ECLI:NL:RBNNE:2022:5571

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
9389502 \ CV EXPL 21-3650
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldlening voor de aankoop van een auto tussen ex-partners met terugbetalingsgeschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 5 april 2022, gaat het om een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad. Eiseres heeft gedaagde een bedrag van € 2.000,00 geleend voor de aankoop van een auto, waarvan de kosten gezamenlijk zouden worden gedragen. De auto is op naam van eiseres geregistreerd. Gedaagde heeft slechts vier van de acht overeengekomen termijnen terugbetaald, waarna eiseres de vordering heeft uit handen gegeven aan een incassogemachtigde. Gedaagde heeft in zijn verweer aangevoerd dat de auto te goedkoop is verkocht en dat hij daardoor schade heeft geleden, maar dit verweer werd door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde in verzuim was en dat hij het resterende bedrag van de lening moest terugbetalen, inclusief wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 735,60 werden begroot, en er werd een bedrag aan nakosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 9389502 \ CV EXPL 21-3650
vonnis van de kantonrechter d.d. 5 april 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
in persoon procederende.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. -
het tussenvonnis van 2 november 2021,
- de aantekeningen van de griffier van de gehouden mondelinge behandeling op 7 maart 2022, alwaar namens [eiseres] is verschenen haar moeder mevrouw [naam], die ter zitting ten overstaan van de kantonrechter telefonisch mondeling is gevolmachtigd.
Tevens is [gedaagde] verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. In die periode hebben [eiseres] en [gedaagde] een auto gekocht. De kosten van de aanschaf zouden [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk dragen. De auto is op naam van [eiseres] geregistreerd.
2.2.
[eiseres] heeft [gedaagde] een bedrag van € 2.000,00 geleend ten behoeve van de aankoop .
2.3.
In de overeenkomst die door [eiseres] en [gedaagde] beiden is ondertekend is onder meer opgenomen:
"Artikel 2 Termijnbetaling
Schuldenaar zal het openstaande bedrag betalen in 8 termijnen van € 250,- De termijnen zijn als volgt opgebouwd:
Termijn 1 datum 07-01-2021 bedrag € 250,-
Termijn 2 datum 04-02-2021 bedrag € 250,-
Termijn 3 datum 04-03-2021 bedrag € 250,-
Termijn 4 datum 01-04-2021 bedrag € 250,-
Termijn 5 datum 29-04-2021 bedrag € 250,-
Termijn 6 datum 27-05-2021 bedrag € 250,-
Termijn 7 datum 24-06-2021 bedrag € 250,-
Termijn 8 datum 22-07-2021 bedrag € 250,-
(…)
Artikel 4 Incassomaatregelen
Indien de betalingen niet conform artikel 2 worden voldaan vervalt de betalingsregeling en is het gehele bedrag direct opeisbaar. Schuldeiser zal in dat geval, zonder nadere aankondiging of in gebreke stelling, incassomaatregelen en/of rechtsmaatregelen treffen. De extra kosten komen in dat geval geheel voor rekening van schuldenaar".
2.4.
Conform de overeenkomst heeft [gedaagde] 4 terugbetalingen van € 250,00 aan [eiseres] verricht.
De overige vier termijnen heeft [gedaagde] niet terugbetaald.
2.5.
[eiseres] heeft vervolgens haar vordering uit handen gegeven aan de incassogemachtigde, die [gedaagde] meerdere malen heeft aangeschreven. Ook hierna is [gedaagde] niet tot verdere betaling overgegaan, waarna [eiseres] [gedaagde] voor het overige in rechte heeft betrokken.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen:
a. een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2021 tot
aan de dag der algehele voldoening, althans de wettelijke (handels-)rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
b. een bedrag van € 181,50 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, althans subsidiair een door u Kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
c. de kosten van deze procedure inclusief het salaris-gemachtigde;
d. de nakosten ter hoogte van de helft van het toepasselijke liquidatietarief, maar niet meer dan de helft van het geliquideerde toegewezen salaris, dan wel een bedrag als U.E.A. in goede justitie zal vernemen te behoren, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen de wettelijke vereiste termijn van 2 dagen, althans binnen een door U.E.A. redelijk geachte termijn na betekening aan het te dezen wijzen vonnis heeft voldaan.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van een geldlening een bedrag van € 2.000,00 aan [gedaagde] heeft verstrekt. Het bedrag zou door [gedaagde] in acht termijnen worden terugbetaald. Omdat [gedaagde] niet tot gehele terugbetaling is overgegaan, verkeert hij in verzuim en is hij de gevorderde wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] was de auto zeker wel € 3.900,00 waard. [gedaagde] is van mening dat hij schade heeft geleden omdat [eiseres] de auto te goedkoop heeft verkocht. Volgens [gedaagde] hoeft hij daarom niets meer te betalen en staan ze nu quitte.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] de geldlening niet heeft betwist.
Ook wordt door [gedaagde] niet betwist dat hij ten behoeve van de geldlening een bedrag van
€ 1.000,00 heeft terugbetaald en dat er nog € 1.000,00 openstaat. De kantonrechter overweegt dat het verweer van [gedaagde] geen stand houdt. Dat de auto wellicht te goedkoop is verkocht en dat er daardoor een verschil is geweest tussen de verkoopprijs en de waarde van de auto kan zo zijn, maar is in casu niet relevant. [gedaagde] heeft niet betwist dat de auto op naam van [eiseres] stond geregistreerd en [eiseres] was dus als eigenaar gemachtigd om de auto te verkopen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] geen nadere bewijzen overgelegd om zijn verweer te staven ofwel waaruit blijkt dat hij schade heeft geleden, zodat een eventueel beroep op verrekening niet kan slagen. Daarnaast heeft [gedaagde] ook geen reconventionele vordering ingediend. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.2.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente overweegt de kantonrechter dat vaststaat dat [gedaagde] met de betaling van het verschuldigde bedrag in verzuim is geraakt en dat hij daarom de wettelijke rente is verschuldigd. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen, met dien verstande dat de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2021, zijnde de dag van dagvaarding, zal worden toegewezen.
4.3.
De vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven, ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals is voorgeschreven in artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.4.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 123,60
- griffierecht € 240,00
- salaris gemachtigde
€ 372,00 + (3xtarief € 124,00)
totaal € 735,60
4.5.
Ten aanzien van de nakosten overweegt de kantonrechter dat voor nakosten een half salarispunt zal worden toegekend, met een maximum van € 124,00 overeenkomstig de aanbeveling van het LOVCK&T van 1 februari 2021.

5.Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag groot € 1.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.000,00 vanaf 3 augustus 2021 zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 735,60 en, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling voldoet, tot betaling van € 62,00 aan nakosten.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.R. de Locht en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.
typ/conc: 795/jwk
coll: