ECLI:NL:RBNNE:2022:876

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
LEE 21/2533
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedaling door mijnbouwschade en afbakening van het risicogebied in Groningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van een woning in Groningen, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen als verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van waardedaling van zijn woning, die volgens hem buiten het waardedalingsgebied was geplaatst. Verweerder had in eerdere besluiten de aanvraag afgewezen, met als argument dat de woning van eiser niet binnen het risicogebied voor waardedaling door aardbevingen als gevolg van gaswinning viel. Eiser betwistte deze afbakening en stelde dat verweerder zich niet enkel mocht baseren op de methode van Atlas voor gemeenten, maar ook het advies van de Adviescommissie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen had moeten volgen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder zich op goede gronden heeft gebaseerd op het advies van de deskundige. De rechtbank oordeelde dat er geen waardedaling was vastgesteld in het postcodegebied van eiser, waar de schade-intensiteit slechts 8,6% bedroeg, wat onder de grens van 20% ligt. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn woning daadwerkelijk schade had geleden door aardbevingen. De rechtbank oordeelde dat de keuze van verweerder voor een vaste peildatum voor de bepaling van de schade-intensiteit gerechtvaardigd was en dat de afbakening van het risicogebied op een transparante en navolgbare manier was uitgevoerd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afbakening van risicogebieden en de toepassing van methoden voor schadebegroting in het kader van mijnbouwschade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2533

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.W. Timmer).

Procesverloop

In het besluit van 4 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om vergoeding van waardedaling afgewezen.
In het besluit van 14 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Daarnaast is van de zijde van verweerder dr. J.P. Poort, werkzaam bij Atlas Research (Atlas), verschenen.

Overwegingen

Eiser is sinds 30 augustus 1996 eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , met postcode [postcode] (de woning).
In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag tot vergoeding van waardedaling afgewezen, omdat de woning van eiser buiten het gebied zou liggen waar waardedaling door aardbevingen ten gevolge van gaswinning kan optreden. Partijen verschillen van mening over de (wijze van) afbakening van het waardedalingsgebied.
3.1.
Eiser stelt dat verweerder zich niet enkel mag baseren op de methode van Atlas voor gemeenten ter bepaling van schade door waardedaling. Verweerder heeft, volgens eiser, verzuimd het advies van de Adviescommissie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen, onder voorzitterschap van mr. A. Hammerstein (de Adviescommissie) op te volgen. De Adviescommissie heeft vier uitgangspunten bepaald waaraan de methode tot begroting van schade zou moeten voldoen. De methode moest transparant, navolgbaar, uitlegbaar en uitvoerbaar zijn. Volgens eiser schiet de methode van Atlas op al deze punten tekort.
3.2.
Eiser stelt dat het onterecht is dat zijn woning buiten het waardedalingsgebied ligt, nu verweerder niet transparant is over de wijze van afbakening. Verweerder zou zich baseren op de schade-intensiteit per postcodegebied. Verweerder maakt echter niet inzichtelijk hoe de berekening van de schade-intensiteit plaatsvindt en legt bovendien het begrip ‘schade-intensiteit’ op verschillende manieren uit.
3.3.
Verweerder merkt op dat met ‘schade-intensiteit’ bedoeld wordt: het aantal meldingen waarbij een schadevergoeding voor fysieke schade is toegekend ten opzichte van de gehele woningvoorraad in het betreffende postcodegebied. Verweerder erkent dat in het bestreden besluit wat verwarring gecreëerd wordt over dit begrip, maar stelt dat eiser hierdoor niet benadeeld is.
3.4.
Verweerder licht toe dat de afbakening van het waardedalingsgebied in eerste instantie plaats heeft gevonden op basis van empirisch onderzoek naar mogelijke waardedaling, waarbij elk postcodegebied met fysieke schade is meegenomen. Daarbij zijn alle woningtransacties in het potentiële risicogebied, waartoe ook het postcodegebied van eiser gerekend werd, vergeleken met transacties van woningen buiten het aardbevingsgebied. Door middel van een regressieanalyse is de prijsontwikkeling in het aardbevingsgebied vergeleken met de prijsontwikkeling buiten het aardbevingsgebied. Vervolgens is op basis van deze vergelijking een gebied bepaald waar sprake zou zijn geweest van waardedaling. Er bleek een significante samenhang te bestaan tussen de schade-intensiteit en de waargenomen waardedaling. In gebieden waar de schade-intensiteit 40% bedroeg, stond vast dat er waardedaling had plaatsgevonden. In gebieden waar de schade-intensiteit 20% bedroeg, was waardedaling statistisch niet uit te sluiten. In gebieden met een schade-intensiteit onder de 20% was waardedaling uitgesloten en werd zelfs een positief effect op de prijsontwikkeling waargenomen, het zogenoemde waterbedeffect.
3.5.
Verweerder voert aan dat de onderzoeken van Atlas en de adviezen van de Adviescommissie, waarop verweerder zich baseert, openbaar zijn. Verweerder voert voorts aan dat eiser reeds geïnformeerd is over de schade-intensiteit in zijn postcodegebied. Deze bedraagt 8,6% en ligt dus ruim onder de grens van 20%. Bovendien zou een controle van de schade-intensiteit door eiser de uitkomst van het besluit niet veranderen. In het postcodegebied van eiser is in de onderzoeksperiode geen waardedaling vastgesteld, waardoor dit gebied niet tot het risicogebied voor waardedaling gerekend is.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich heeft mogen baseren op het advies (en onderliggend onderzoek) van de deskundige, waarin overtuigend wordt aangetoond dat er geen waardedaling is in gebieden waar sprake is van minder dan 20% toegekende schademeldingen. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de afbakening van het risicogebied tot stand is gekomen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
4.1.
Eiser stelt voorts dat de methode niet uitlegbaar is, nu verweerder een volstrekt arbitraire peildatum hanteert van 1 januari 2019 voor het bepalen van de schade-intensiteit. In [woonplaats] wonen veel oude mensen, die pas later schade gemeld hebben. Bovendien heeft de toenmalige Nationaal Coördinator Groningen, de heer Alders, aangegeven dat [woonplaats] buiten de ‘contourenlijn’ lag. Het had voor woningeigenaren daarom geen zin om fysieke schade te melden. Ook daarom zijn er pas later schademeldingen gedaan. Tot slot heeft de afhandeling van deze aanvragen veel vertraging opgelopen bij de betreffende instanties, waardoor eventuele meldingen pas later toegekend zijn. Uit eiser nu bekende gegevens, blijkt dat de schade-intensiteit in [woonplaats] inmiddels ook veel hoger ligt.
4.2.
Verweerder erkent dat het bepalen van de schade-intensiteit een momentopname is. Dit hangt samen met de keuze voor abstracte schadebegroting. Daarvoor is vereist dat een peildatum bepaald wordt. Dit is 1 januari 2019 geworden. Verweerder is op deze datum uitgekomen, omdat verweerder (op basis van de onderzoeken van Atlas) reden ziet om aan te nemen dat – het risico op – het optreden van aardbevingen na deze datum in de waarde van woningen is ‘ingeprijsd’. Deze peildatum geldt voor het hele risicogebied en moet uniform toegepast worden. Daar kan niet per postcodegebied van afgeweken worden.
4.3.
Verweerder licht voorts toe aan dat Atlas bezig is met een actualisatie van het onderzoek. Deze actualisatie is aanstaande. De nieuwe peildatum zal dan bepaald worden op 1 januari 2021. Naar verwachting zal dan een nieuwe afbakening van het risicogebied plaatsvinden. Er wordt dan rekening gehouden met een (eventuele) hogere schade-intensiteit. Wel wil verweerder hierbij de kanttekening plaatsen dat, nu de afbakening, opnieuw plaats zal vinden, dat de ondergrens van de schade-intensiteit ook anders bepaald kan worden. Dit ligt aan de resultaten van het onderzoek en staat nog niet vast.
Mocht het postcodegebied van eiser na de actualisatie wel tot het risicogebied behoren, dan is momenteel de insteek dat eiser een nieuwe aanvraag zal kunnen doen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht uitgaat van een vaste peildatum voor de bepaling van de waardedaling. Het hanteren van een peildatum is inherent aan het gebruik van een model en leidt tot uniforme toepassing van de onderzoeksresultaten voor het hele risicogebied. De rechtbank acht daarbij van belang dat een eventuele verandering van de omstandigheden betrokken zal worden in de actualisatie van de methode, met eventueel mogelijkheid voor een nieuwe aanvraag. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.1.
Eiser meent dat de methode niet navolgbaar is. Het postcodegebied van eiser wordt aan alle kanten omringd door gebieden die wel binnen het waardedalingsgebied liggen. Het enige argument daarvoor lijkt te zijn dat in deze gebieden wel eerder schade is gemeld en (kennelijk) toegekend.
5.2.
Verweerder merkt op dat bij de vaststelling van het risicogebied een zestal gebieden naar voren kwam, die midden in het waardedalingsgebied lagen, maar waar de schade-intensiteit lager dan 20% was. Deze gebieden, de zogenoemde enclaves, zijn vervolgens nader bekeken en op advies van de Adviescommissie uiteindelijk wel opgenomen in het risicogebied. Het grote verschil tussen het postcodegebied van eiser en deze enclaves is dat de enclaves volledig omsloten worden door gebieden waar de schade-intensiteit wel minimaal 20% bedraagt. De enclaves liggen als het ware midden in het risicogebied. Het postcodegebied van eiser wordt niet volledig omsloten door gebieden waar de schade-intensiteit minimaal 20% bedraagt. Dit gebied ligt aan de rand van het risicogebied. Er is dus geenszins sprake van gelijke gevallen.
5.3.
Verweerder vult daarop aan dat de keuze om het postcodegebied van eiser niet toe te voegen aan het risicogebied niet licht gemaakt is. Op 4 maart 2021 heeft het Kamerlid Nijboer een motie ingediend, waarin hij de regering verzocht om het postcodegebied van eiser en nog drie andere gebieden toe te voegen aan het risicogebied. [1] Dit verzoek is door de minister van EZK voorgelegd aan verweerder. Verweerder heeft hierover advies gevraagd aan de Adviescommissie. Op 28 juni 2021 heeft de Adviescommissie met klem geadviseerd om niet over te gaan tot uitbreiding van het risicogebied. [2] Verweerder volgt dit advies en mocht dit advies ook volgen nu het een zeer duidelijk en goed navolgbaar advies betreft.
5.4.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden afgezien heeft van uitbreiding van het risicogebied. In het geval van de enclaves is er sprake van een andere situatie. Verweerder kon dus in het geval van het postcodegebied van eiser een andere keuze maken dan in het geval van de enclaves. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder het advies van de Adviescommissie van 28 juni 2021 heeft mogen volgen. De Adviescommissie stelt in haar advies het volgende:
“In het gekozen model van Atlas voor Gemeenten vindt een afbakening plaats van de gebieden waar nog wel waardedaling is opgetreden en uiteraard ook van alles wat daarbuiten valt. Het onvermijdelijke gevolg ervan is dat de eigenaren van woningen op locaties die grenzen aan het afgebakende gebied, teleurgesteld zijn dat zij net buiten de boot vallen. Dit fenomeen zal blijven bestaan ongeacht welke correcties worden aangebracht. Wij zouden begrip kunnen opbrengen voor die teleurstelling als het gebied waarover het hier gaat zeer krap was afgebakend. Het tegendeel is echter het geval. Zo blijkt uit het model dat alleen in postcodegebieden met 40% of meer toegekende schadeclaims statistisch significant sprake is van waardedaling. Omdat waardedaling in postcodebieden met 20-40% toegekende schadeclaims echter niet uitgesloten kan worden, worden deze ook tot het effectgebied gerekend.
Door die keuze zijn twijfelgevallen al meegenomen in de regeling van de waardedaling. Wij zien derhalve methodisch geen aanleiding om het effectgebied uit te breiden met de vier hiervoor genoemde postcodegebieden en achten het zelfs zeer onverstandig en principieel onjuist om op grond van louter willekeurige bezwaren het gebied aan te passen.”
Het advies van de Adviescommissie is, in de ogen van de rechtbank, duidelijk en goed navolgbaar. Verweerder mocht daarom op dit advies afgaan. Deze beroepsgrond van eiser slaagt evenmin.
6.1.
Eiser stelt dat hij wel degelijk schade heeft geleden door waardedaling. Hij baseert zich op twee stukken waaruit de WOZ-waarde van de woning blijkt. Eiser geeft aan dat alle woningen in de omgeving in waarde stegen, maar dat door de gemeente is vastgesteld dat zijn woning in waarde is gedaald.
6.2.
De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser zo dat hij wil dat in zijn geval afgeweken wordt van de abstracte schadebegroting en naar de concrete omstandigheden wordt gekeken.
6.3.
De rechtbank overweegt dat de keuze van verweerder voor de methode van Atlas, waarbij de schade abstract wordt begroot, meermaals door deze rechtbank als redelijk en aanvaardbaar is beoordeeld. [3] Eiser heeft onvoldoende omstandigheden naar voren gebracht die verweerder aanleiding hadden moeten geven om af te wijken van deze methode. De stukken waaruit blijkt dat de WOZ-waarde van eisers woning is gedaald zijn daarvoor onvoldoende, nu uit deze stukken niet blijkt dat de waardedaling veroorzaakt is door (het risico op) aardbevingen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht ook niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Advies van 28 juni 2021, bijlage bij Kamerbrief van de minister van EZK van 9 juli 2021, kenmerk BBR/21171214,
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668 en (specifiek voor de afbakening van het risicogebied) Rb. Noord-Nederland 21 januari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:162.