Samengevat wenst de raadsman wat betreft de eerste drie gedachtestreepjes het Franse en Belgische onderzoek te toetsen. De rechter-commissaris verwijst naar jurisprudentie op dit punt, onder meer een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 24 februari 2022
(ECLI:NL:GHARL:2022:1741), over het vertrouwensbeginsel. Het Hof verwijst hierin naar de uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BL5629, r.o. 4.4.1): ten aanzien van onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden staat, is de taak van de Nederlandse strafrechter ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces overeenkomstig artikel 6, eerste lid, EVRM. Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd, strookt met de dienaangaande in het desbetreffende buitenland geldende rechtsregels. Ten aanzien van onderzoekshandelingen in het buitenland waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten dient de Nederlandse strafrechter wel te onderzoeken of de Nederlandse rechtsregels die dat optreden normeren zijn nageleefd. Het hof heeft in deze uitspraak vastgesteld dat inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in dit geval Frans recht) niet getoetst wordt door een Nederlandse rechter. Ook indien ervan uit zou moeten worden gegaan dat Nederland enige technische inbreng heeft gehad, zoals ook hier de raadsman heeft gesteld, kan daar naar het oordeel van het Hof niet uit volgen dat de inzet van de bevoegdheid in Frankrijk door Franse autoriteiten onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten heeft plaatsgevonden. Nader onderzoek hiernaar door middel van het voegen van stukken of het horen van getuigen is dan ook niet aangewezen.
Dit vertrouwensbeginsel is in veel meer uitspraken op deze manier uitgelegd. De rechter-commissaris wijst op een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2022:568) waarin is beslist dat ten aanzien van Sky ECC geldt dat het vertrouwensbeginsel ook niet opzij wordt gezet in het geval dat Nederlandse opsporingsambtenaren ten tijde van de ontwikkeling en plaatsing van de interceptietool technische expertise en/of bijstand aan Frankrijk hebben geleverd. De verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek komt hierdoor namelijk nog niet in Nederland te liggen. Er is bij een dergelijke gang van zaken geen sprake van een door de verdediging veronderstelde verschuiving van de verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek. Die verantwoordelijkheid ligt nog steeds bij de Franse opsporingsdiensten, die het interceptiemiddel hebben ingezet nadat dit door een Franse rechter was getoetst, op basis van Frans recht. De rechtmatigheid van deze inzet staat niet in Nederland ter beoordeling en moet worden verondersteld.
Zelfs als de rol van de Nederlandse autoriteiten bij de totstandkoming van de interceptietool groter is zijn geweest dan door het openbaar ministerie is gesteld, dan betreft het nog steeds een onderzoek dat onder de Franse regelgeving heeft plaatsgevonden, zodat de onderzoeken niet ter toetsing aan de Nederlandse rechter voorliggen (ECLI:NL:RBOBR:2022:2832). De rechter-commissaris wijst er bovendien op dat twee rechters-commissaris op 6 mei 2021 in onderzoek 26Argus een proces-verbaal van bevindingen hebben opgesteld waarin is geconcludeerd dat toetsing van proportionaliteit bij het gebruik van de Sky-data was aangewezen en zij hebben daar voorwaarden aan gesteld. Dit is feitelijk een extra toets die is aangelegd. Dit proces-verbaal is door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd als onderdeel van het document “aanvullende verstrekking LP tot 2 juni 2022”.
Wat betreft de zogenoemde 126uba-machtiging verwijst de rechter-commissaris naar de stukken die de officier aan het dossier heeft toegevoegd (“aanvullende verstrekking LP 2 juni 2022”), waarin de achtergrond van de machtiging en de in de machtiging opgenomen voorwaarden zijn weergegeven. De rechter-commissaris is van oordeel dat met de door de officier verstrekte stukken voldoende tegemoet is gekomen aan de wensen van de verdediging.
De rechter-commissaris zal daarom onderzoekswensen 2, 3 en 4 afwijzen.
Onderzoekswens 5
Kort gezegd: inzage in alle processen-verbaal betrekking hebbende op de verwerking van SKY- berichten binnen de onderzoeken 26Werl en 26Argus en alle informatie uit die onderzoeken betrekking hebbende op de verdachten in onderhavig onderzoek Gerst.
Wat betreft de processen-verbaal binnen de onderzoeken 26Werl en 26Argus is de rechtercommissaris van oordeel dat er een zwaarwegend onderzoeksbelang is in die twee onderzoeken om deze stukken niet in onderzoek Gerst ter beschikking te stellen. Bovendien is er geen begin van aannemelijkheid dat er in deze onderzoeken onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden die van bepalende invloed zijn (geweest) op onderzoek Gerst. De verdediging heeft eventuele onrechtmatigheden ook niet nader onderbouwd.
Voor wat betreft de gevraagde informatie uit de onderzoeken 26Werl en 26Argus die betrekking hebben op de verdachten in onderzoek Gerst verwijst de rechter commissaris naar het proces-verbaal met code ADRAA20126-4450 in het dossier. De officier van justitie is met dit proces-verbaal voldoende tegemoet gekomen aan de wensen van de raadsman. Bovendien zal de rechtbank een oordeel moeten geven over de vragen van artikel 348 en 350 Sv op basis van het dossier zoals dat ten tijde van de inhoudelijke behandeling is samengesteld.
De rechter-commissaris zal daarom onderzoekswens 5 afwijzen.
Onderzoekswens 6het horen van verbalisant [code].
De rechter-commissaris verwijst naar het proces-verbaal van deze verbalisant met code [code] in het dossier. Dit is een transparant proces-verbaal; duidelijk is wat de start was van het onderzoek tegen verdachte [verdachte] en welke zoektermen mochten worden (en ook: zijn) gebruikt. Mede gelet op de toezegging van de officier van justitie dat een volledige dataset van de SKYgesprekken tussen verdachte en zijn gesprekspartners zal worden toegevoegd aan het dossier, ziet de rechter-commissaris niet in wat de relevantie is van het horen van deze getuige in het licht van de te nemen beslissingen door de rechtbank in het kader van artikel 348 en 350 Sv.
De raadsman heeft tijdens de regiezitting een screenshot overgelegd met daarop overwegingen van een rechter-commissaris in een andere zaak; uit dit document blijkt dat de rechter-commissaris van oordeel was dat het te ver zou gaan om ongeclausuleerd toestemming te geven inhoud van berichtenverkeer te doorzoeken op bewijs van mogelijk strafbare feiten van alle gebruikers van Sky ECC; er zou dan niet worden voldaan aan het vereiste van artikel 126ug Sv.
De rechter-commissaris bespreekt dit document hier omdat het de meeste raakvlakken lijkt te hebben met onderzoekswens 6.
Onduidelijk is van welke datum het document is, op welke zaak dit ziet en wat de vordering was. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan de rechter-commissaris dit niet in de beslissingen meenemen.
De rechter-commissaris zal onderzoekswens 6 afwijzen.
Onderzoekswens 7
inzage in het bevel ex art. 126uba lid 1 onder 1, b en c SV op basis waarvan is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk.
Dit document en de aanloop ernaar toe maken deel uit van het processtuk “aanvullende verstrekking LP tot 2 juni 2022”. De raadsman heeft geen belang meer bij een beslissing op deze onderzoekswens.
Onderzoekswens 11
toevoegen vonnissen medeverdachte uit onderzoek Cadillac
De rechter-commissaris heeft geen vonnis kunnen vinden in de zaak van de vrouwelijke medeverdachte in onderzoek Cadillac. Ten tijde van de voorbereiding van de zaak van de hoofdverdachte was duidelijk dat er nog geen (OM)afdoeningsbeslissing was genomen over de vrouwelijke medeverdachte.
Onderzoekswens 12Kort gezegd: