In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 8 december 2022, wordt een zaak behandeld over mijnbouwschade aan een schuur in Stitswerd. Eiseres, de eigenaar van de schuur, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen, waarin een schadevergoeding was toegekend. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding van één dag voor het indienen van het beroep verschoonbaar is, waardoor het beroep ontvankelijk is. De rechtbank constateert dat de schuur, gebouwd in 1964, verzakt is en dat er tussen 2012 en 2020 meer dan tien bevingen hebben plaatsgevonden in de omgeving. De rechtbank stelt vast dat het bewijsvermoeden van artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, wat inhoudt dat schade aan gebouwen door mijnbouwactiviteiten vermoed wordt te zijn veroorzaakt door die activiteiten. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de schade niet door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt. De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om binnen acht weken het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De uitspraak houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak.