ECLI:NL:RBNNE:2022:4584

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
21/3754
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling tijdelijke omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tiny house en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 december 2022, wordt het beroep van [eiser] tegen de verlening van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tiny house beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de vergunning terecht is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo. De rechtbank stelt vast dat de vergunning is verleend met toepassing van artikel 4, onderdeel 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), wat inhoudt dat de tiny house tijdelijk kan worden verwijderd zonder onomkeerbare gevolgen. De rechtbank concludeert dat de vergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [eiser].

De rechtbank behandelt verschillende beroepsgronden van [eiser], waaronder de tijdelijkheid van het bouwwerk, de toepassing van de 'Basisprincipes beoordeling kansrijke open plekken', en de impact op het woon- en leefklimaat. [eiser] betwist dat de tiny house tijdelijk is en stelt dat de vergunning niet verleend had mogen worden zonder welstandsadvies. De rechtbank oordeelt echter dat de vergunning op juiste gronden is verleend en dat de afstand tussen de tiny house en de woning van [eiser] voldoende is om te concluderen dat er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt.

De rechtbank wijst het beroep van [eiser] af, waardoor de verleende vergunning in stand blijft. [eiser] krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] ([eiser])

(gemachtigde: M.D. Kaak),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo(het college)
(gemachtigde: R. I. Waijer, M. Van der Gaag en L. Siebers).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] ([vergunninghouder]) en [eigenaren perceel] uit [woonplaats].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiser] tegen het besluit tot verlening aan [vergunninghouder] van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tiny house.
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 oktober 2021 is het college bij de vergunningverlening gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser], diens gemachtigde, de gemachtigde van het college, [vergunninghouder] en de eigenaren van het betrokken perceel.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verlening van de vergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van [eiser].
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Op 2 december 2020 heeft [vergunninghouder] een aanvraag voor een tijdelijke omgevingsvergunning voor de bouw van een tiny house op het adres [adres] te [woonplaats] ingediend, een perceel bij de woning van haar ouders, die daarvan ook eigenaar zijn.
4.2.
Op deze locatie geldt krachtens het bestemmingsplan ‘Buitengebied Tynaarlo – partiële herziening’ de enkelbestemming ‘Wonen’. Het bouwplan is in strijd met artikel 27.2.2. sub a van de planregels dat bepaalt dat het aantal wooneenheden ten hoogste het bestaande aantal per bouwperceel bedraagt. Met het bouwen van een tiny house wordt een woning toegevoegd.
4.3.
Het college heeft op 30 maart 2021 een omgevingsvergunning voor de duur van maximaal tien jaar aan [vergunninghouder] verleend voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk [1] en handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening. [2] De omgevingsvergunning is verleend met toepassing van artikel 4 onderdeel 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Bespreking van de beroepsgronden

De tijdelijkheid van het bouwwerk
5.1.
[eiser] betwist dat sprake is van een tijdelijk bouwwerk. Omdat het geen tijdelijk bouwwerk betreft, had, aldus [eiser], ook een welstandsadvies moeten worden ingewonnen.
5.2.
De vergunning is voor de duur van maximaal 10 jaar verleend. Dit is gebeurd met toepassing van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor. Voor toepassing van die bepaling is vereist dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk is dat de tiny house zonder onomkeerbare gevolgen kan worden verwijderd. [3] In deze procedure is niet van belang of het aannemelijk is of dat dit te zijner tijd ook daadwerkelijk gebeurt. Dat betreft een kwestie van handhaving in de toekomst. Het college en [vergunninghouder] hebben ter zitting uiteengezet dat de tiny house in technisch opzicht kan worden ontmanteld en verwijderd: de tiny house staat op betonplaten en is opgebouwd uit vier componenten die uit elkaar kunnen worden gehaald. [eiser] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Hij heeft enkel uiting gegeven aan de vrees dat de tiny house zal blijven staan, met alle gevolgen van dien.
5.3.
Daarmee is aan het vereiste voor het verlenen van een tijdelijke vergunning op grond van het Bor voldaan en mocht de vergunning op deze grondslag worden verleend. Hieruit volgt dat het college geen welstandsadvies hoefde in te winnen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
De Basisprincipes beoordeling kansrijke open plekken
6.1.
[eiser] voert aan dat het college de ‘Basisprincipes beoordeling kansrijke open plekken’ niet correct heeft toegepast en het de vergunning daarom niet kon verlenen. De rechtbank stelt vast dat deze regels kunnen worden gekwalificeerd als beleid, zodat het college hieraan is gebonden. [4] Het college heeft de vergunningaanvraag blijkens de ruimtelijke afweging in de omgevingsvergunning ook aan dit beleid getoetst. Er is puntsgewijs overwogen dat aan de vereisten is voldaan. [eiser] heeft niet concreet gemaakt op welke manier dit onjuist is. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Het woon- en leefklimaat
7.1.
[eiser] stelt dat plaatsing van de tiny house leidt tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat en in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De tiny house is op 6 meter afstand van zijn perceel gebouwd, waardoor zijn uitzicht en zijn privacy worden verstoord. De geplaatste haag en schutting beperken het zicht dat hij heeft op het bouwwerk ook niet, aldus [eiser].
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college zich op het standpunt stellen dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en geen onevenredige aantasting oplevert van het woon- en leefklimaat van [eiser]. De afstand tussen de tiny house en de woning van [eiser] bedraagt circa 20 meter en de geluiden die met het gebruik van de tiny house gepaard gaan betreffen normale leefgeluiden. Er is tegen die achtergrond onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de effecten die de aanwezigheid van de tiny house heeft op de privacy, het zicht en de rust van [eiser] dusdanig zijn dat ze in deze woonomgeving het aanvaardbare te buiten gaan.
Alternatieven
8.1.
[eiser] voert aan dat het niet noodzakelijk was om een tiny house op het perceel te plaatsen. [vergunninghouder] woonde in de garage en kon daar blijven wonen. Ook zou het verder naar achteren verplaatsen van de tiny house volgens [eiser] een minder verregaande inbreuk hebben gemaakt op zijn woon- en leefomgeving. Het college heeft in de besluitvorming onvoldoende oog gehad voor deze alternatieven.
8.2.
Het is aan het college om op de aanvraag zoals die is gedaan te beslissen. Dit betekent dat de door [vergunninghouder] aangevraagde bouw wordt toegestaan of dat deze wordt afgewezen. Als het project op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van een alternatief alleen betekenis hebben als op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking daarvan een gelijkwaardig resultaat kan worden behaald met aanmerkelijk minder bezwaren. [5] Dat is hier niet het geval. In de door het college onder 6.1 genoemde regels is opgenomen dat moet worden gebouwd aan de doorgaande weg, zodat de plaatsing achterop het perceel niet mogelijk is. Ook verder zijn geen alternatieven voorgesteld die aan de eisen voldoen. De vraag of de aanvraag noodzakelijk was om in woonruimte voor [vergunninghouder] te voorzien, is niet relevant. Het was aan [vergunninghouder] om af te wegen of zij een aanvraag wilde indienen.
Overige gronden
9.1.
[eiser] stelt dat de tiny house niet voldoet aan de definitie van tiny houses die hij op het internet heeft gevonden. Ook deze beroepsgrond treft geen doel. Het college heeft de aanvraag terecht beoordeeld op basis van de feitelijke kenmerken zoals die in de aanvraag zijn beschreven. Definities op het internet zijn niet bepalend voor die beoordeling.
9.2.
[eiser] stelt ook dat in vergelijkbare situaties in de gemeente geen extra woningen op open plekken zijn toegestaan. Hij heeft echter niet concreet gemaakt welke locaties het betreft en het college heeft de stelling betwist. Daarmee is op dit punt onvoldoende aangevoerd om het bestreden besluit aan te tasten.
9.3.
Verder heeft de besluitvorming terecht geen betrekking gehad op eventuele in- en uitritten, zodat de stellingen die [eiser] in dat verband betrekt, deze procedure te buiten gaan en niet hoeven te worden besproken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende vergunning in stand blijft.
11. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid bedoelde activiteiten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Besluit omgevingsrecht
Bijlage II, artikel 4, elfde lid
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Bestemmingsplan ‘Buitengebied Tynaarlo’
Artikel 27.2.2.
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste het bestaande aantal per bouwperceel;
i. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte in elk geval 6 m mag bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt. In het geval dat een bouwwerk plat wordt afgedekt, bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m;

Voetnoten

1.Artikel 2:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
2.Artikel 2:1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a onder 2 van de Wabo en artikel 4, elfde lid van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
3.Zie bijvoorbeeld AbRvS 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1112.
4.Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Zie bijvoorbeeld AbRvS 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:844, onder 10.1.