In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 februari 2022, in de zaak LEE 22/334, werd een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Het verzoeker, een inwoner van [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Oldambt om zijn woning te sluiten voor een periode van zes maanden, met ingang van 3 februari 2022. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd vermeld dat er drugs in de woning waren aangetroffen. Tijdens de zitting op 10 februari 2022 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P.N. Huisman, en de burgemeester door mr. C.S.G. de Lange. De derde-partij was niet aanwezig.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat het besluit van de burgemeester op een discretionaire bevoegdheid was gebaseerd. Verzoeker had verklaard dat de aangetroffen drugs van hem waren en dat hij deze had aangeschaft uit angst voor een nieuwe lockdown. Hij stelde dat hij meer baat had bij hulpverlening dan bij een herstelsanctie, en dat hij een stabiele woonsituatie nodig had, vooral in het licht van de coronamaatregelen.
De voorzieningenrechter concludeerde echter dat verzoeker niet voldoende had onderbouwd dat zijn situatie een uitzondering rechtvaardigde op de sluiting van de woning. De rechter wees erop dat verzoeker niet op een zwarte lijst stond en dat er woningen beschikbaar waren binnen zijn prijsklasse. Bovendien was er geen overtuigend bewijs geleverd van de kwetsbaarheid van verzoeker die een beroep op de hardheidsclausule zou rechtvaardigen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en werd verwacht dat het besluit van de burgemeester stand zou houden in bezwaar. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum, en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.