ECLI:NL:RBNNE:2022:4472

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
LEE 22/1751
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek tot rectificatie en aanvulling van persoonsgegevens in de basisregistratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 29 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek tot rectificatie en aanvulling van gegevens in de basisregistratie persoonsgegevens (brp) beoordeeld. Eiseres had op 18 juni 2021 verzocht om wijziging van haar voornaam, geslachtsnaam, geboorteplaats en nationaliteit, alsook om de opname van oudergegevens in de brp. Dit verzoek werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Midden Drenthe, afgewezen met een besluit van 18 november 2021. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 13 april 2022.

De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat verweerder de aanvraag niet op de juiste wijze heeft beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn en dat de verzoeker brondocumenten moet overleggen die voldoen aan de eisen van de Wet basisregistratie persoonsgegevens. Eiseres heeft verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van haar verzoek, waaronder een paspoort en identiteitskaarten. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de overgelegde documenten niet in aanmerking komen voor wijziging van de brp-gegevens.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van de juistheid van persoonsgegevens in de brp en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met verzoeken tot wijziging van deze gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1751

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Beilen, eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Diels)
en

het college van burgemeester en wethouders van Midden Drenthe, verweerder

(gemachtigden: P. Bakker en J.L.M. van den Broek).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek. Het verzoek betreft rectificatie en aanvulling van de gegevens die over haar zijn opgenomen in de basisregistratie persoonsgegevens (brp).
Met het besluit van 18 november 2021 heeft verweerder geen gevolg gegeven aan het verzoek. Met het bestreden besluit van 13 april 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank gaat uit van het volgende.
1.1.
Over eiseres zijn sinds 15 november 2001 de volgende gegevens opgenomen in de brp:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
Voornaam: [voornaam]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Nationaliteit: [nationaliteit]
Daartoe heeft eiseres een verklaring afgelegd ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden aangewezen ambtenaar onder eed of belofte. Het betreft een verklaring als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onderdeel e., van de Wet basisregistratie persoonsgegevens (Wet brp).
Eiseres heeft op 18 juni 2021 verweerder verzocht om rectificatie en aanvulling van de gegevens. De rectificatie betreft de voornaam, geslachtsnaam, geboorteplaats en de nationaliteit, als volgt:
Voornaam: [gestelde voornaam]
Geslachtsnaam: [gestelde geslachtsnaam]
Geboorteplaats: [gestelde geboorteplaats]
Nationaliteit: [gestelde nationaliteit]
De aanvulling betreft het verzoek om de volgende gegevens in de brp op te nemen:
Als vader:
Geslachtsnaam: [gestelde geslachtsnaam]
Voornaam: [gestelde voornaam van de gestelde vader]
Geboortedatum: [gestelde geboortedatum van de gestelde vader]
Als moeder:
Geslachtsnaam: [gestelde geslachtsnaam van de gestelde moeder]
Voornaam: [gestelde voornaam van de gestelde moeder]
Geboortedatum: [gestelde geboortedatum van de gestelde moeder]
1.2.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar verzoek meerdere documenten overgelegd. Het betreft:
een [landsnaam] paspoort met nummer [nummer paspoort 1] , afgegeven op 26 juli 2019;
een Nederlands verblijfsdocument Regulier Onbepaalde Tijd, met nummer [nummer verblijfsdocument] , afgegeven op 1 juni 2018;
een dubbel gelegaliseerde notariële akte met nummer [nummer notariële akte 1] , gedateerd October 12, 2019, waarin is vermeld “Issue under notarization: Birth”;
een dubbel gelegaliseerde notariële akte met nummer [nummer notariële akte 2] , gedateerd October 21, 2019, waarin is vermeld “Issue under notarization: seal”, tezamen met een kopie van een [documentnaam 1] ;
en dubbel gelegaliseerde notariële akte met nummer [nummer notariële akte 3] , gedateerd October 12, 2019, waarin is vermeld “Issue under notarization: [documentnaam 2] ”, tezamen met een kopie van een “ [documentnaam 2] ”;
een dubbel gelegaliseerde notariële akte met nummer [nummer notariële akte 4] , gedateerd October 12, 2019, waarin is vermeld “Issue under notarization: [naam register] ”, tezamen met een kopie van een “ [naam register] ”;
een dubbel gelegaliseerde notariële akte met nummer [nummer notariële akte 5] , gedateerd December 2, 2019, waarin is vermeld “Issue under notarization: seal”;
een rapport DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs, gedateerd 1 maart 2021;
een [gestelde nationaliteit] id-kaart, met vertaling door een beëdigd vertaler, afgegeven op 21 november 1997;
een [gestelde nationaliteit] id-kaart, met vertaling door een beëdigd vertaler, afgegeven op 30 juni 2000;
een brief van de staatssecretaris van Justitie over een ambtshalve aanbod op grond van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet, zoals bedoeld in WBV 2007/11, gedateerd 11 september 2007.
1.3.
Het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft de overgelegde documenten op verzoek van verweerder onderzocht. Op 16 juli 2021 is een verklaring van onderzoek opgemaakt die ziet op het paspoort [nummer paspoort 1] , de identiteitskaarten afgegeven op 21 november 1997 en 30 juni 2000 en de notariële verklaring met nummer [nummer notariële akte 1] . Eveneens op 16 juli 2021 is een “Verkorte verklaring van onderzoek documenten” opgemaakt over de documenten die door Bureau Documenten als volgt zijn omschreven:
  • 1x kopie [documentnaam 3] # [nummer notariële akte 4] ;
  • 1x kopie [documentnaam 4] # [nummer notariële akte 2] ;
  • 1x kopie [documentnaam 2] # [nummer notariële akte 3] .
Verklaard is dat het gaat om fotokopieën. Op 17 augustus 2021 is een verklaring van onderzoek opgemaakt die ziet op de [naam register] met nummer [nummer notariële akte 5] .
1.4.
Eiseres heeft door tussenkomst van haar gemachtigde bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De Adviescommissie bezwaarschriften heeft een hoorzitting belegd. Eiseres heeft zich ter hoorzitting laten bijstaan door haar gemachtigde. Er is een ongedateerd advies uitgebracht.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daaraan is het ongedateerde advies ten grondslag gelegd. Uit dat advies is het volgende afkomstig.
“[…] Uit de uitspraak van de Raad van State van 18 maart 2015 blijkt dat voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens onomstotelijk moet vaststaan dat deze gegevens juist zijn.
Door deze eis van onomstotelijkheid moet vast komen te staan dat:
1. De oude gegevens onjuist zijn;
2. De nieuwe gegevens juist zijn;
3. Zowel de nieuwe als de oude gegevens zien op dezelfde persoon. […]”
3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Bij uitspraak van 4 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1198, www.rechtspraak.nl) heeft de Afdeling bestuursrechtsrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) haar rechtspraak genuanceerd. Het besluit op bezwaar is genomen vóórdat deze uitspraak is gedaan.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerders besluitvorming is gebaseerd op de toetsingsmaatstaf zoals die luidde tot de uitspraak genoemd in de vorige alinea. Reeds daarom komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Dat die uitspraak ten tijde van het bestreden besluit nog niet was gedaaan, maakt dat niet anders. Het recht is immers niet veranderd, het luidt bij nader inzien alleen anders dan waar verweerder destijds van uitging.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
6. Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank bezien of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel of gedeeltelijk in stand kunnen blijven (artikel 8:72, derde lid van de Awb).
Toetsingskader
7. Voorop moet worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten (rov. 5.1. van ECLI:NL:RVS:2022:2811, www.rechtspraak.nl).
7.1.
Zoals de ABRvS in de uitspraken van 4 mei 2022 samenvattend heeft overwogen, moet in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag worden beantwoord of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend kan worden beantwoord, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving in de brp heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd. (ECLI:NL:RVS:2022:1198 en ECLI:NL:RVS:2022:1300, www.rechtspraak.nl.)
7.2.
De rechtbank zal hierna de overgelegde documenten beoordelen, voor zover die documenten gegevens bevatten waarover het verzoek tot opneming gaat. Het Nederlands verblijfsdocument met nummer [nummer verblijfsdocument] bevat niet dergelijke gegevens. Daarom blijft dat verder buiten beschouwing.
Is het paspoort [nummer paspoort 1] een brondocument?
8. In dit paspoort worden de voornaam, geslachtsnaam, geboorteplaats en nationaliteit vermeld waarover het verzoek tot opneming gaat. Verweerder twijfelt niet aan de echtheid van het paspoort. Het paspoort moet in dit geval daarom worden aangemerkt als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp (vgl. rov. 8.5 van ECLI:NL:RVS:2022:1198, www.rechtspraak.nl).
Welke waarde komt toe aan paspoort [nummer paspoort 1] ?
8.1.
Eiseres stelt dat uit vaste afdelingsjurisprudentie volgt dat moet worden uitgegaan van de juistheid van een door de [gestelde nationaliteit] autoriteiten afgegeven paspoort. Volgens eiseres wordt aan paspoorten in het internationale rechtsverkeer een belangrijke bewijsfunctie toegekend. Als het door de aanvrager overgelegde geschrift een paspoort is en verweerder betwist dat dit overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt, dan zal het in de regel ter onderbouwing van deze betwisting een deskundigenadvies moeten overleggen, aldus eiseres. Volgens haar blijkt uit het onderzoek uitgevoerd door Bureau Documenten niet dat de afgifte wordt betwist.
8.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij grote twijfels heeft of de in het paspoort opgenomen persoonsgegevens juist zijn, of deze op eiseres zien en of controle van de identiteit van eiseres heeft plaatsgevonden voordat tot afgifte van dat paspoort is overgegaan. Hij verwijst in dit verband naar [ambtsbericht 2] , waaruit de volgende informatie afkomstig is over vervanging van een standaardpaspoort:
[citaat uit ambtsbericht 2]
Volgens verweerder is het door eiseres overgelegde paspoort uit 2019 verstrekt op basis van een oud paspoort. Omdat dit oude [gestelde nationaliteit] paspoort niet door eiseres is overgelegd, weet verweerder niet om wat voor paspoort dit gaat, op basis waarvan en door wie dat paspoort is verstrekt. Deze informatie is volgens verweerder essentieel, met name voor wat betreft de vraag hoe en op welke wijze de identiteit door de [gestelde nationaliteit] autoriteiten is onderzocht en is vastgesteld en op basis waarvan het oude paspoort is verstrekt. Verweerder heeft, om duidelijkheid te verkrijgen, schriftelijk navraag gedaan bij de [gestelde nationaliteit] ambassade die het paspoort heeft afgegeven, maar geen reactie gekregen.
8.3.
Eiseres heeft bij het aanvullend beroepschrift gedateerd 3 oktober 2022 alsnog een kopie van de houderpagina overgelegd van een paspoort waarop is te lezen dat het is afgegeven op 30 april 2000. Daarnaast stelt zij in het aanvullend beroepschrift dat het [ambtsbericht 2] nog niet van toepassing was op de datum van de afgifte van het paspoort bekend onder nummer [nummer paspoort 1] . Volgens haar heeft de aanvraag en de afgifte van dat paspoort plaatsgevonden in overeenstemming met de relevante procedure, die is beschreven in het [ambtsbericht 1] .
8.4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8.4.1.
De rechtbank begrijpt uit de kopie van de houderpagina van het paspoort met nummer [nummer paspoort 1] dat het is afgegeven op 26 juli 2019. De verslagperiode voor het [ambtsbericht 2] beslaat de [datums verslagperiode] . De afgiftedatum valt in de verslagperiode. Daarom volgt de rechtbank eiseres niet in haar betoog dat het [ambtsbericht 2] niet van toepassing is op de afgifteprocedure van het paspoort [nummer paspoort 1] .
8.4.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres een onvolledige voorstelling van zaken geeft door te stellen dat Bureau Documenten de afgifte niet heeft betwist. Veeleer is het zo dat Bureau Documenten zich überhaupt niet over de afgifte heeft uitgelaten. Daarover wordt immers in de Verklaring van onderzoek, gedateerd 16 juli 2021, het volgende opgemerkt:
“2.2 Conclusie
[…]
Betreffende de opmaak en afgifte van het document
Dezerzijds kan geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en afgifte van het document.”
8.4.3.
Hetgeen eiseres overigens aanvoert over het paspoort bekend onder nummer [nummer paspoort 1] begrijpt de rechtbank als een verwijzing naar de uitspraak bekend onder ECLI:NL:RVS:2022:1198. De rechtbank beoordeelt dit betoog als volgt.
8.4.4.
In beginsel moet inderdaad van de juistheid van een door de [gestelde nationaliteit] autoriteiten afgegeven paspoort worden uitgegaan. Als verweerder gemotiveerd betwist dat een door eiseres overgelegd geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt, of gemotiveerd stelt dat hij niet kan vaststellen of een overgelegd geschrift aan deze vereisten voldoet, moet in beginsel de aanvrager aannemelijk maken dat dit geschrift wel aan deze vereisten voldoet.
8.4.5.
Verweerder heeft verwezen naar de in het [ambtsbericht 2] beschreven aanvraagprocedure voor een paspoortaanvraag. Hij wijst erop dat het oude [gestelde nationaliteit] paspoort niet door eiseres is overgelegd, zodat hij niet weet om wat voor paspoort dit gaat en op basis waarvan en door wie dat paspoort is verstrekt. Deze informatie heeft verweerder kunnen duiden als essentiële informatie. Verweerder heeft, om duidelijkheid te verkrijgen, schriftelijk navraag gedaan bij de [gestelde nationaliteit] ambassade die het paspoort heeft afgegeven, maar geen reactie gekregen. Verweerder heeft aldus voldaan aan de bewijslast voor zijn stelling dat onduidelijk is hoe tot afgifte van het paspoort is overgegaan. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het paspoort wel aan de vereisten voldoet, reeds omdat zij ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat het [ambtsbericht 2] in het onderhavige geval niet van toepassing zou zijn. Dat uitgangspunt is hiervoor onjuist geoordeeld.
De rechtbank voegt daaraan toe dat eiseres in haar brief van 3 oktober 2022 stelt dat het paspoort met nummer [nummer paspoort 1] is afgegeven op basis van een kopie van een daaraan voorafgaand afgegeven [landsnaam] paspoort met nummer [nummer paspoort 2] . Laatstgenoemd paspoort is afgegeven op 30 april 2000 in [provincie] [land] door het [overheidsorgaan 1] , aldus eiseres. Dat paspoort is afgegeven op 30 april 2000 en is verlopen op 2005.04.29 [de rechtbank leest: 29 april 2005]. Dat is de datum die staat genoemd onder het opschrift “Date of expiry”. Zonder nadere toelichting, die door eiseres niet is gegeven, is niet duidelijk waarom zij zich met dat paspoort (of een kopie van de houderpagina daaruit) heeft kunnen legitimeren bij de [gestelde nationaliteit] autoriteiten. Tussen de datum waarop het paspoort verliep, 29 april 2005, en 26 juli 2019, de afgiftedatum van het paspoort bekend onder [nummer paspoort 1] zijn immers meer dan veertien jaren verstreken.
8.4.6.
Daarnaast is van belang dat verweerder van eiseres mocht verlangen dat zij de onderliggende documenten overlegt, tenzij zij aannemelijk maakt dat zij dit niet kan en dat haar niet kan worden verweten (vgl. rov. 8.4 en 8.6 van ECLI:NL:RVS:2022:1198).
8.4.7.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de onderliggende documenten niet kan overleggen. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat haar dat niet kan worden verweten.
8.5.
In dit geval was verweerder daarom niet gehouden om de in het paspoort vermelde voornaam, geslachtsnaam, geboorteplaats en nationaliteit in te schrijven in de Brp. Het betoog faalt.
Zijn de identiteitskaarten brondocumenten?
9. Eiseres heeft twee identiteitskaarten overgelegd. Volgens de beëdigde vertalingen is het oudste exemplaar afgegeven op 21 november 1997, met [nummer oudste identeitskaart] . Het andere exemplaar is afgegeven op 30 juni 2000, met [nummer andere identiteitskaart] . Beide identiteitskaarten vermelden de voornaam en geslachtsnaam waarover het verzoek tot opneming gaat. Geboorteplaats en nationaliteit zijn niet vermeld. Verweerder twijfelt niet aan de echtheid van de identiteitskaarten. De identiteitskaarten moeten in dit geval daarom worden aangemerkt als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp (vgl. rov. 8.5 van ECLI:NL:RVS:2022:1198, www.rechtspraak.nl).
9.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder in het overleggen van de identiteitskaarten geen aanleiding heeft gezien om de gegevens op te nemen in de brp. Eiseres heeft twee identiteitskaarten overgelegd die brondocumenten zijn. Verweerder heeft niet concreet onderbouwd waarom de daarin vermelde voornaam en geslachtsnaam niet voor verwerking in de brp in aanmerking komen. Verweerder heeft evenmin gemotiveerd betwist dat de identiteitskaarten betrekking hebben op eiseres, terwijl de bewijslast op verweerder rust. Om deze reden kunnen de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit niet in stand blijven (vgl. rov. 14 e.v. van ECLI:NL:RVS:2022:1853, www.rechtspraak.nl).
Zijn de notariële akten bekend onder nummers [nummer notariële akte 1] , [nummer notariële akte 4] , [nummer notariële akte 3] en [nummer notariële akte 2] brondocumenten?
10. Eiseres stelt dat de akten dubbel gelegaliseerd zijn en dat daarom van de juistheid van de documenten dient te worden uitgegaan. In haar aanvullend beroepschrift heeft zij bepalingen van [landsnaam] recht aangehaald. Zij verbindt daaraan de conclusie dat aannemelijk is dat voorafgaand aan de afgifte van die notariële akte over de geboorte kennelijk een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van de akte met nummer [nummer notariële akte 2] stelt zij dat daarbij een origineel document is gevoegd.
10.1.
De rechtbank is van oordeel dat voor de documenten die een notariële akte zijn, moet getoetst worden aan de eisen als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp. De notariële akten kunnen akten zijn zoals bedoeld in deze bepaling. In de documenten wordt namelijk gesproken van een notarial certificate, de Engelse vertaling van notariële akte (vgl. rov. 12 van ECLI:NL:RVS:2022:1198).
10.2.
Uit de verkorte verklaringen van Bureau Documenten volgt dat de notariële verklaring over de geboorte echt is, dat geen uitspraak kan worden gedaan over de opmaak en afgifte ervan en dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. De documenten waar de notariële akten met nummers [nummer notariële akte 4] , [nummer notariële akte 3] en [nummer notariële akte 2] betrekking op hebben zijn volgens Bureau Documenten fotokopieën. De enkele stelling van eiseres dat bij de akte met nummer [nummer notariële akte 2] een origineel document is gevoegd baat haar daarom niet. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat ook bij de akte met nummer [nummer notariële akte 2] een fotokopie is overgelegd.
10.3.
Zoals de ABRvS heeft overwogen in (rov. 8.7 van) de uitspraak van 4 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1198, www.rechtspraak.nl) zijn kopieën niet per definitie uitgesloten als bewijsmiddel, maar de onderliggende documenten van notariële akten zijn aparte stukken. In dit geval is niet gebleken van een reden waarom de originele onderliggende documenten niet konden worden overgelegd. Als regel mag van de aanvrager worden verlangd dat hij brondocumenten en andere documenten indien mogelijk in origineel overlegt (vergelijk rov. 12.1 van de uitspraak van de ABRvS van 4 mei 2022).
10.4.
Ook het feit dat door eiseres overgelegde documenten zijn gelegaliseerd, helpt haar niet. Volgens hoofdstuk B van de Circulaire legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen, alsmede de toepassing van DNA-onderzoek, Ministerie van Justitie en Veiligheid (Stcrt. 2022, 12048, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-12048.html) wordt legalisatie als volgt gedefinieerd:
“In de internationale rechtspraktijk wordt onder legalisatie van buitenlandse openbare akten verstaan: de formaliteit waarbij een bevestigende verklaring wordt afgegeven over de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het document heeft gehandeld en, in het voorkomende geval, de identiteit van het zegel of het stempel dat op het document is geplaatst.
Een legalisatie kan derhalve alleen duidelijkheid verschaffen over de formele echtheid van een stuk.
De procedure strekt ertoe om door vergelijking van de op het stuk geplaatste handtekening(en), zegel(s) en stempel(s), met daartoe gedeponeerde specimina, een bevestiging te verkrijgen ten aanzien van de bevoegdheid van degene die het stuk heeft ondertekend en afgegeven dan wel heeft gelegaliseerd. Dit betekent dat legalisatie geen garantie kan bieden ten aanzien van de juistheid van de inhoud van een stuk.”
De juistheid van de inhoud van het document is door legalisatie niet gegarandeerd. Evenmin blijkt daaruit dat:
het document overeenkomstig plaatselijke voorschriften is opgemaakt;
het document op betrouwbare gegevens is gebaseerd;
er een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
Dit blijkt ook niet uit wat door eiseres is aangevoerd of in de notariële akten zelf is vermeld. Evenmin blijkt daaruit dat alle pagina’s van het originele document zijn gekopieerd dat is gevoegd bij de akte met nummer [nummer notariële akte 2] . Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de onderliggende documenten niet kan overleggen. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat haar dat niet kan worden verweten.
10.5.
De rechtbank is van oordeel dat de documenten met nummers [nummer notariële akte 1] , [nummer notariële akte 4] , [nummer notariële akte 3] en [nummer notariële akte 2] geen brondocumenten zijn in de zin van artikel 2.8 van de Wet brp. Hiervoor is geoordeeld dat verweerder niet gehouden was om de in het paspoort vermelde voornaam, geslachtsnaam, geboorteplaats en nationaliteit in te schrijven in de Brp en dat hij de identiteitskaarten opnieuw moet (laten) beoordelen. Er is bij de huidige stand van zaken geen aanleiding om te bezien of er, en zo ja welke, waarde toekomt aan deze akten als nadere bewijsmiddelen in de zin bedoeld in rov. 7.1. De reden daarvoor is dat vooralsnog niet is gebleken dat de vragen genoemd in die overweging positief kunnen worden beantwoord in het onderhavige geval.
Is de aanbiedingsbrief van de IND omtrent ambtshalve vergunningverlening een brondocument?
11. Eiseres heeft een brief van de IND overgelegd. De brief is gedateerd 11 september 2007. De brief vermeldt de nationaliteit waarover het verzoek tot opneming gaat. Naar het oordeel van de rechtbank is de brief niet te kwalificeren als een geschrift zoals genoemd in de artikel 2.8, eerste lid van de Wet brp. Het is daarom geen brondocument. Er is bij de huidige stand van zaken geen aanleiding om te bezien of er, en zo ja welke, waarde toekomt aan deze brief als nader bewijsmiddel in de zin bedoeld in rov. 7.1. De reden daarvoor is dat vooralsnog niet is gebleken dat de vragen genoemd in die overweging positief kunnen worden beantwoord in het onderhavige geval.
De [naam register] met nummer ( [nummer notariële akte 5] ): nader onderzoek door verweerder nodig
12. Eiseres heeft een verklaring van het [overheidsorgaan 2] overgelegd die is gedateerd 8 november 2019. Bureau Documenten heeft hierover geconcludeerd dat de echtheid positief is beoordeeld, dat geen uitspraak kan worden gedaan over de opmaak en afgifte van het document en dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
In deze verklaring staat informatie over [gestelde voornaam] [gestelde geslachtsnaam] , de persoon die eiseres stelt te zijn. In de verklaring staat:
“[…] [gestelde geslachtsnaam] [gestelde voornaam] (female, Ethnic group: [naam etniciteit] , born on [geboortedatum] , [nummer andere identiteitskaart] ), Residence address: [adres] ”
De informatie in de [naam register] vermeldt een woonadres in [land] . Het had op de weg van verweerder gelegen om hierover navraag te doen bij eiseres, dat heeft hij evenwel nagelaten. Ook om deze reden kunnen de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit niet in stand blijven.
Welke waarde komt toe aan het rapport DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs?
13. Verweerder heeft een schriftelijke verklaring overgelegd opgesteld door prof. dr. mr. J.H.A.M. Grijpink, directeur van het Centrum voor Keteninformatisering BV. De verklaring is gedateerd 22 oktober 2020. Daaruit is het volgende citaat afkomstig.
“[…] De zekerheid dat de identiteit of een identiteitsgegeven van een persoon correct is, kun je dus nooit uit een biometrisch kenmerk afleiden, noch uit een vingerafdruk, noch uit DNA-materiaal. […]”
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaring. In de onderhavige zaak is vooralsnog geen bewijs geleverd dat de in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn. Daarom staat niet buiten redelijke twijfel dat eiseres dezelfde persoon is als degene die onder de naam [gestelde voornaam] [gestelde geslachtsnaam] is genoemd in de door haar overgelegde documenten. Aan het DNA-onderzoek komt daaraan bij de huidige stand van zaken niet de waarde toe die eiseres daaraan gehecht wenst te zien. Dat betekent dat verweerder bij de huidige stand van zaken niet gehouden is om de gegevens in de brp aan te vullen met de gegevens van [gestelde voornaam van de gestelde vader] [gestelde geslachtsnaam] en [gestelde voornaam van de gestelde moeder] [gestelde geslachtsnaam van de gestelde moeder] .

Conclusie en gevolgen

14. Omdat de rechtsgevolgen niet in stand kunnen blijven zal de rechtbank verweerder opdragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daartoe geeft de rechtbank de aanwijzingen hierna opgenomen onder rov. 14.1. tot en met 14.4. (artikel 8:72, vierde lid, van de Awb). Die aanwijzingen moet verweerder opvolgen tenzij hij alsnog geheel aan het verzoek van eiseres tegemoet komt.
14.1.
Verweerder moet alsnog een standpunt innemen over de identiteitskaarten met afgiftedatums 21 november 1997 en 30 juni 2000, die door eiseres zijn overgelegd. Uit dat standpunt moet blijken of de voornaam en geslachtsnaam wel of niet voor verwerking in de brp in aanmerking komen en wat daarvoor de reden is.
14.2.
Verweerder moet bij eiseres navraag doen over het woonadres in [landsnaam] dat is vermeld in de [naam register] en over de uitkomst daarvan een standpunt innemen in het te nemen bestreden besluit.
14.3.
Verweerder moet bezien of er voor hem aanleiding bestaat om terug te komen van zijn standpunt over het DNA-onderzoek dat is uitgevoerd door Verilabs, in het licht van de door hem te maken beoordeling van de identiteitskaarten, zoals bedoeld in rov. 7.1. van deze uitspraak.
14.4.
In het besluit dat verweerder moet nemen ter uitvoering van deze uitspraak dient hij te beslissen over de proceskosten voor de bezwaarfase.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, zal zij bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank zal de proceskosten voor de beroepsfase vast op € 1.518,– (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,– en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de aanwijzingen gegeven in rov. 14.1 tot en met 14.4;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,– (zegge: honderdvierentachtig euro) aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,– (zegge: vijftienhonderd achttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
2-4. […]
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
2-12° […]
2-4. […]
Artikel 2.8
1. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a-b. […]
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit […];
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
3. […]
Artikel 2.10
1. […]
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
4. […]
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.