aan [gedaagde] moet betalen, vanaf de datum van overlijden van de moeder. De rechtbank heeft ook de verdeling van de bankrekeningen en inboedelgoederen vastgesteld, en partijen zijn verplicht om hieraan uitvoering te geven. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.