ECLI:NL:RBNNE:2022:890

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
LEE 21/2030
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake mijnbouwschade en waardedaling van woningen in Groningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over mijnbouwschade en waardedaling van woningen in Groningen. Eiser, eigenaar van een woning in een postcodegebied dat door de verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, is aangemerkt als niet-risicogebied, heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om vergoeding van waardedaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door verweerder is afgewezen op basis van een onderzoek van Atlas voor gemeenten, waaruit blijkt dat in het postcodegebied van eiser geen waardedaling door aardbevingen is vastgesteld.

Eiser betoogde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de specifieke omstandigheden van zijn postcodegebied, waaronder de ondermelding van schade door huurders. De rechtbank oordeelde echter dat de afbakening van het risicogebied op een deugdelijke wijze was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was voor verweerder om een uitzondering te maken voor eiser. De rechtbank concludeerde dat de situatie in het postcodegebied van eiser niet gelijk was aan die van andere gebieden waar wel waardedaling was vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afbakening van risicogebieden en de toepassing van beleid in het kader van schadevergoeding voor waardedaling door mijnbouwactiviteiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2030

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.W. Timmer).

Procesverloop

In het besluit van 21 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om vergoeding van waardedaling afgewezen.
In het besluit van 18 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Tevens was [betrokkene] , schoonzus van eiser, aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is sinds 16 maart 2006 eigenaar van de woning aan [adres] te [woonplaats] , met postcode [postcode] (de woning).
In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag tot vergoeding van waardedaling afgewezen, omdat de woning van eiser buiten het gebied zou liggen waar waardedaling door aardbevingen ten gevolge van gaswinning kan optreden. Partijen verschillen van mening over de (wijze van) afbakening van het waardedalingsgebied.
3.1.
Eiser stelt dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit rekening had moeten houden met de omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid snapt eiser dat de afbakening van het risicogebied modelmatig gebeurt. In zijn geval had verweerder echter rekening moeten houden met het grote aantal huurwoningen in het postcodegebied. In het geval van een huurwoning wordt, volgens eiser, minder vaak melding gemaakt van fysieke schade aan de woning. Er is sprake van ‘ondermelding’. Door deze ondermelding is het aantal meldingen, waarbij schadevergoeding voor fysieke schade is toegekend, ten opzichte van de gehele woningvoorraad in het postcodegebied ook laag. Op basis van deze zogenoemde lage ‘schade-intensiteit’ is het postcodegebied van eiser ten onrechte niet meegenomen in het risicogebied, aldus eiser.
3.2.
Eiser stelt verder benadeeld te zijn doordat verweerder een vergelijking van woningtransacties heeft gemaakt die via een NVM-makelaar hebben plaatsgevonden. Deze keuze benadeelt postcodegebieden met veel huurwoningen of woningen in beheer bij woningcorporaties, waarvan in eisers postcodegebied sprake is.
3.3.
Verweerder licht toe dat de afbakening van het waardedalingsgebied in eerste instantie plaats heeft gevonden op basis van empirisch onderzoek naar mogelijke waardedaling, waarbij elk postcodegebied met fysieke schade is meegenomen. Daarbij zijn alle woningtransacties in het potentiële risicogebied, waartoe ook het postcodegebied van eiser gerekend werd, vergeleken met transacties van woningen buiten het aardbevingsgebied. Door middel van een regressieanalyse is de prijsontwikkeling in het aardbevingsgebied vergeleken met de prijsontwikkeling buiten het aardbevingsgebied. Op basis van deze vergelijking is een gebied bepaald waar sprake zou zijn geweest van waardedaling. Vervolgens bleek er een significante samenhang te bestaan tussen de schade-intensiteit en de waargenomen waardedaling. In gebieden waar de schade-intensiteit 40% bedroeg, stond vast dat er waardedaling had plaatsgevonden. In gebieden waar de schade-intensiteit 20% bedroeg, was waardedaling statistisch niet uit te sluiten. In gebieden met een schade-intensiteit onder de 20% was waardedaling uitgesloten en werd zelfs een positief effect op de prijsontwikkeling waargenomen, het zogenoemde waterbedeffect.
3.4.
Verweerder heeft voorts ter zitting toegelicht dat, wanneer rekening gehouden zou worden met de ondermelding door huurders, dit er niet toe zou leiden dat in het postcodegebied van eiser de grens van een schade-intensiteit van 20% gehaald zou worden. Verweerder stelt dat in het algemeen mag worden aangenomen dat 70% van de huurders een melding doen van schade. Dat zou betekenen dat 30% van de schade ‘gemist’ wordt. In het postcodegebied van eiser staan 7.785 woningen. In dit postcodegebied is een schade-intensiteit van 1-10% vastgesteld. Uitgaande van het slechtste scenario, is er sprake van 10% toegekende schade ten opzichte van de totale woningvoorraad. Dit zou neerkomen op 778 toegekende schademeldingen. Om de ondermelding van huurders mee te nemen in de berekening, wordt 778 verhoogd met 30%. Dit zou betekenen dat in het gebied 1.011 toegekende schademeldingen zouden zijn geweest. Je komt dan uit op een schade-intensiteit van 12,9%. Dit is nog steeds ruim onder de grens van 20%.
3.5.
Verweerder stelt daarnaast dat eiser niet benadeeld is doordat in het onderzoek van Atlas enkel gekeken is naar woningtransacties, via een NVM-makelaar. Verweerder acht het, gezien het grote aantal transacties dat is vergeleken (ruim 45.000), onwaarschijnlijk dat in het postcodegebied van eiser geen enkele transactie heeft plaatsgevonden. Bovendien is op deze wijze een vergelijking gemaakt tussen gelijksoortige transacties, die daadwerkelijk op de woningmarkt plaatsvinden. Woningcorporaties hebben een geheel eigen wijze van verkoop van woningen. Het zou daarom onjuist zijn om deze in de vergelijking mee te nemen.
3.6.
De rechtbank overweegt dat verweerder met de Procedure en Werkwijze van het IMG (de werkwijze), gebaseerd op de Tijdelijke wet Groningen (TwG), een schaderegeling heeft ontwikkeld voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied (hoofdstuk 3). Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas voor gemeenten (Atlas), wordt gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor de vaststelling van dit beleid heeft het onderzoeksbureau van Atlas grootschalig onderzoek verricht naar de waardedaling in het aardbevingsgebied. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de afbakening van het risicogebied heeft mogen baseren op het onderzoek van Atlas. [1] Uit dit onderzoek volgt dat in het postcodegebied van eiser geen waardedaling ten gevolge van (het risico op) aardbevingen heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft met de verwijzing naar deze uitkomst zijn standpunt deugdelijk onderbouwd.
4.1.
Eiser stelt dat de situatie in zijn postcodegebied gelijk is aan de situatie in de zogenaamde enclaves elders in de provincie. Dit zijn gebieden met een schade-intensiteit van minder dan 20% die omringd worden door gebieden met een hogere schade-intensiteit. Verweerder heeft besloten deze gebieden ook tot het waardedalingsgebied te rekenen. Net zoals voor deze enclaves, geldt ook voor het postcodegebied van eiser dat veel nieuwbouw plaats heeft gevonden. Een van de redenen om deze gebieden op te nemen, was dat de enclaves pas sinds 2017 bestaan en er dus niet eerder schade gemeld kon worden. Eiser begrijpt niet waarom dat in zijn postcodegebied anders zou zijn.
4.2.
Verweerder betwist dat het hier gaat om gelijke gevallen en licht toe waarom de enclaves tot het uiteindelijke risicogebied zijn gerekend. Na een eerste afbakening van het risicogebied op basis van een schade-intensiteit van 20%, kwam een zestal gebieden naar voren, die midden in het waardedalingsgebied lagen, maar waar de schade-intensiteit lager dan 20% was. Deze gebieden, de zogenoemde enclaves, zijn vervolgens nader bekeken en op advies van de Adviescommissie uiteindelijk wel opgenomen in het risicogebied. Een van de overwegingen daarbij was inderdaad de ‘jeugdigheid’ van de enclaves, waardoor het niet mogelijk was geweest om schademeldingen te doen. Het is te kort door de bocht om te stellen dat elke vorm van nieuwbouw van invloed is geweest op de mogelijkheid om schademeldingen te doen.
Het grote verschil tussen het postcodegebied van eiser en deze enclaves is dat de enclaves volledig omsloten worden door gebieden waar de schade-intensiteit wel minimaal 20% bedraagt. De enclaves liggen als het ware midden in het risicogebied. Het postcodegebied van eiser wordt niet volledig omsloten door gebieden waar de schade-intensiteit minimaal 20% bedraagt. Dit gebied ligt aan de rand van het risicogebied. Er is dus geenszins sprake van gelijke gevallen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van gelijke gevallen. In beide situaties was er wellicht sprake van nieuwbouw, maar de omstandigheden van beide gevallen zijn anders. Een van de enclaves bestond in het geheel nog niet in 2017, waardoor over de jaren 2012 tot 2017 geen meldingen van schade konden worden gedaan. Daarvan is in het postcodegebied van eiser geen sprake, zelfs niet als een deel van de woningen vervangen is door nieuwbouwwoningen. Bovendien lagen de enclaves midden in het risicogebied, volledig omringd door risicogebied, waardoor het niet goed te verklaren is waarom in deze gebieden geen sprake zou zijn van waardedaling. Verweerder heeft in het geval van de enclaves dan ook een andere keuze kunnen maken dan ten aanzien van het postcodegebied van eiser. De begunstigende benadering in het geval van de enclaves noopt verweerder niet tot een nog verdere uitbreiding van het risicogebied in dit geval. Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
5.1.
Eiser stelt dat er sprake zou moeten zijn van maatwerk, waarbij uitgegaan moet worden van een ruimhartige afhandeling van schade, zoals de TwG voorschrijft. Voor de blauwe gebieden (schade-intensiteit > 20%) zou verweerder dan zonder meer schadevergoeding toe kunnen kennen. Voor de gele gebieden (schade-intensiteit < 20%) is een individuele beoordeling van de omstandigheden op zijn plaats. Nu verweerder onverkort vasthoudt aan het model, is er geen sprake van een evenredig besluit.
5.2.
Verweerder stelt dat de mogelijkheid om maatwerk te leveren, bestaat. Dan moet er wel een aanleiding zijn om van het beleid af te wijken. Die aanleiding is hier niet, volgens verweerder. Er is in het algemeen al sprake van een ruimhartige afhandeling van schade door bijvoorbeeld het gebruik van zekerheidstoeslagen en door bij de afbakening van het gebied uit te gaan van een minimale schade-intensiteit van 20%. Verder verwijst verweerder naar het aanvullend advies van de Adviescommissie van 28 juni 2021 over uitbreiding van het risicogebied, waarin onder meer wordt gesteld [2] :
“In het gekozen model van Atlas voor Gemeenten vindt een afbakening plaats van de gebieden waar nog wel waardedaling is opgetreden en uiteraard ook van alles wat daarbuiten valt. Het onvermijdelijke gevolg ervan is dat de eigenaren van woningen op locaties die grenzen aan het afgebakende gebied, teleurgesteld zijn dat zij net buiten de boot vallen. Dit fenomeen zal blijven bestaan ongeacht welke correcties worden aangebracht. Wij zouden begrip kunnen opbrengen voor die teleurstelling als het gebied waarover het hier gaat zeer krap was afgebakend. Het tegendeel is echter het geval. Zo blijkt uit het model dat alleen in postcodegebieden met 40% of meer toegekende schadeclaims statistisch significant sprake is van waardedaling. Omdat waardedaling in postcodebieden met 20-40% toegekende schadeclaims echter niet uitgesloten kan worden, worden deze ook tot het effectgebied gerekend. (...)
Door die keuze zijn twijfelgevallen al meegenomen in de regeling van de waardedaling. Wij zien derhalve methodisch geen aanleiding om het effectgebied uit te breiden met de vier hiervoor genoemde postcodegebieden en achten het zelfs zeer onverstandig en principieel onjuist om op grond van louter willekeurige bezwaren het gebied aan te passen.”
5.3.
Eiser heeft, naar het oordeel van de rechtbank, niet aannemelijk gemaakt dat toepassing van de door verweerder gehanteerde wijze van afbakening en afhandeling van schadeverzoeken in zijn geval leidt tot onevenredig nadeel, waardoor deze toepassing achterwege zou moeten blijven. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat er in zijn geval wel sprake is van waardedaling. Op die grond bestaat er voor verweerder geen aanleiding om van het beleid af te wijken.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht ook niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank van 21 januari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:162, r.o. 5.3-5.5.
2.Advies van 28 juni 2021, bijlage bij Kamerbrief van de minister van EZK van 9 juli 2021, kenmerk BBR/21171214,