Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
ALLIANZ NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 december 2021
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 februari 2022
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoekster [A] een rechtszaak aangespannen tegen Allianz Benelux N.V. en Allianz Nederland, naar aanleiding van de verwerking van zijn persoonsgegevens door de verzekeraar. [A] was betrokken bij een aanrijding op 31 maart 2019 en heeft schade geclaimd bij Allianz. Allianz erkende de aansprakelijkheid, maar er ontstond een geschil over de toedracht van de aanrijding en de schade die [A] claimde. Allianz betwistte dat alle geclaimde schade gerelateerd was aan de aanrijding en concludeerde dat [A] opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt over de toedracht van het ongeval. Dit leidde tot registratie van [A]'s gegevens in het Interne Verwijzingsregister (IVR) en het Externe Verwijzingsregister (EVR) van Allianz.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, inclusief de verklaringen van getuigen en rapporten van Ongevallen Analyse Nederland (OAN). De rechtbank oordeelde dat [A] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat zijn gedragingen een zwaardere verdenking van fraude opleverden. De rechtbank concludeerde dat de registratie van [A]'s persoonsgegevens in het IVR en EVR gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van de zaak. De verzoeken van [A] om verwijdering van zijn gegevens werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank benadrukte dat de registratie verstrekkende gevolgen kan hebben voor [A], maar dat de belangen van Allianz bij de registratie zwaarder wogen. De rechtbank wees de verzoeken van [A] af en stelde hem in het ongelijk, waarbij de kosten van de procedure voor zijn rekening kwamen.