ECLI:NL:RBNNE:2022:3308

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
206553
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschappen tussen zussen met betrekking tot woningen en gebruiksvergoeding

In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschappen van de overleden ouders van drie zussen, [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] en [gedaagde]. De vader overleed op 7 oktober 2009 en de moeder op 28 juni 2017. Tot de nalatenschappen behoren twee woningen, die onverdeeld zijn gebleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zussen ieder voor een derde deel gerechtigd zijn in de nalatenschappen. De zussen hebben verschillende wensen met betrekking tot de toedeling van de woningen. [eiseres sub 1] wenst de woning aan de [woning 1] toebedeeld te krijgen, terwijl [gedaagde] de woning aan de [woning 2] wil. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning aan de [woning 1] aan [eiseres sub 1] wordt toebedeeld tegen de waarde van € 225.000,00, en dat [eiseres sub 1] aan de andere zussen een bedrag van € 75.000,00 verschuldigd is. De woning aan de [woning 2] zal worden verkocht, omdat de zussen het niet eens konden worden over de toedeling. Daarnaast is er een geschil over een gebruiksvergoeding voor de woning aan de [woning 1], die door [eiseres sub 1] wordt bewoond. De rechtbank heeft bepaald dat [eiseres sub 1] een gebruiksvergoeding van € 125,00 per maand aan [gedaagde] moet betalen, vanaf de datum van overlijden van de moeder. De rechtbank heeft ook de verdeling van de bankrekeningen en inboedelgoederen vastgesteld, en partijen zijn verplicht om hieraan uitvoering te geven. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/206553 / HA ZA 21-111
Vonnis van 14 september 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen:
[eiseres sub 1],
2.
[eiseres sub 2]
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen:
[eiseres sub 2],
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. M. Helmantel te Sappemeer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen:
[gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 oktober 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 februari 2022 en de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door [gedaagde] overgelegde aanvullende producties;
- de akte uitlating van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] ;
- de antwoordakte tevens inhoudende wijziging/vermeerdering van eis van [gedaagde] ;
- de door [gedaagde] ingediende nadere producties (taxatierapporten);
- de (tweede) akte uitlating van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en [gedaagde] zijn elkaars zussen.
2.2.
Op 7 oktober 2009 is de vader van partijen, [vader] , overleden. Op 28 juni 2017 is de moeder van partijen, [moeder] , overleden. Beide nalatenschappen zijn tot op heden onverdeeld gebleven. [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en [gedaagde] zijn thans, ieder voor een derde deel, gerechtigd in de nalatenschappen van vader en moeder.
2.3.
Tot de nalatenschappen van vader en moeder behoren onder meer de naast elkaar gelegen woningen aan de [woningen] . Op de woningen rusten geen hypotheekrechten. Sinds het overlijden van moeder is [eiseres sub 1] woonachtig in de woning aan de [woning 1] . Verder heeft [eiseres sub 1] enkele persoonlijke eigendommen (meubels) in de woning aan de [woning 2] opgeslagen.
2.4.
[gedaagde] is eigenaar van een Opel Kadett, bouwjaar 1974, kenteken [kenteken] . Deze auto staat al jarenlang gestald in de garage behorende bij de woning aan de [woning 2] .
2.5.
Blijkens de aangifte erfbelasting ter zake van de nalatenschap van moeder behoorden de volgende bankrekeningen tot de boedel:
- Rabobank: [rekeningnummer 1] (spaarrekening)
- ABN Amro: [rekeningnummer 2]
- ABN Amro: [rekeningnummer 3]
- ING Bank: [rekeningnummer 4] (betaal- en spaarrekening)
2.6.
Op 19 maart 2018 heeft Makelaar Smit te Zuidbroek beide woningen aan de [straat] getaxeerd. De woning aan de [woning 1] is getaxeerd op € 125.000,00 en de woning aan de [woning 2] op € 75.000,00.
2.7.
Ondanks meerdere pogingen om tot een verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder te komen, is dat tot op heden nog niet gelukt. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen deelafspraken gemaakt over - samengevat - het ophalen van de auto door [gedaagde] , de afgifte aan [gedaagde] van bankafschriften en persoonlijke eigendommen en het (laten) doen van schademeldingen bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen.
2.8.
Op 21 maart 2022 heeft MakelaarNU te Veendam/Stadskanaal/Gieten beide woningen getaxeerd. De woning aan de [woning 1] is getaxeerd op € 225.000,00 en de woning aan de [woning 2] op € 125.000,00.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen - samengevat - dat de nalatenschappen van vader en moeder verdeeld worden op de door hen voorgestane wijze. Daarnaast vorderen zij verwijdering van de auto van [gedaagde] en vergoeding van door [eiseres sub 1] ten behoeve van de nalatenschap voorgeschoten kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] , met veroordeling van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert na eiswijziging - samengevat - een andere wijze van verdeling van de nalatenschappen. Daarnaast vordert zij onder meer een gebruiksvergoeding van [eiseres sub 1] en terugbetaling aan de boedel van ten laste van de nalatenschap betaalde gebruikslasten voor de beide woningen aan de Hoofdweg.
3.5.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] voeren verweer. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] concluderen tot nietontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Inleiding
4.1.
De in conventie en reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. Het geschil gaat in de kern over de vraag op welke manier de nalatenschappen van vader en moeder, waarin partijen gezamenlijk gerechtigd zijn, verdeeld moeten worden. Aangezien partijen als gezamenlijke deelgenoten niet tot overeenstemming kunnen komen, zal de rechtbank op grond van artikel 3:185 BW de wijze van verdeling vaststellen. Daarbij heeft de rechtbank naar billijkheid rekening te houden met de belangen van partijen en het algemeen belang.
De eiswijziging in reconventie
4.2.
[gedaagde] heeft bij antwoordakte haar eis in reconventie gewijzigd nadat zij kennis had genomen van bankafschriften die conform de op de mondelinge behandeling door partijen gemaakte deelafspraken aan haar ter beschikking zijn gesteld. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben bezwaar tegen de eiswijziging gemaakt. Hiertoe stellen zij dat zij nauwelijks tijd hebben gehad om te reageren op de omvangrijke akte en producties van [eiseres sub 1] .
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat bezwaar tegen een eiswijziging kan worden gehonoreerd in die gevallen waarin de eiswijziging in strijd is met de eisen van de goede procesorde. Daarvan is sprake indien de eiswijziging leidt tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel onredelijke vertraging van het geding. Naar het oordeel van de rechtbank doen geen van deze situaties zich hier voor. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zijn immers in staat gesteld zich tegen de wijziging van eis te verweren en als zij meer tijd nodig zouden hebben gehad, hadden zij de (rol)rechter gemotiveerd om uitstel kunnen verzoeken. Dat hebben zij echter niet gedaan. Het als productie 10 door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] overgelegde stuk behelst bovendien een inhoudelijke reactie van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] persoonlijk op de antwoordakte van [gedaagde] . Van een onredelijke bemoeilijking van de verdediging is dan ook niet gebleken. Gelet op de stand waarin het geding zich bevindt, leidt de eiswijziging naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot onredelijke vertraging van het geding. Het bezwaar tegen de eiswijziging wordt dan ook verworpen. De rechtbank zal recht doen op basis van de gewijzigde eis in reconventie.
De woning aan de [woning 1]
4.4.
[eiseres sub 1] wenst de woning aan de [woning 1] toebedeeld te krijgen. [eiseres sub 2] en [gedaagde] hebben zich elk daarmee akkoord verklaard. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag van welke peildatum dient te worden uitgegaan bij de bepaling van de waarde van de woning in het kader van toedeling aan [eiseres sub 1] . [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] nemen als uitgangpunt de datum van het taxatierapport van 19 maart 2018, terwijl [gedaagde] van oordeel is dat de koopprijs van de woning moet worden vastgesteld aan de hand van de huidige waarde in het economisch verkeer (de rechtbank begrijpt: de waarde ten tijde van de verdeling). De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.5.
Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631) moet bij de verdeling van tot een gemeenschap behorende goederen ter bepaling van hun waarde in beginsel worden uitgegaan van de waarde ten tijde van de verdeling, maar kan uit hetgeen door partijen is overeengekomen over die verdeling en uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat hiervan wordt afgeweken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in het onderhavige geval geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die een dergelijke afwijking rechtvaardigen. Het moge zo zijn dat [gedaagde] destijds mede opdracht heeft gegeven voor het opstellen van het taxatierapport van 19 maart 2018, maar in tegenstelling tot wat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] bepleiten, brengt een dergelijke opdrachtverlening niet met zich dat partijen ( [gedaagde] in het bijzonder) bedoeld hebben de taxatie ook als uitgangspunt te gebruiken voor de toebedeling van de woning aan [eiseres sub 1] . De inhoud van de door [gedaagde] overgelegde buitengerechtelijke correspondentie omtrent die taxatie, laat in elk geval niet zien dat partijen iets dergelijks met elkaar hebben afgesproken. Bovendien staat in het taxatierapport als doel de erfbelasting vermeld. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gestelde 'getreuzel' aan de zijde van [gedaagde] onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat geen feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat [gedaagde] de verdeling of verkoop van de woning moedwillig zou hebben vertraagd louter om haar zussen te benadelen. Het feit dat partijen het onderling niet eens hebben kunnen worden over de verdeling, valt hooguit terug te voeren op een gebrek aan (goede) onderlinge communicatie waar zij allen debet aan zijn (geweest).
4.6.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres sub 1] nog gesteld dat op grond van artikel 4:6 BW uitgegaan dient te worden van de waarde direct na het overlijden. Zij miskent hiermee dat het genoemde wetsartikel alleen voorschrijft wat bij de toepassing van de (erfrechtelijke) bepalingen uit Boek 4 BW moet worden verstaan onder de waarde van de goederen van de nalatenschap, zoals bijvoorbeeld bij de bepaling van de legitieme portie. Deze zaak betreft echter een verdelingskwestie. Voor zover [eiseres sub 1] op de mondelinge behandeling heeft verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2020:507) stelt de rechtbank vast dat dit arrest gaat over het berekenen van de legitieme portie en niet over een verdeling. Om die reden mist deze uitspraak toepassing in het onderhavige geval.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bij de toedeling van de woning aan de [woning 1] aan [eiseres sub 1] dan ook uitgaan van de waarde op het moment van de verdeling. Het na de mondelinge behandeling opgestelde taxatierapport van MakelaarNU van 21 maart 2022 zal daarvoor als uitgangspunt worden genomen. De rechtbank zal kortom beslissen dat de woning aan de [woning 1] tegen de waarde van € 225.000,00 aan [eiseres sub 1] wordt toebedeeld. Uit hoofde van deze verdeling is [eiseres sub 1] aan [eiseres sub 2] en [gedaagde] elk een bedrag van € 75.000,00 verschuldigd. De kosten van de levering komen ten laste van de boedelrekening.
De woning aan de [woning 2]
4.8.
Bij aanvang van deze procedure wenste alleen [gedaagde] de woning aan de [woning 2] toebedeeld te krijgen. Zij voert hiertoe aan de mogelijkheid te willen hebben om een eigen woning te verkrijgen en dierbare herinneringen te hebben vanuit de tijd dat de grootouders van partijen daar nog woonachtig waren. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben zich van meet af aan verzet tegen toedeling van deze woning aan [gedaagde] , vanwege de verstoorde relatie tussen haar en [eiseres sub 2] (die eveneens in [woonplaats 1] woont) en de gevolgen daarvan voor [eiseres sub 1] als beklemd familielid. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres sub 2] , daarbij gesteund door [eiseres sub 1] , voor het eerst de wens geuit ook de woning aan de [woning 2] toebedeeld te krijgen. De rechtbank begrijpt uit de nadien ingediende akte dat [eiseres sub 2] hierdoor wenst te voorkomen dat [gedaagde] naast [eiseres sub 1] zal komen te wonen, in de vrees elkaar (daar of in het dorp) vaker te zullen tegenkomen.
4.9.
Zoals hiervoor is overwogen dient de rechtbank bij de vaststelling van de verdeling naar billijkheid acht te slaan op de belangen van de betrokken partijen en het algemeen belang. [eiseres sub 1] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat hoewel haar relatie met [gedaagde] niet slecht is, zij zich zorgen maakt over haar eigen mentale en lichamelijke gezondheid doordat zij zich de verstoorde relatie tussen [eiseres sub 2] en [gedaagde] erg aantrekt. Tijdens de mondelinge behandeling was de verstoorde relatie tussen [gedaagde] en [eiseres sub 2] duidelijk voelbaar en de rechter heeft op basis van het relaas van [eiseres sub 1] en haar lichaamshouding de indruk verkregen dat [eiseres sub 1] daadwerkelijk last heeft van een loyaliteitsconflict en dat hierdoor de komst van [gedaagde] naar [woonplaats 1] een continue bron van spanning voor haar zal opleveren. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het niet opportuun dat [gedaagde] de woning aan de [woning 2] toebedeeld zal krijgen. Er zal dus een andere wijze van verdeling van die woning moeten worden vastgesteld. De rechtbank zal de woning evenmin aan [eiseres sub 2] toedelen, omdat haar wens daartoe eigenlijk alleen maar is ingegeven om de komst van [gedaagde] naar [woonplaats 1] te voorkomen. In plaats daarvan zal de rechtbank bepalen dat de woning moet worden verkocht door tussenkomst van MakelaarNU dan wel een door partijen gezamenlijk overeen te komen ander makelaarskantoor, waarbij partijen aanwijzingen van de makelaar omtrent het verkoopklaar maken van de woning dienen op te volgen en waarbij partijen zich dienen te richten naar de door de makelaar vast te stellen vraag- en laatprijs. De makelaarskosten komen ten laste van de boedelrekening.
4.10.
De door [gedaagde] gevorderde afgifte van sleutels ten behoeve van een bouwkundige opname van de woning aan de [woning 2] , zal bij gebrek aan belang - de woning wordt immers niet aan haar toebedeeld - worden afgewezen.
Gebruiksvergoeding voor beide woningen
4.11.
[eiseres sub 1] woont sinds het overlijden van moeder in de woning aan de [woning 1] waarvan partijen gezamenlijk eigenaar zijn. Daarnaast heeft [eiseres sub 1] enkele persoonlijke goederen (meubels) in de woning aan de [woning 2] opgeslagen. [gedaagde] vordert in verband hiermee betaling van een gebruiksvergoeding vanaf 28 juni 2017. Uit het feit dat [eiseres sub 2] hier tezamen met [eiseres sub 1] verweer tegen heeft gevoerd, maakt de rechtbank op dat [eiseres sub 2] kennelijk niet ook aanspraak op een gebruiksvergoeding wil maken.
4.12.
De rechtbank overweegt dat het recht op een gebruiksvergoeding volgt uit artikel 3:169 BW. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. HR 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143 en HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6176) is een deelgenoot, die een goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, verplicht die andere deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding. Maatstaf daarbij is de redelijkheid en billijkheid, die de rechtsbetrekkingen tussen de deelgenoten in de gemeenschap volgens artikel 3:166 lid 3 BW beheersen. Dat betekent dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
4.13.
Daar waar [gedaagde] aanvankelijk alleen een gebruiksvergoeding voor de woning aan de [woning 1] vorderde, vordert zij blijkens de toelichting op de eiswijziging in reconventie thans kennelijk ook een gebruiksvergoeding voor de woning aan de [woning 2] . [gedaagde] heeft naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende gesteld dat zij van het gebruik en genot van de woning aan de [woning 2] verstoken is gebleven. Het enkele feit dat [eiseres sub 1] daar enkele meubels heeft opgeslagen, betekent immers nog niet dat zij met uitsluiting van [gedaagde] gebruik van de woning heeft gemaakt. Voor het overige heeft [gedaagde] geen feiten of omstandigheden aangedragen die nopen tot een schadeloosstelling door [eiseres sub 1] . De rechtbank zal de vordering tot een gebruiksvergoeding dan ook afwijzen voor zover deze betrekking heeft op de woning aan de [woning 2] . Anders ligt dit voor de woning aan de [woning 1] , omdat [eiseres sub 1] daar woonachtig is sinds het overlijden van moeder en deze woning dus wel met uitsluiting van de andere deelgenoten gebruikt.
4.14.
De wetgever heeft geen regels geformuleerd op grond waarvan de hoogte van de gebruiksvergoeding dient te worden vastgesteld. Aan de rechter komt een grote vrijheid toe om met inachtneming van alle omstandigheden van het geval een redelijke en billijke gebruiksvergoeding te bepalen. Voor het vaststellen van de gebruiksvergoeding zal de rechtbank in dit geval aansluiten bij de waarde van de woning aan de [woning 1] en het redelijkerwijs door [gedaagde] te behalen rendement op het in die woning geïnvesteerde vermogen. Doordat de woning volledig bij [eiseres sub 1] in gebruik is en niet kan worden verkocht, kan [gedaagde] immers niet beschikken over het bedrag dat zij bij verkoop van de woning zou hebben ontvangen. De rechtbank zal de hoogte van de gebruiksvergoeding daarom vaststellen op een percentage over haar aandeel in de waarde op het moment van de verdeling, waartoe het na de mondelinge behandeling opgestelde taxatierapport van MakelaarNU van 21 maart 2022 wederom als uitgangspunt zal worden genomen. Gelet op de rentevergoedingen in de afgelopen jaren acht de rechtbank voor het berekenen van een gebruiksvergoeding een rendementspercentage van 2% per jaar redelijk. De door [eiseres sub 1] te betalen gebruiksvergoeding komt dan uit op 1/3 × € 225.000 × 2% / 12 = € 125,00 per maand. [eiseres sub 1] is deze vergoeding aan [gedaagde] verschuldigd vanaf 28 juni 2017, zijnde de datum van overlijden van moeder, tot het moment waarop de woning aan haar is geleverd.
4.15.
Uit praktisch oogpunt zal de rechtbank bepalen dat de afrekening tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde] zal plaatsvinden bij/door de verdeling van de banksaldi, in die zin dat de verschuldigd geworden gebruiksvergoedingen op [eiseres sub 1] 's aandeel in de banksaldi in mindering zullen worden gebracht, welke bedragen vervolgens aanwassen bij het aandeel in de banksaldi van [gedaagde] .
4.16.
[eiseres sub 1] stelt terecht dat [gedaagde] ingevolge artikel 3:172 BW in beginsel voor een/derde in de kosten van de woning moet bijdragen. Het had echter op de weg van [eiseres sub 1] gelegen om een duidelijk overzicht van die kosten in het geding te brengen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft volstaan met verwijzing naar een fors aantal als productie overgelegde bankafschriften zonder nadere toelichting, waarbij opvalt dat een aantal betalingen zien op gebruikslasten en niet op eigenaarslasten. De rechtbank zal de eigenaarslasten bij gebrek aan een duidelijke opsomming verder dan ook buiten beschouwing laten en niet verrekenen met de gebruiksvergoeding, zoals [eiseres sub 1] kennelijk wenst.
Door [eiseres sub 1] voorgeschoten kosten
4.17.
[eiseres sub 1] stelt dat zij een vordering heeft op de nalatenschap van moeder, omdat zij vanaf maart 2021 uit haar eigen vermogen kosten heeft voldaan met betrekking tot de woning aan de [woning 1] en overige kosten met betrekking tot de nalatenschap. Dit betreffen kosten die redelijkerwijs vergoed dienen te worden uit de nalatenschap, aldus [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] . [gedaagde] heeft bij monde van haar advocaat op de mondelinge behandeling verklaard dat kosten van de nalatenschap, mits voldoende inzichtelijk gemaakt, ten laste van de boedel kunnen worden gebracht. De rechtbank overweegt echter dat het ook hier op de weg van [eiseres sub 1] had gelegen om een duidelijk overzicht van die kosten in het geding te brengen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft volstaan met verwijzing naar een fors aantal als productie overgelegde bankafschriften zonder enige nadere toelichting. Het bedrag waar [eiseres sub 1] recht op meent te hebben is niet eens becijferd. Voor zover [eiseres sub 1] stelt dat zij ervan uitgaat dat het bedrag door de notaris begroot kan worden, miskent zij dat het niet de taak van de notaris is om geschillen hierover tussen partijen te beslechten. De rechtbank zal de vordering ter zake van de voorgeschoten kosten bij gebrek aan een duidelijke opsomming dan ook afwijzen.
De auto van [gedaagde]
4.18.
Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over het ophalen van de auto van [gedaagde] die gestald is in de garage behorende bij de woning aan de [woning 2] . Uit de nadien door partijen genomen akten maakt de rechtbank op dat deze afspraak tot op heden niet is uitgevoerd. In het midden latend door wiens toedoen de auto van [gedaagde] nog niet is opgehaald, zal de rechtbank de vordering toewijzen in die zin dat eenieder daaraan moet meewerken. Hieronder wordt in elk geval verstaan dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] daadwerkelijk toegang verschaffen aan [gedaagde] tot de garage en de (sleutels van) de auto en dat [gedaagde] de auto binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis ophaalt.
De bankrekeningen
4.19.
Partijen zijn het erover eens dat de saldi van de bankrekeningen die in de nalatenschap zijn gevallen, gelijkelijk (elk voor een/derde) moeten worden verdeeld. De rechtbank zal de verdeling van de banksaldi van de in de aangifte erfbelasting opgesomde bankrekeningen (zie rechtsoverweging 2.5), behoudens voor zover deze al zouden zijn opgeheven, dan ook in deze zin vaststellen. De rechtbank wijst partijen erop dat de verdeling van de banksaldi als het ware het slotstuk van de verdeling van de nalatenschappen vormt, omdat de onderlinge afrekening tussen partijen en de verdeling van de nog te verkrijgen verkoopopbrengst voor de woning aan de [woning 2] langs deze weg dient plaats te vinden.
4.20.
Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over het afgeven van bankafschriften, voor zover beschikbaar, aan [gedaagde] . Uit de nadien door partijen genomen akten volgt dat hieraan uitvoering is gegeven. De rechtbank constateert dat [gedaagde] haar vordering tot afgifte van bankafschriften na de eiswijziging kennelijk handhaaft (blijkens randnummer 47 van de antwoordakte). Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om een nadere toelichting te geven welke bankafschriften zij inmiddels heeft ontvangen en welke eventueel nog zouden ontbreken. Dat heeft zij echter nagelaten. De rechtbank zal de vordering ter zake van de afgifte van bankafschriften bij gebrek aan een duidelijke opsomming dan ook afwijzen.
Afschrijvingen van de boedelrekening
4.21.
[gedaagde] heeft naar aanleiding van de door haar ontvangen bankafschriften haar eis aangevuld. Hiertoe stelt zij dat vanaf het overlijden van moeder diverse gebruikerslasten voor de woning aan de [woning 1] ten bedrage van in totaal € 3.233,54 zijn afgeschreven van de ING-betaalrekening, terwijl deze kosten volgens haar volledig ten laste van [eiseres sub 1] behoren te komen als (enig) bewoonster van die woning. Ook stelt [gedaagde] dat [eiseres sub 1] zonder toestemming van de andere deelgenoten over de ING-betaalrekening heeft beschikt door gebruikerslasten voor de woning aan de [woning 2] ten bedrage van in totaal € 1.916,00 over te boeken. [eiseres sub 1] heeft in strijd gehandeld met de redelijkheid en billijkheid door niet veel eerder de leveringscontracten met Enexis en Essent op te zeggen, aldus [gedaagde] .
4.22.
De rechtbank overweegt dat de gebruikerslasten voor de woning aan de [woning 1] sinds het overlijden van moeder, zijnde het moment waarop [eiseres sub 1] haar intrek in die woning heeft genomen, voor haar rekening komen. Dat betekent dat, voor zover gebruikerslasten vanaf de ING-betaalrekening zijn voldaan, deze door [eiseres sub 1] aan de boedel c.q. de andere deelgenoten vergoed zullen moeten worden. [gedaagde] heeft bij antwoordakte het bedrag van € 3.233,54 onderbouwd aan de hand van een Excel-overzicht, dat zij heeft opgesteld op basis van het door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] overgelegde pakket aan bankafschriften. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben de juistheid van dat overzicht niet weersproken, anders dan door in hun tweede akte te verklaren het onvoorstelbaar te vinden dat [gedaagde] alleen maar op zoek gaat naar de lusten, maar de lasten bij met name [eiseres sub 1] te laten. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank als vaststaand aannemen dat genoemd bedrag aan gebruikerslasten voor [eiseres sub 1] ten laste van de nalatenschap zijn gekomen.
4.23.
Uit praktisch oogpunt zal de rechtbank bepalen dat de afrekening tussen [eiseres sub 1] enerzijds en [eiseres sub 2] en [gedaagde] anderzijds zal plaatsvinden bij/door de verdeling van de banksaldi, in die zin dat 2/3 ×€ 3.233,54 = € 2.155,70 (afgerond) op [eiseres sub 1] 's aandeel in de banksaldi in mindering zal worden gebracht, welk bedrag vervolgens aanwast bij de aandelen in de banksaldi van [eiseres sub 2] en [gedaagde] (elk is gerechtigd tot € 1.077,85).
4.24.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in haar stelling dat [eiseres sub 1] ten onrechte gebruikerslasten voor de woning aan de [woning 2] ten laste van de ING-betaalrekening heeft voldaan. Hiertoe overweegt de rechtbank dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor een behoorlijke afwikkeling van de nalatenschap van moeder. Het opzeggen van energiecontracten was kortom niet de verantwoordelijkheid van [eiseres sub 1] alleen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zelf op enig moment actie heeft ondernomen om tot een eerdere beëindiging van de energiecontracten te komen of daarop bij [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] heeft aangedrongen. Gelet op het hiervoor onder rechtsoverweging 4.13 gegeven oordeel dat [eiseres sub 1] niet met uitsluiting van de andere deelgenoten gebruik heeft gemaakt van de woning aan de [woning 2] , is de rechtbank van oordeel dat de betaalde gebruikerslasten (waarvan de omvang verder niet ter discussie staat) ten laste van de nalatenschap behoren te blijven. De aanvullende vordering van [gedaagde] zal dan ook in zoverre worden afgewezen.
4.25.
De aanvullende vordering van [gedaagde] tot inzage/afgifte van nota's die van de INGbetaalrekening zijn afgeboekt, met uitzondering van gas-water-en-licht, zal de rechtbank afwijzen omdat het belang hierbij niet is onderbouwd en er bovenal sprake lijkt te zijn van een verboden 'fishing expedition'.
De inboedelgoederen
4.26.
De rechtbank is voor de vaststelling van (de wijze van) een verdeling afhankelijk van wat partijen over de samenstelling van de boedel aandragen. Het bevreemdt de rechtbank ten zeerste dat partijen geen gehoor hebben gegeven aan het op de mondeling behandeling door de rechter gedane verzoek om hun wensen en geschilpunten aangaande de grote hoeveelheid inboedelgoederen inzichtelijk(er) te maken door middel van een Excellijst conform familiezaken. Het heeft de rechtbank nu veel tijd en moeite gekost om de door partijen overgelegde producties met reacties over en weer naast elkaar te leggen en de verschillen daartussen te ontwaren.
4.27.
De rechtbank zal de verdeling van de inboedelgoederen die tot de nalatenschappen van vader en moeder behoren vaststellen conform de als
bijlagebij dit vonnis gehechte Excel-lijst. In de kolommen is achtereenvolgens aangekruist wie wat toebedeeld krijgt en tegen welk bedrag (kolommen A t/m C), wat moet worden verkocht (kolom D) en wat niet verdeeld kan worden (kolom E).
4.28.
Voor wat betreft de inboedelgoederen uit kolom A t/m C geldt dat [eiseres sub 1] voor € 176,00 is onderbedeeld, dat [eiseres sub 2] voor € 271,00 is onderbedeeld en dat [gedaagde] voor € 447,00 is overbedeeld. De rechtbank is uitgegaan van de waarden die op de lijst van [gedaagde] staan, omdat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] deze niet weersproken hebben en zij juist hebben aangegeven geen taxatie hiervan te verlangen. Daar waar op die lijst geen waarde (per stuk) stond vermeld heeft de rechtbank de waarde geschat. Uit praktisch oogpunt zal de rechtbank bepalen dat de onderlinge afrekening zal plaatsvinden bij/door de verdeling van de banksaldi, in die zin dat op [gedaagde] 's aandeel in de banksaldi € 447,00 in mindering zal worden gebracht, welk bedrag vervolgens aanwast bij de aandelen in de banksaldi van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] voor € 176,00 respectievelijk € 271,00.
4.29.
Voor wat betreft de inboedelgoederen uit kolom D geldt dat de rechtbank zal bepalen dat deze geveild zullen worden via Onlineveilingmeester.nl of een door partijen gezamenlijk overeen te komen ander veilinghuis. De veilingkosten zullen ten laste van de boedel komen. Een veiling kan uiteraard achterwege blijven wanneer partijen alsnog gezamenlijk overstemming bereiken over een andere wijze van verkoop. Onverkoopbare/onverkochte inboedelgoederen zullen worden afgevoerd naar een kringloopwinkel dan wel, indien daar inname geweigerd wordt, naar de stort. De afvoerkosten komen eveneens ten laste van de boedel.
De verkoopopbrengst zal voor een/derde aan elk van partijen toekomen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de verkoopopbrengst op de boedelrekening zullen ontvangen, waarna zij via de verdeling van de banksaldi (uiteraard na betaling/aftrek van de veiling- en/of afvoerkosten) elk hun aandeel in de verkoopopbrengst zullen ontvangen.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij niet vast kunnen stellen of alle door [gedaagde] genoemde aantallen kloppen; het spreekt voor zich dat alleen geveild/verkocht kan gaan worden wat er daadwerkelijk nog aanwezig is.
4.30.
Voor wat betreft de inboedelgoederen uit kolom E geldt dat de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid heeft kunnen vaststellen dat deze tot de nalatenschappen van vader en moeder behoren (omdat de eigendom betwist is) of dat deze thans nog aanwezig zijn. Een verdeling hiervan zal om die reden achterwege blijven.
4.31.
Ter zake van de door [gedaagde] gevorderde foto's, waarvan partijen kennelijk aannemen dat deze ook tot de nalatenschappen behoren, zal de rechtbank bepalen dat de originele foto's, voor zover thans nog aanwezig, bij [eiseres sub 1] zullen verblijven en dat zowel [eiseres sub 2] als [gedaagde] elk reproducties op fotopapier daarvan ('foto van een foto') zullen ontvangen. De afdrukkosten zullen ten laste van de boedelrekening komen.
4.32.
De rechtbank constateert dat aan de tussen partijen gemaakte deelafspraken ter zake van de privégoederen van [gedaagde] uitvoering is gegeven, maar dat [gedaagde] haar vordering tot afgifte hiervan na de eiswijziging handhaaft (blijkens randnummer 47 van de antwoordakte). Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om een nadere toelichting te geven welke persoonlijke eigendommen zij inmiddels heeft ontvangen en welke nog zouden ontbreken. Dat heeft zij echter nagelaten. De rechtbank zal de vordering ter zake van de afgifte van de persoonlijke eigendommen van [gedaagde] bij gebrek aan een duidelijke opsomming dan ook afwijzen.
Tot slot
4.33.
Aldus is de wijze van verdeling en de afwikkeling van de nalatenschappen van vader en moeder volledig vastgesteld. Partijen zijn gehouden hieraan uitvoering te geven. Hieraan zal de rechtbank een dwangsom verbinden zoals nader in het dictum is bepaald.
4.34.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als overwogen in rechtsoverwegingen 4.7 (de woning aan de [woning 1] ), 4.9 (de woning aan de [woning 2] ), 4.14 en 4.15 (de gebruiksvergoeding), 4.18 (de auto van [gedaagde] ), 4.19 (de bankrekeningen), 4.22 en 4.23 (de gebruikerslasten), 4.27 tot en met 4.30 (de inboedelgoederen) en 4.31 (de foto's);
5.2.
beveelt partijen uitvoering te geven aan deze verdeling en medewerking te verlenen aan de levering van de in de verdeling betrokken goederen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat geen (volledige) medewerking hieraan wordt verleend tot een maximum van € 10.000,00 zal zijn bereikt;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. M. Sanna en uitgesproken op 14 september 2022.
750