In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, is op 29 november 2022 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2022 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden in afwachting van een afstandsverklaring van eiser.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring is opgelegd omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zal ontwijken of beletten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen en dat hij niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn en dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.